Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pinksterfeest-Pinkstergeest (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pinksterfeest-Pinkstergeest (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En als de dag van het Pinkster (feest) vervuld werd, waren ze alien eendrachtelijk bijeen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest. Handel. 2 : 1 en 4a.

Feest — GEEST.
Dat scheelt slechts één letter, maar daar is in de regel meer feest, dan Geest.
Hebt U wel gezien, dat het woord „feest" in de tekst door mij is omlijnd?
En hebt U wel opgemerkt, dat in onze Hollandse vertaling dit woord „feest" cursief is gedrukt om te zeggen aan de lezer (es), dat dit woord niet letterlijk in de Schrift staat, en dus niet in de oorspronkelijke tekst is te vinden?
Daar is veel drukte op het feest, maar daar is weinig diepte van de Geest.
Jeruzalem is vol feestgangers, maar feestgangers zijn nog geen boetegangers uit de Geest, die leren bidden: wat moeten wij doen, mannen broeders?
Feestgangers zijn nog niet dezulken, die verslagenen van hart zijn. Hand. 2: 37. In het oorspronkelijke lezen wij alleen van de Pinksterdag, en deze dag brengt altijd nog niet waarlijk het PinksterFeest.
Feest en Geest!
Zeker ze behoren bij elkaar. Zij zijn zelfs onafscheidelijk aan elkaar verbonden, wanneer het wordt het feest van de Geest, d.i. een geestelijk feest.
Hier viert de Geest en de Bruid, het Feest van de Bruidegom. Gij kunt dit duidelijk lezen in de prediking van Petrus op de Pinksterdag, wanneer hij de banier hoog en breed laat uitwapperen, in wier,banen hij schrijft: „Zo wete dan zeker het ganse huis Israels, dat God Hem tot Heer en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, dien Gij gekruisigd hebt". Hand. 2:37.
Paasfeest, Hemelvaartsfeest, Pinksterfeest zij wedijveren met elkander om ons de grootheid der heerlijkheid van Christus te tonen.
Paasfeest met zijn ontsloten graf geeft ons het uitzicht naar de hemel.
Hemelvaartsfeest met zijn ontsloten hemel zet ons in de hemel.
Pinksterfeest met zijn ontsloten harten brengt de hemel in ons.
Daarom is Handelingen 2 een lusthof, waar de rozen van Gods genade bloeien en waar de stromen des levenden waters ons tegenklateren.
Gelijk in Gods schepping in deze tyd van het jaar alles tot hoger schoon en tot heerlijker wasdom stijgt zo kunt ge dit ook vinden in deze lusthof des Nieuwen Testaments.
Eens, zo lezen wij in het boek der schepping bij de aanvang der tijden, was de aarde woest en ledig. Maar ook hier gold: zendt Gij Uwen Geest uit, zo worden zij geschapen en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks. En zie in die nacht van woestheid en ledigheid werd gehoord „er zij licht" en alles verrees uit donkere kimmen tot een bewoonbare wereld.
Welnu op Pinksteren wordt ook over de woestheid en ledigheid der volken dezer aarde een zang der herschepping beluisterd, opdat alle heidenen zouden weten, dat Christus gegeven is tot een Licht der heidenen en tot heerlijkheid van Zijn volk Israel.
Pinksteren is het feest van de levensvolheid voor alle eeuwen en voor alle volken. Daarover mogen wij ons verheugen en daarom wil ik heden mij niet druk maken over allerlei critisch materiaal, dat bij een tekst als Handel. 2:1 aan de orde zou kunnen komen. Leest men bijv. de nieuwe vertaling, dan vindt U: „en toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen". Ge mist hier de uitdrukking „eendrachtelijk". Lees ik in de „Korte verklaring der Heilige Schrift, waarin Dr. Grosheide aan het woord is, dan vinden wij de vertaling: „En toen de dag van het Pinksterfeest aangebroken was, waren zij allen te zamen op dezelfde plaats bijeen". Ook hier niet het woord, dat op de Pinksterdag ons zo bemoedigend of moet ik zeggen beschamend toespreekt „eendrachtelijk". Men beroept zich hier op de oudste handschriften, waarin dit woord „eendrachtelijk" niet voorkomt. Maar daar staat vlak naast, dat de Handschriften, waarin dit woord „eendrachtelijk" wel voorkomt, toch ook niet onverschillig ter zijde kunnen gelegd. Daarbij komt iets, wat voor mij van de grootste betekenis is. In dit woord „eendrachtelijk" schuilt de waarde en het karakter van de Pinkstergeest. Het is niet de vraag voor de kerk, of wij allen „bijeen" zijn. Men kan „bijeen" zijn, en de grootste verdeeldheid hebben en de jammerlijkste verscheuring zien. Ik ben van Paulus, ik van Apollos, ik van Cefas. Maar het is de bedoeling en het karakter van de Pinkstergeest om al die verdeeldheid en verscheurdheid te niet te doen. Christus wil Zich een volk op aarde eigenen, dat in gemeenschap des Geestes van één gemoed en van één gevoelen zij. Paulus spreekt daar zo schoon over in de brief aan de Filippenzen (2:1-2). En wanneer Gods Geest de Christus in ons verheerlijkt, in ons tot gestalte brengt, wordt als van zelf een saamhorigheid, een verinniging, een eenheid gekend en gevoeld, die de oecumeniciteit tot haar schoonste klaarheid leidt. Het gaat op het Pinksterfeest niet alleen over de Christus voor ons, het gaat hier ook, ja bovenal, om de Christus in ons.
