Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vraag en antwoord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vraag en antwoord

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doop en doortocht.
Een br. te B. wil graag eens wat opheldering over de betekenis van de aanhaling in het gebed vóór de kinderdoop, waar gesproken wordt over de doortocht door de Rode Zee, waarvan dan gezegd wordt dat daardoor „de doop beduid werd".
Deze uitdrukking komt voor in de aanhef of beter de aanspraak van dit formuliergebed bij de doop. Het doet inderdaad wel wat eigenaardig aan dat het gebed daarmee aanvangt. In deze aanspraak wordt dan ook nog een soort redenerende uitleg gegeven, als gezegd wordt (tot wie ?) „door hetwelk de doop beduid werd."
Neen, in de vorm van dit gebed zijn de vaderen niet geheel geslaagd.
Maar wat de zaak zelf betreft valt hier veel schoons te roemen.
God, de Heere van het verbond, wordt hier aangesproken als God de Almachtige. Deze almacht hier beleden is geen begrip. Zij valt af te lezen uit de openbaring Gods. Een openbaring in rijke feiten.
Gewezen wordt dan op de feiten van zondvloed en de doortocht door de Rode Zee. De historie is hier een ankergrond voor het geloof en een pleitgrond voor hetgeen straks gevraagd wordt voor het te dopen kind.
Dat historische feiten in het gebed worden aangewend is in de Schrift heel niet ongewoon. Hoe menigmaal gebeurt dit in de psalmen niet?
Dat nu juist deze feiten aangehaald worden in het gebed, vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat de kerk hier op voorgang van de Schrift zelf aanduidingen van de doop vindt, die staat bediend te worden.
Het is rijk dat hier naar het O. Testament wordt teruggewezen. De kerk staat met het dopen der kinderen op de basis van héél de openbaring Gods. Er is een éénheid van O. en Nieuw verbond.
Het is een God, die dezelfde dingen doet, zij het in andere feiten. In zondvloed en doortocht leest de kerk iets van de doop. Die werd er door „beduid".
Dat de kerk dit doet is niet haar vinding. Zij staat daarbij op de bodem der Schrift. Immers in 1 Petr. 3 : 18-22 wijst de H. Geest zelf terug naar de zondvloed en legt dan verband met de doop. Daar wordt de doop „het tegenbeeld" van de zondvloed genoemd.
En wat de doortocht betreft, vinden we eenzelfde gedachte in 1 Kor. 10 : 1, 2. Daar wordt gezegd van Israel dat zij „allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee".
Het 3x „in" is hier wat verwarrend.
In het oorspronkelijke liggen de gedachten zo: zij zijn in relatie gesteld tot Mozes, doordat zij door de zee gingen en onder de wolk verkeerden.
Nu wordt dit „gedoopt" zijn genoemd. Paulus bespreekt dus eigenlijk dit feit van de doop uit. Het is of hij zeggen wil: dat was ook reeds hetzelfde wat wij nu in de doop hebben en ontvangen. Er is dus één lijn.
Ook dit was dus feit met „beduiding".
De historische feiten zijn dus maar geen gebeurtenissen met een punt er achter; toen gebeurd en nu uit. Neen dit zijn etappes op de weg der openbaring.
Het is deze zelfde almachtige genadige God des Verbonds, die in zondvloed en doortocht en ook in de doop in elke kerkdienst spreekt. Gezegende kerk, die deze God hoort en ziet!
Dit voortgaand spreken Gods wordt mooi tot uitdrukking gebracht door het woord „tegenbeeld".
De zin hiervan is misschien met een beeld het best duidelijk te maken. Het zetsel van dit artikel is te vinden op de drukkerij. De afdruk, het „tegenbeeld" heeft de lezer onder de ogen. Dat tegenbeeld, die afdruk is duidelijker dan het zetsel, waarin alleen ingewijden de tekst kunnen ontdekken van dit artikel.
Nu zo wil ook God zelf in de openbaring van Zijn verbond ons wat onder het oog brengen. Hij spréékt.
Dit spreken Gods was al „gezet" in zondvloed en doortocht, maar het vind zijn volle, klare, heldere afdruk in de doop onder het Nieuwe Testament.
Daarom werd in deze genoemde gebeurtenissen van zondvloed en doortocht de doop „beduid". Al „duid"elijker spreekt God de HEERE.
Was er dan in deze historische feiten aanwijzing voor de doop?
Inderdaad. Ook hier sprak met klare taal het water. Men bedenke hier, dat vooral de O.T. openbaring er niet allereerst een is in begrippen, maar in beelden en feiten.
Dat water redde. Het maakte scheiding, het verloste van ondergang, het was afsluiting van een dreigend verleden, het opende de weg naar een nieuwe toekomst, het was openbaring van een wonderen doend God. Er was genade in.
Dat water was daarom juist zo zinvol, omdat God de HEERE er zelf achter stond. Het werd Zijn water, al was het op zichzelf gewoon Rode-Zeewater. Het had be-duid-ing uit God.
„Niet dat zulks door het uiterlijke water geschiedt, maar door de besprenging des dierbaren bloeds des Zoons van God, dat onze Rode Zee is, door welke wij moeten doorgaan, om te ontgaan de tyrannieën van Farao, welke is de duivel, en in te gaan in het geestelijke land Kanaan" Art. 34 Ned. Gel. Bel.
Aan die God, die van oudsaf sprak, beveelt de kerk zich met haar kinderen bij de doop in den gebede aan.
Vol rijke zin dus.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1953

De Wekker | 4 Pagina's

Vraag en antwoord

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1953

De Wekker | 4 Pagina's