Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de kerkorde CXLIV

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de kerkorde CXLIV

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de zaak van het appèl-recht komen allerlei vragen aan de orde. Wij willen hier enkele beantwoorden.
De vraag kan gesteld, wie in appèl mag gaan. Artikel 31 zegt: Wanneer iemand zich erover beklaagt, dat hij door de uitspraak van een mindere vergadering verongelijkt is, kan hij zich op een meerdere vergadering beroepen. Oppervlakkig beschouwd, zegt dit artikel, dat men alleen in geval van persoonlijke verongelijking in hoger beroep kan gaan. Maar dit is de bedoeling van onze Nederlandse synoden nimmer geweest, zoals blijkt uit de bepaling van de Synode van Emden, 1571, Cap. II, art. 3, in ons vorig nummer aangehaald, en uit de practijk, die van ouds in de Nederlandse kerken gevolgd is. Talloze voorbeelden uit de synodale acten zouden hier genoemd kunnen worden. Prof. dr H. Bouwman zegt dan ook in zijn Geref. Kerkrecht, II, 42: „De rechtsgrond, waarop een appèl kan rusten, strekt zich dus verder uit dan voor het geval iemand persoonlijk verongelijkt is. Deze geldt ook wanneer iemand van gevoelen is, dat een besluit door de kerkeraad genomen ingaat tegen Gods Woord en gevaarlijk is voor de gemeente. En het ligt in de aard der zaak, dat er dan een mogelijkheid moet bestaan om recht te bekomen in hoger instantie. De kerkeraad, tegen wien het bezwaar wordt ingebracht, kan natuurlijk niet uitspraak doen in het geschil, want hij is in dezen partij geworden en daarom is een meerdere vergadering niet alleen bevoegd, maar ook geroepen over het bezwaar te oordelen." En Jansen zegt in de Korte Verklaring der K.O., 3e dr. blz. 147: „Het recht van hoger beroep geldt van alle besluiten der mindere vergadering, welke men in strijd acht met de Schrift en belijdenis, of ook met het geestelijk en zelfs het financieel belang der kerk. Bijv. in geval een lid bezwaar heeft tegen een verkozen ambtsdrager, of een kerkeraad bezwaar heeft tegen een door de classis goedgekeurde grensregeling; dan is er van persoonlijke rechtskrenking geen sprake en komt toch het recht van appèl aan de bezwaarde toe." Jansen voegt er terecht de volgende waarschuwing aan toe: „Niemand make van het appèlrecht misbruik om van alle besluiten inzake allerlei minder gewichtige zaken waarmede men het niet eens is, appèl aan te tekenen. Appelleer nooit om eigen ere of om gelijk te krijgen, maar alleen wanneer de ere Gods en het heil der kerk er toe dringt".
Een andere vraag, die gesteld kan worden is: bij welke vergadering hoger beroep kan en moet worden aangetekend. Het antwoord op deze vraag luidt: men kan alleen van een mindere vergadering in beroep gaan bij een meerdere vergadering. Dit betekent dus, dat men van een besluit van een kerkeraad in beroep kan gaan bij de classis, van een besluit van een classis bij de particuliere synode en van een besluit van deze laatste bij de generale synode. Men kan dus niet Zeggen, wanneer men het niet eens is met een besluit van een kerkeraad: nu ga ik in beroep bij de gemeente! Dit is Independentistisch. De Independenten leerden, dat de gemeentevergadering souverein is en dat haar uitspraken als de stem van God moeten worden beschouwd. In het leven van gewone verenigingen kent men deze procedure ook. Dan is het volgens sommige reglementen mogelijk om zich van een bestuursbesluit op een ledenvergadering te beroepen. Het gereformeerde kerkrecht kent deze methode evenwel niet. De Schrift immers kent geen zelfstandige gemeente-vergaderingen, waarin besluiten worden genomen, die door de ambtsdragers moeten worden uitgevoerd. Gods Woord kent wel vergaderingen van de ambtsdragers mèt de gemeenteleden, maar geen gemeentevergaderingen, die boven de ambtsdragers staan, zoals we bij de behandeling van artikel 29 van de Kerkorde gezien hebben. Om het nogmaals te zeggen: men kan alleen van een mindere vergadering bij een meerdere vergadering in beroep gaan. En dan natuurlijk niet zo, dat men zich onmiddellijk van een kerkeraad kan beroepen op een synode, maar zo, dat men van de kerkeraad kan appeleren bij de classis, van de classis bij de particuliere synode en van deze bij de generale synode.
Een volgende vraag is, of het gewenst is, het appèlrecht onbegrensd te laten doorgaan tot op de generale synode, óf dat het beter is een schifting toe te passen, zó dat voor bepaalde zaken het oordeel van de particuliere synode als eindoordeel geldt en voor andere zaken dat van de generale synode. Over deze kwestie is al heel wat te doen geweest. De Franse kerken hebben op de generale synode van Figeac, 1579, een beperking van het recht van appèl kerken, die zeer zeker met dit besluit van de Franse kerken op de hoogte waren, brachten zulk een beperking niet aan. Men kan veilig zeggen, dat het met de bedoeling van de Kerkorde strijdt het recht van appèl in bepaalde zaken te beperken tot de particuliere synoden. Prof. Bouwman a.w. blz. 43 oordeelt ten aanzien van de door sommigen voorgestane schifting der appèl-aangebracht, maar onze Nederlandse zaken: Doch deze schifting is niet wenselijk, wijl het dan kon gebeuren, dat in de onderscheidene provincies verschillende rechtspraak zou gaan heersen, en voorts wijl voor de bezwaarden het recht moet blijven open staan, hunne zaak voor de vergadering van alle kerken te bepleiten. Herhaaldelijk is het voorgekomen, dat iemand, die door de kerkeraad, de classis en de particuliere synode in het ongelijk gesteld was, door de Generale Synode in het recht werd hersteld."
In een rapport over deze zaak, uitgebracht op de generale synode der Gereformeerde Kerken, gehouden te Sneek, 1913, is een en ander breed belicht. Uit practische overwegingen stelde de commissie van rapport aan de synode voor bij het door haar erkende ongelimiteerde recht van appèl één beperking aan te brengen, nl. in de geschillen over grensregelingen, voorzover daarbij niet twee particuliere synoden betrokken zijn. In deze gevallen dient, volgens de commissie, de uitspraak van de particuliere synode als eindoordeel aangemerkt te worden. Dit voorstel werd aanvaard, acta art. 135. Voor ons kerkelijk leven is zulk een beperking van het appèlrecht niet nodig. Op onze generale synoden komen geschillen over grensregelingen slechts zelden voor.

Apeldoorn, J. Hovius.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1954

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de kerkorde CXLIV

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1954

De Wekker | 4 Pagina's