De Hogepriester naar de ordening van Melchizedek (1)

Nu wij een en ander schreven over Melchizedek, moeten wij vanzelf wel letten op wat het Nieuwe Testament zegt van de Christus, als Hogepriester naar de ordening van Melchizedek.
Merkwaardig is dan dadelijk dat wij over deze bijzondere waarheden lezen in de brief aan de Hebreën. Wij beginnen niet een soort canoniek te geven over dit boek. Duidelijk is wel voor iedere lezer dat wij in deze brief telkens zien aangetoond hoe alle schaduwen in Christus vervuld zijn geworden. En zo zeggen wij eigenlijk nog niet genoeg. Want wij kunnen wel spreken over tweeërlei offereffect b.v. en zeggen: het offer der schaduwen maakte de mens levitisch rein, maar het offer van Christus maakt hem waarlijk rein, maar dan is niet aangegeven wat het christologische karakter van het offer was.
Wanneer een schuldige Israëliet levitisch onrein was, was hij ook schuldig voor God. Wij kunnen hier geen scheidslijn trekken. En als die schuldige Israëliet zijn voorgeschreven offer bracht, stond hij zeker levitisch rein tegenover de priesterlijke wet, maar was hij als zondaar niet rein voor God.
Doch indien zulk een Israëliet in levend geloof zijn offer bracht, hoe was het dan? Dan ging de schuldige als een vrij gesprokene uit. Niet om zijn offer of door zijn offer, maar omdat hij door het schaduwachtige offer zag op Hem, die achter dat offer stond, in dat offer werd gepredikt, wat in dat offer al door God geopenbaard werd.
De brief aan de Hebreën laat ons zien dat Christus in deze dingen was; niet alleen maar werd afgeschaduwd.
Die onder Israel het levitisch offer afwees, wees de prediking, welke tot inhoud had de Christus, af.
Op de grote betekenis van Christus, de grote Hogepriester, wijst de brief aan de Hebreën. In 5:6 en 10; 6:20, werd reeds gewezen op Christus als Hogepriester naar de ordening van Melchizedek.
In hoofdstuk vijf ging de schrijver er niet verder op in; in 6:20 wordt gezegd dat Jezus als Priester naar de ordening van Melchizedek is ingegaan in het binnenste heiligdom. Er wordt gezegd dat Hij Priester is in eeuwigheid. In hoofdstuk zeven wordt nu verder ingegaan op de grote betekenis van Christus als Hogepriester naar de ordening van Melchizedek.
De verzen 1—3, van hoofdstuk zeven, vormen eigenlijk één zin. Vers 1 kunnen wij aldus lezen: Want deze Melchizedek, koning van Salem, priester van de Allerhoogste God, die Abraham tegemoet trok, na het verslaan der koningen, en hem zegende.
Het redegevend woordje „want" geeft aan waarom Jezus is de Hogepriester naar de ordening van Melchizedek: het is, omdat Melchizedek was, zoals de Schrift ons hier verklaart.
Op Melchizedek wezen wij; de betekenis van wat wij in Gen.14 lazen, hebben wij in 't kort verklaard. Allerhoogste wil niet zeggen: hoger dan andere goden; de benaming wijst aan dat God Eljoon is, de enige God en daarom zo hoog is. Wij hebben bij dit woord maar niet te denken aan een meer en minder (goden-God) maar aan Hem die zeer hoog is (elativus).
Hij is naar wezen hoog; en wezenlijk is van die hoogheid bij geen schepsel iets te vinden. Deze naam Allerhoogste is ook gebruikt in Gen. 14, en daarmee is tevens gezegd dat Melchizedek priester was van de levende God.
Deze Melchizedek trad Abraham tegemoet, toen deze terugkeerde van het verslaan der koningen. Blijkbaar deed Melchizedek dit uit vrije beweging. Abraham stond op een hoogtepunt. Hij had de vijanden, in wie het slangenzaad zich openbaarde, neergeworpen.
Melchizedek heeft Abrahams daad zeker zó gezien. De koning van Salem en de priester van God, ziet Abrahams doen in het geloof. En de schrijver van de brief aan de Hebreën, verklaart ons de heilige waarheden nader.
Toch openbaart Melchizedek zijn meerderheid, als hij Abraham tegemoet treedt. En Abraham heeft die meerderheid verstaan en erkend, zoals wij reeds zagen, en in Hebr. 7 nog nader wordt aangetoond.
In het koningsdal is veel geschied, volgens Hebr. 7. En het is wel van betekenis dit nader te overdenken.
Op de historie van Gen.14 gaan wij dus niet meer in. De betekenis van verschillende namen overdachten wij reeds. Vast staat dus dat de Heilige Schrift in Hebr. 7 ons de grote betekenis van het priesterschap van Christus verklaart. En dit zegt dat Christus Hogepriester is in eeuwigheid. En dit priesterschap is weer niet te verstaan zonder de betekenis van: Priester naar de ordening van Melchizedek.
Voor ons staat het verder vast, dat wij dan ook moeten letten op de schepping van de mens naar het beeld Gods. Waarbij wij dan moeten nagaan wat het oorspronkelijk priesterschap was.
Maar wij kunnen dat het beste doen wanneer wij enkele verzen uit Hebr. 7 met elkander gelezen hebben. In Melchizedek zien wij dan het rijke doen Gods in Christus. Dan zullen wij verstaan wat de genade Gods in Christus betekent.
In vs. 1 wordt ook gezegd dat Melchizedek hem. Abraham zegende. Wij wezen reeds op het doen van Melchizedek en op de betekenis van het zegenen. Wat zegenen in dit verband zegt, wordt in Hebr. 7:7 nog nader aangeduid.
En op de lijdensweg zullen wij de Christus zien als de meerdere Melchizedek tegenover de nazaat van Aaron. Maar dat volgt wel vanzelf.
In vs 1 van Hebr. 7 worden wij gewezen op het feit, dat Melchizedek stond tegenover Abraham. En dan wordt uiteengezet in het verdere deel van dit hoofdstuk wat dit betekent voor Christus en Zijn kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen