Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Kerkorde (123)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de Kerkorde (123)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zooals we zagen, stonden de gereformeerde synoden in ons land op het standpunt, dat de ouderlingen en diakenen niet voor levenslang werden gekozen.
De gereformeerde theologen uit den bloeitijd van de gereformeerde theologie waren het daarmee van harte eens.
We herinneren aan Polyander, die oordeelt, dat de tweejarige dienst eer goed- dan afgekeurd moet worden. Ook Voetius, de grootmeester van ons gereformeerde kerkrecht, heeft dit duidelijk geleerd. Hij deed dit voornamelijk in zijn strijd met de Remonstranten.
Deze laatsten spraken smalend van „éénjarige en tweejarige ouderlingen". Ze beweerden, dat het wezen van het ambt door een tijdelijke bediening verloren ging. Voetius heeft hun van antwoord gediend, en gezegd, dat het „tijdelijke" van het ambt het wezen ervan in het geheel niet te niet doet, omdat het „tijdelijke" slechts iets bijkomstig is.
Hij ziet geen enkele reden om de bestaande gewoonte te veranderen. Het zoude mij genoeg schijnen, zegt hij, indien de twee jaren bediening (die den meesten bij ons wordt opgelegd) in drie of vier of vijf jaren (waar zulks gemakkelijk geschieden konde) wierden veranderd, naar de vrijheid en het gemak der Kerken en Ouderlingen.
We zijn het met deze zienswijze van onze oude synoden en onze oude gereformeerde theologen volkomen eens. Waar onze vaderen, die zoo goed thuis waren in de Schrift, geen enkel Schriftuurlijk bewijs konden vinden voor een levenslang dienen, daar zullen ook wij daarin wel niet slagen. Om practische redenen hebben ze daarom slechts., een tijdelijken dienst van ouderling en diakenen gewild. Niemand ga dan ook op zij voor het argument, dat iemand „zich voor zijn geheele leven geroepen gevoelt".
Of iemand door God geroepen is, zal wel blijken: de Heere roept immers door middel van Zijn gemeente. En waar Gods kerk den regel heeft gesteld: zooveel jaren dienen, daar behoeft ze niet te buigen voor het persoonlijk gevoelen van den een of anderen broeder, wiens motieven immers door geen mensch gecontroleerd kunnen worden.
Op zulk een persoonlijk, oncontroleerbaar en misschien uit hoogmoed of heerschzucht voortgekomen gevoelen, af te gaan, voert regelrecht in de armen van het doopersche, spiritualistische individualisme, d.w.z. voert regelrecht naar de tirannie van een mensch. En voor deze menschelijke heerschappij in de kerk, onder welke vormen zij zich ook moge openbaren, zij de kerk altoos bevreesd!
Tot slot laten we hier nog volgen een uitspraak van Prof. Dr. H. Bouwman en een besluit van de synode der Gereformeerde Gemeenten. In zijn Geref. Kerkrecht, l, 608/9 schrijft Bouwman: „Vóór finale aftreding pleit:
a. dat dezelfde broeders niet teveel bezwaard worden met den last van het ambt. Neemt een ouderling of een diaken getrouw zijn ambt waar, dan lijdt hij in zijn aardsch beroep of bedrijf lichtelijk schade. Ook kan een ambtsdrager vaak niet voldoenden tijd wijden aan zijn huisgezin, zoo hij tevens een man van zaken is. Rijken, renteniers, enz. die veel tijd hebben, om zonder schade voor hun gezin, enz. zich te kunnen wijden aan het ambt, zijn er niet velen in de gemeente. Daarom moet het woord van den apostel worden betracht: „Draagt elkanders lasten, en vervult alzóó de wet van Christus".
b. De gaven en de krachten, die in de gemeente schuilen, komen langs den weg van finale aftreding beter tot openbaring. Niet alle leden der gemeente zijn geschikt voor het ambt, maar toch is het wenschelijk, dat zoovelen mogelijk, de gemeente in hare breede kringen, medeleven en het gewicht van het ambt gevoelen. Zoodoende komt er meer medeleven met de zaken der gemeente, meer gebed voor de ambtsdragers, en wordt de ontwikkeling en de bloei der kerk bevorderd.
c. De hiërarchie, de regeering van enkelen wordt er door tegengegaan. De klacht, dat de gemeente onder voogdij staat, wordt daardoor afgesneden. Wanneer er geen finale aftreding is, kunnen predikanten met ouderlingen en diakenen samenwerken in eenen geest, die niet is naar den wensch der gemeente.
d. Is herkiezing terstond regel, dan wordt de verkiezing vaak een schijnverkiezing. De gemeente wil iemand niet grieven. Menigeen, die bij zijn aftreding niet herkozen wordt, gevoelt zich lichtelijk beleedigd. (Wij voegen er tusschen haakjes bij, dat waar de gewoonte van herkiezing bestaat, dit wel eens aanleiding kan geven, dat er „gewerkt" wordt in de gemeente, om toch ook maar eens „nieuwen" in den kerkeraad te krijgen, H.). Ook kan de gemeente langs den weg van finale aftreding en niet herkiesbaar stellen, gemakkelijk bevrijd worden van ambtsdragers, die niet geschikt of getrouw zijn. Evenwel is de finale aftreding niet overal en altoos mogelijk. Vooral in kleine en geestelijk zwakke kerken stuit men op bezwaar.. .
Evenwel houde men zich, indien eenigszins mogelijk, aan de bedoeling van de Kerkenordening en handhave en voere in finale aftreding Juist in de afwisseling van ouderlingen en diakenen, waardoor heel de gemeente in het ambt medeleeft, schuilt de kracht der presbyteriale kerkregeering".
De Synode van de Gereformeerde Gemeenten van 12 en 13 Mei 1909 te Goes sprak uit: „Overwegende dat het ambt van ouderling en diaken plaatselijk is, en daarin onderscheiden van het ambt des leeraars, dat al het aan één plaats gebondene, tijdelijk moet zijn, dewijl niemand zeker is zijn gansche leven op één plaats te zullen wonen; en dus van het ambt van ouderling en diaken niet kan gezegd, gelijk van dat des leeraars, dat het is voor het geheele leven, art. 12 D.K.O., dat onze vaderen: „om te schouwen alle werkelijke tirannie, en ook om anderen tot den dienst des ambts in te leiden", de diensttijd voor een ouderling en diaken hebben bepaald op twee jaren, (vr. van Middelburg 1581, Synode van Dordt 1574 en 1619),
oordeelt: Hoewel in dezen de gemeenten vrijlatend, dat volgens art. 27 onzer K.O., regel hoorde te zijn dat ouderlingen en diakenen die twee jaar hebben gediend, aftreden en dat in hun plaats anderen verkoren worden; dat echter, óf om het geringe aantal geschikte candidaten voor die ambten, óf om de bijzondere gaven die God één of andere dienende ambtsbroeder gegeven heeft, van dien regel mag worden afgeweken (alinet 2, art. 27 D.K.O.).
De aftredende broeders worden dan gezamenlijk of gedeeltelijk mede tot candidaten gesteld, geheel gelijk met de candidaten die nog niet in het ambt dienen,
dat, hoewel zij in het ambt dienen totdat de andere broeders bevestigd zijn, uit deze candidaatstelling vanzelf vloeit, dat de ambtsdragers op dat oogenblik ambtsdrager-uit zijn, anders konden ze niet door de gemeente tot dat ambt worden verkoren, dat mitsdien, gelijk bij burgerlijke stemmingen, ook kerkelijk ten tweede of derde maal verkoren ambtsdragers telkens behooren bevestigd te worden, zullende deze bevestiging telkens weder de band vernieuwen tusschen ambtsdrager en gemeente, en de eerste telkenmale weder brengen onder het diepe besef van het gewichtige van zijn ambt".
In het laatste gedeelte van dit besluit van de synode der Gereformeerde Gemeenten is tevens een vraag opgelost, die meermalen gesteld is, nl. of herkozen ambtsdragers opnieuw bevestigd moeten worden.
Ook onze Synode van 1925 sprak uit, dat dit eisch van beginsel is, acta art. 51.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1953

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de Kerkorde (123)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1953

De Wekker | 4 Pagina's