Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heilige Geest en het Geloof VI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heilige Geest en het Geloof VI

4 minuten leestijd

Al moeten we oppassen, dat we geen geloofssysteem proberen op te bouwen, toch is het ook niet waar, dat geloof in Christus alleen maar een verhouding is, een uitspraak van God, dat we in Christus rechtvaardig zijn. Zó is het niet. Dan zou de zondaar een onbewogen mens blijven.
Zeker, God past gelukkig in niet één systeem. Ik ben doodsbang van alle systemen, omdat we dan God absoluut willen opsluiten in onze kortzichtigheid of gewichtigdoenerij.
Maar onbewogen blijft de gelovige nooit. Gods Geest grijpt in, als hij hem tot Christus brengt.
Die verhouding tot Christus zal een zeer nauwe zijn. Niet minder, dan een huwelijksverbintenis. Nauwer kan het niet. Zo nauw als wijnstok en ranken verenigd zijn. Als de stenen in de muur. Als hoofd en ledematen.
Tot die nauwe gemeenschap voert het geloof.
Maar, dan moeten we toch de partijen heel zuiver leren stellen. De bruid in het Hooglied, die vraagt: „Hij kusse mij met de kussen Zijns monds" is een zwarte bruid. Een lelijke bruid vraagt om die kus.
Dat wit-zwart moeten we toch terdege leren. We kunnen soms aardig sollen met die zwartheid, die ingeboren zwartheid. We kunnen aardig paraderen met onze zonde. Heimelijk ons toch wel beter en anders vinden, dan de „onbekeerden". O, wee, als we ons als aparte mensen gaan beschouwen! O wee, als we een voetstukje voor ons hebben laten maken, O wee, als we over de schouders van die „onbekeerden" heen gaan zien.
Zeer zeker kan het zijn groot nut hebben, om te „vertellen wat de Heere aan mijn ziel gedaan heeft (Ps. 66", maar dan mogen er toch wel wat geoefende gelovigen bijzitten om ons te corrigeren! O, dat hoogmoedige hart! Wat willen we toch graag gestreeld worden. En als dan onze „weg" nog een beetje interessant is (wat zijn we toch gruwelijk verdwaasde mensen) dan dreigt er een groot gevaar. Dan gaat het niet om Christus, maar om de bekeerde mens. Om de christen.
Als er geen geoefende gelovigen zijn onder de leiders, dan wordt van lieverlede Christus op de achtergrond geplaatst, of geheel en al verzwegen.
De tijd der „nadere reformatie" is uit reactie geboren. Zeer terecht. Maar daarmee is men de zuivere Calvinistische bijbelbeschouwing teveel uit het oog verloren. Die werd te strak, te vlak, te eenvoudig. Als ge nu preken van Calvijn in de kerk zou lezen, dan vrees ik, dat er een instructie op de classicale vergaderingen zou komen, om toch a.u.b. zulke „oppervlakkige" preken te verbieden!
Men wordt toch zo graag gepaaid in zijn „bekommering"!
Men kan zo genoeglijk zijn eigen „krankheid koesteren", omdat het de weg is van de minste weerstand.
Men kan jaren en jaren in „toestandjes" zeggen te leven, zonder dat groeiende heimwee naar Christus, naar dat ,,ons toeëigenende, wat we in Christus hebben" (Doopsformulier). Van het „opwassen in de kennis van onze Heere Jezus Christus" is dan geen sprake. Hier is goede leiding broodnodig.
De predikant dient Christus te kennen en te beleven. Hij moet er uit eten en drinken, om zo eens te zeggen. Christus moet zijn gedurige maaltijd zijn.
Het zal hem dan weinig deren, of z.g.n. „vrome lieden" hem schrappen van de uitverkoren-lijst der ware predikers, die als een „nachthutje in de komkommerhof" nog zijn overgebleven. Wie zichzelf door Gods Geest mocht leren kennen, zal het oordeel der mensen niet bijster hoog taxeren. . . .
Die is alleen aangelegd op Christus. Zulkeen kan en mag het ontleedmes der afsnijding in de hand van Gods Geest hanteren, om alles weg te snijden, wat afhoudt van de volle toegang tot Christus. Zó heeft b.v. Boston het bedoeld in zijn „Trappen der afsnijding". Ik zou niet graag dat Bostonmes in de hand van iedereen zien. Een slager is nog geen chirurg.
Arme zielen, die overgeleverd zijn aan leiders, die een aap hebben ingeslikt. Die aap ligt natuurlijk zwaar op hun maag. Daarom doen ze ook „zwaar". Maar Gods Geest heeft ze toch heus te licht bevonden. Er is n.l. zoveel napraterij op dit terrein. Geloof voert tot de eenvoud. Een eenvoudig oog verlicht de ganse mens.
Een eenvoudig geloof richt zich op Christus.

's-Gravenhage, L.S. den Boer.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1954

De Wekker | 4 Pagina's

De Heilige Geest en het Geloof VI

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1954

De Wekker | 4 Pagina's