De Hogepriester naar de ordening van Melchizedek VIII

Nader wordt aangeduid dat Christus meer is dan Aäron.
Want Hij, van Wien deze dingen gezegd worden, behoort tot een andere stam, van welke niemand met het altaar te doen had, Hebr., 1\: 13. Deze dingen worden gezegd van Jezus Christus, de Priester naar de ordening van Melchizedek. In Ps. 110 werd over Hem gesproken en deze profetie is in Christus vervuld. „Deze dingen" houden in: het opstaan van een andere Hogepriester, Ps. 110; Matth. 22:41; Hnd. 2:32, v.v. Geen priester, dan uit Aaron, mocht onder het Oude Verbond, altaardienst verrichten; toen Uzzia dit wilde doen, werd hij gedood, 2 Kron. 26 :16, v.v. Maar de Hogepriester naar de ordening van Melchizedek, is niet uit Aäron.
Want het is duidelijk dat onze Heere uit Juda is gesproten, van welke stam Mozes niets gezegd heeft over priesters, Hebr. 7 :14. Dit vers geeft een nadere verklaring van vers 13 en herinnert aan wat de Schrift over de Hogepriester naar de ordening van Melchizedek spreekt. En volgens die Schrift is het overduidelijk dat deze Hogepriester uit de stam van Juda is. Dat is aan geen twijfel onderhevig, Jes. 11 :1 ; Zach. 3 : 8; Luk. 1 :78. Eigenaardig is dat hier de naam Heere (Kurios) gebruikt wordt: dit geschiedt slechts enkele malen in de brief aan de Hebreen, 2 : 3; 13 : 20. Wanneer de apostel schrijft: „onze" Heere, dan bedoelt hij aan te duiden dat hij, de schrijver, en zij, de lezers, hetzelfde belang hebben in deze geopenbaarde waarheid. Het raakt de zaligheid voor een ieder. In betrekking tot de stam van Juda openbaarde de wet niet dat er priesters uit Juda altaardienst zouden of mochten verrichten.
Tot nu toe heeft de apostel dioidelijk gemaakt: Ie dat er een priesterschap was naar de ordening van Aaron; dit was er naar de wet Gods; 2e dat er een andere Hogepriester zou opstaan, die niet uit de stam van Levi, maar uit de stam van Juda was; 3e dat op deze wijze de Schrift vervuld wordt; 4e dat het priesterschap van Aaron de verzoening niet teweeg brengt; 5e dat de Hogepriester naar de ordening van Melchizedek dit alleen kan.
Nu wordt in de verzen 15-19 van Hebr. 7 gezegd dat de andere Priester is opgestaan, overeenkomstig de profetie in Psalm 110. Duidelijk is dat onze Heere uit Juda is gesproten, vs 14. En nog veel duidelijker is het, wanneer er naar het evenbeeld van Melchizedek^ een andere priester opstaat, vs 15, die dit niet krachtens de wet van een vleselijk gebod geworden is, maar naar de kracht van een onverbreekbaar leven, VS 16. In VS 14 werd gezegd wat geheel duidelijk was, volgens de profetische getuigenisssen; het „veel duidelijker" in VS 15 geeft aan dat iets voor ieder duidelijk is, nadat een bepaald feit is geschied. En dit feit is het opstaan van Christus als Hogepriester naar de ordening van Melchizedek. Hij is gekomen; Ps. 110 is duidelijk vervuld; helder geworden. Het was nodig dat Hij opstond, VS 11. Er moest een andere Priester komen, van andere orde dan Aaron; deze Priester moest niet opstaan krachtens vleselijke afstamming, maar krachtens onverbreekbaar leven. Een gebod, een norm, kan buiten werking worden gesteld, kan krachteloos worden, maar de kracht, welke vs 16 noemt werkt door. In Jezus Zelf is het volle leven; Hij verwon de dood, Hebr. 9 : 14; Hij is het Leven. Dat leven kan nooit krachteloos worden; dat leven houdt eeuwig zijn volle kracht.
Die andere Priester, de grote Hogepriester Jezus Christus is naar het evenbeeld van Melchizedek. In vs 3 van Hebr. 7 wordt Hij genoemd de Zoon van God; in 7 :14 draagt Hij de naam Heere; „de kracht van onverbreekbaar leven", wijst er op dat Hij de eeuwig Levende is, in Wien de volheid en de volle kracht van het leven is. De benaming „evenbeeld", niet ordening hier, duidt zeer waarschijnlijk nader aan, dat in Christus ten volle gezien wordt, wat Ps. 110 bedoelt te zeggen.
De verzen "15 en 16 zeggen dus, eenvoudig uitgedrukt: de Levietische priesters traden op krachtens vleselijke afstamming; die uit de stam van Levi waren, moesten priester zijn en daartoe worden gezalfd. Christus is Hogepriester naar een andere orde. Hij is, naar het vlees uit Juda gesproten, vs 14; Hij de eeuwige Priester, en alleen Priester in deze volle zin. Hij alleen is de Priester, de Hogepriester der verzoening.
Die verzoening is leven, leven uit Christus, in Wien de kracht van het onverbreekbare leven is. Hij is van een andere orde dan Aaron. Want van Hem wordt getuigd: .Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek, Hebr. 7 :17. Dé noodzaak van dit priesterschap, dit priesterschap der verzoening, vs 11, wordt bewezen uit de Schrift, Ps. 110; vgl. Matth. 22:41-46. Jezus is dus de ware Hogepriester, naar de Schrift. Volgens de Schrift is het duidelijk: Ie. dat er een andere Priester moest opstaan, de Priester der verzoening; en 2e dat Jezus Christus die andere Priester is.
Dit gedeelte (de verzen 15 en 16) is dus niet zo moeilijk te verstaan. De lezer moet natuurlijk in het oog houden wat wij over Melchizedek schreven en wat wij schreven over Hebr. 7 :1-14. Luther heeft eens gezegd: Christus staat achter de naam en de gestalte van Melchizedek. Daarmee heeft Luther een waarheid uitgesproken, welke voor de verklaring van het Oude Testament van grote betekenis is. Zo moeten wij ook verstaan „het evenbeeld" van Melchizedek, Hebr. 7 :15. Hier, in Christus, de grote Hogepriester, zien wij ten volle, wat Luther zeide: Christus staat achter de naam en de gestalte van Melchizedek.

L.H. v.d. Meiden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen