Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn belijdenis, door L. S. den Boer, Dienaar des Woords te 's-Gravenhage-West, uitgeverij D. J. van Brummen te Dordrecht, prijs ing. ƒ 0,90.

Van dit vragenboekje kan veel goeds worden gezegd. Het behandelt in regelmatige volgorde de geloofsleer. Jammer dat er geen inhoudsopgave is. Dit zou het opslaan wat vergemakkelijken, en het heeft ook zijn waarde voor de leerling. De vragen en de antwoorden zijn zo gesteld, dat het volwassen dooplid wordt ingeleid in de betekenis van de belijdenis des geloofs. De verhouding van doop, belijdenis en Avondmaal is hier sterk aan de orde gesteld. Ds. Den Boer legt telkens nadruk op de verantwoordelijkheid van de dopeling, en laat diep en ernstig gevoelen, dat men met „zwaar" geredeneer er niet onderuit kan komen.
Daardoor treedt de persoonlijke zienswijze van de schrijver wel heel sterk naar voren, en krijgt die titel „Mijn" belijdenis wel een markante betekenis. Wat mij betreft vind ik „Mijn" belijdenis in de drie formulieren van enigheid en de „vragen en antwoorden", door Ds. Den Boer hier gesteld, kunnen ten geleide dienen voor „Mijn" belijdenis. We zullen echter rekening hebben te houden met de goede bedoeling van de schrijver en dan gaat het over de ure, waarin de dopeling geroepen wordt belijdenis des geloofs af te leggen. Welnu zulk een kan hier heel wat opsteken.
Zeer trof mij de vraag op blz. 29: „welke eisen stelt ge aan de oecumenische beweging temidden van de veelheid der kerken?" Het antwoord is punctueel en ik ben blij, dat juist ds. Den Boer dit hier schrijft. Dit antwoord luidt: „de waarheidsvraag gaat voorop. De eenheid in Christus gaat aan de eenheid in het geloof vooraf. En de eenheid in het geloof gaat weer vooraf aan de eenheid in organisatie." Inderdaad kunnen wij van dit gezichtspunt uit heel de oecumenische beweging voor de Vierschaar van de Internationale Raad van Bijbelgetrouwe kerken en van de Wereldraad van Kerken stellen.
Op blz. 31 vr. 12 lezen we: „Wat is de eerste veronderstelling van Uw doop?" Een eigenaardige manier van uitdrukken voor een Christelijke Gereformeerde Dienaar des Woords. „De eerste veronderstelling". Wat is „de tweede veronderstelling?" Ik acht dit woord „veronderstelling" hier „minder juist" gekozen.
Maar ik kan ook niet lezen op het titelblad, dat hier een Christelijke Gereformeerde Dienaar des Woords de pen hanteert. Ik had dit liever gelezen dan „te 's-Gravenhage-West".
Wanneer onze Christelijke Gereformeerde Kerken een eigen plaats willen innemen, zo hebben deze kerken ook een andere boodschap aan haar jeugd te brengen, dan wat elders in de Gereformeerde Gezindheid is te beluisteren. Dat is het schone, maar tevens het moeilijke, van wat wij zo gaarne noemen „onze profetische roeping".
Maar ik heb goede hoop, dat elke Catecheet in onze Kerken zal willen behartigen, wat Ds. Den Boer schrijft op blz. 2 bij deze tweede druk: „Ik ben van de gedachte uitgegaan, dat de catecheet uitvoerig bespreekt, wat hier beknopt is geboden én uitgewerkt, wat slechts is aangestipt." Als dit geschiedt naar de norm der Gereformeerde belijdenis komt het met „Mijn Belijdenis" wel terecht.


Het nieuwe verbond door L. H v. d. Meiden; uitgave van Ds. H. Janssenfonds, adres: Anna van Burenlaan 73, Haarlem.

In deze brochure wil de schrijver ons verduidelijken, wat het karakter is van de Nieuw Testamentische bedeling.
Het geheel wordt gedragen door de exegese van Jer. 31 : 31-34. Eerst wordt nagegaan, wat het woord „nieuw" in de Heilige Schrift ons leert, daarna wordt een verklaring gegeven van de genoemde pericoop uit Jeremia, en ten slotte laat de schrijver enkele practische opmerkingen volgen over de „beleving" met een heenwijzing naar vierderlei onderwijzing.
De Schrijver vindt het kernpunt van zijn betoog in de stelling op blz. 18 „wij geloven, dat „nieuw" verbond doelt op het graduele verschil tussen de oude en de nieuwe bedeling".
Van uit dit gezichtspunt redeneert hij dan verder over tweeërlei bediening t.w. de bediening der verdoemenis blz. 24 en de Nieuw Testamentische bedeling, die is de „bedieningsbedeling van de Geest met Golgotha als middelpunt blz. 25. Prof. V. d. Meiden zelf noemt in zijn „misschien overbodige inleiding" de inhoud van dit boekje „zware kost".die hij vergelijkt met een snede „tarwebrood" tegenover een „roomgebakje". Of dit alles zo smaakt moge de lezer zelf uitmaken. Over de smaken valt niet te twisten, zegt een spreekwoord.
Wat mij betreft heb ik met groot genoegen, zelfs hier en daar met veel instemming deze pennevrucht van mijn oud-collega gelezen.
Ik proefde hem bijna op elke bladzijde, en het was nu eens een „roomgebakje" en dan weer eens een stukje „tarwebrood". Afwisseling van spijs doet eten.
Als ik met de schrijver aan de maaltijd zat, dan zou ik hem nog wel eens willen vragen, of het nu in Jer. 31 alleen gaat over de „bediening" of „bedeling" of dat het hier ook gaat, ja voornamelijk gaat, over het innerlijke, over het wezenlijke van het verbond?
Ik vraag hem dit meer, omdat het blijkt, dat de Schrijver een andere mening over deze pericoop heeft, dan prof. Dr. Aalders, die hij citeert op blz. 33 en op blz. 61.
Hij neemt toch met mij aan, dat prof. Aalders en alle Gereformeerde theologen het van harte met elkander eens zijn, dat er slechts een gradueel verschil is tussen de oude en de nieuwe bedeling? We kunnen dit in de commentaar van Prof. Aalders duidelijk lezen. Als de wet losgemaakt wordt van het genadeverbond, dan krijgt men een wezenlijk verschil. Maar elke Gereformeerde theoloog belijdt, dat God de wet heeft dienstbaar gemaakt aan de genade, en dan vervalt elk wezenlijk verschil tussen Oud en Nieuw Verbond. Het gaat daarmee als met het vierde gebod dat handelt over de Sabbath. Daar is iets ceremonieels in, dat verdwenen is en er is iets moreels in, dat eeuwig blijft.
Het is mij daarom nog niet helder, of het nu in Jer. 31 gaat over het werk Gods voor, of in de bondeling? Is hier alleen de objectieve bediening des Geestes bedoeld, óf wordt hier ook de volle wezenlijke rijkdom van het verbond der genade belicht d.i. de subjectieve deelachtigmaking! ?
Natuurlijk ben ik het met de schrijver eens, dat hieruit allerlei logische en dogmatische conclusies zijn te trekken, maar daar heb ik allereerst bij exegese niet naar te vragen.
Zou het niet veeleer zijn, dat de pericoop van Jer. 31 de volle realisering van het Verbond der genade karakteriseert t.w. de bedeling, de bediening en de verwezenlijking van het heil in Christus onder het zegel der belofte: Ik, de HEERE, zal zulks doen?
Ik meen te mogen zeggen, dat de schrijver hieraan herinnert. Maar gaat dan de exegese van deze pericoop niet iets verder, dan alleen een „gradueel" verschil, waaronder toch niet anders wordt verstaan, dan dat het genadeverbond onder Oude en Nieuwe bedeling wezenlijk één is?
Is de exegese van Jer. 31 : 31-34 daarmede uitgeput?
Ik wil mij hier niet door dogmatische constructies noch ook door een gesystematiceerde verbondsleer laten leiden, maar alleen en uitsluitend de exegese laten spreken. Het gaat niet over „houden voor" of over „veronderstellingen", maar over deze tekst en niets anders. Het raakt hier het Verbond in zijn volle realiteit. Ik meen ook dat onze Kanttekening dit zegt.
Ik waardeer de practische opmerkingen en de geestelijke leiding die in dit boekje worden geboden.
Als dit geschrift is uitgekomen in het „Ds. H. Janssen Fonds" zou ik U willen vragen: Kent U dit fonds?
Voor een contributie van ƒ 3.— per jaar ontvangt elke contribuant leerzame en nuttige lectuur.


Jeugd zoekt een haven, door Nelly van Dijk-Has, uitgave van J. H. Kok te Kampen, prijs ing. ƒ 4,25, geb. ƒ 5,40 (ƒ 2,70).

Die tweeërlei prijs hangt er van af, of men lid is van de V.C.L. Wie daarvan lid is krijgt de boeken voor halve prijs. De Uitgever zal U gaarne inlichten, of U bij aanvraag zijn Catalogus zenden.
Dit boek schetst ons een familietafereel, waarin grootouders, en ouders, en kleinkinderen, een rol spelen. Het gaat er soms miserabel toe, en de grootouders en vooral grootvader komen in allerlei verwikkelingen. Door alles heen klinkt toch ook weer het Woord van God, dat karakters vormt en tranen droogt. Het boek is zeker één van de beste pennevruchten van deze Schrijfster, die al meer dan een dozijn boeken op haar naam heeft staan.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1955

De Wekker | 4 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1955

De Wekker | 4 Pagina's