Voor ons. Zeker, dan zou Christus wel hebben kunnen lijden en sterven en triumferen, maar het zou ten slotte toch nog te vergeefs geweest zijn.
Voor ons! Dan zou de Geest Jezus uit de doden hebben opgewekt, en Hem triomfantelijk hebben geleid naar de troon.
Maar het is Christus niet alleen te doen om Zijn glorie te beërven, maar HiJ wil die glorie met Zijn volk delen. Christus wil niet alleen blijven. Christus wil niets voor Zichzelf houden.
En hoe zal nu aan Christus een volk worden toegeheiligd, dat Zijn Naam belijdt, dat Zijn taal spreekt, dat Zijn Kerk bouwt? Hoe?
Daarop geeft de Pinksterdag het antwoord.
Zonder de Pinksterdag en zonder de Pinkstergeest zou Christus een Koning geweest zijn zonder volk, een Hoofd zonder lichaam, een troon zonder gezaligden. En het is hierom, dat wij met zoveel nadruk willen bewaren het woord „eendrachtelijk", dat het karakter van de Pinksterdag en van de Pinkstergeest zo treffend tekent. Daarin schuilt de eenheid van het Lichaam van Christus. Daarin straalt de saambinding van het volk, dat, gekocht door het bloed des Lams, en geheiligd door de Geest des Heeren, als één van hart en één van gemoed de deugden Gods wil verkondigen.
Ik stem U toe, daaraan beantwoordt de werkelijkheid van vandaag maar heel weinig, of moet ik zeggen helemaal niet meer?
Op de eerste Pinksterdag te Jeruzalem was er een levensvolheid, waarover gans Jeruzalem verbaasd was.
Op de Pinksterdag onzer dagen is er een levensleegte, waarover men zich alleen maar schamen moet tegenover gans de wereld.
Wij zijn geworden arm aan de adem van de Pinkstergeest, nu wij zo zeer beademd worden door een geest van beneden, die, hoe vroom ook aangekleed, ons meetroont en meetrekt in een verkild klimaat, waar men zijn plunje van „Gereformeerdheid" nog kan dragen, maar waar de stem al meer wegsterft: komt luister toe, wat Gods Geest aan mijn ziel gedaan heeft.
Onze dagen zijn geesteloos, al zijn ze geestig!
Onze dagen zijn vol leven, zonder leven. Er zijn veel levenmakers.
Gebrek aan de Pinkstergeest is een doorlopend kenmerk van onze dagen, zwaar aan verwarring en arm aan eendrachtigheid.
Eendrachtiglijk!
Hierin kunt ge lezen de eenheid van Christus' volk en toch weer de veelheid. Overziet slechts de schare, die in Jeruzalem saam is, wachtende op „de beroering des waters". Immers onder allen, die daar „eendrachtelijk" bijeen zijn, moet Gij meer dan de twaalf discipelen verstaan. Er is geen reden om 't getal kleiner te stellen, dan wat in vers 15 genoemd wordt van het eerste hoofdstuk uit de Handelingen, waar we lezen „daar was nu een schare bijeen van omtrent honderd en twintig personen".
Wat een schakering in leeftijd, in temperament, in zwakheden, in hartstochten. Daar zit de rustig denkende Johannes naast de vurige Petrus. Daar telt ge allicht de bedrijvige Martha naast de stille Maria. Daar zijn ze, die eerst twijfelden, en die thans tot de blijdschap van het betuigen zijn gestegen: „Hij leeft".
Want het gaat op Pinksteren om Dezelfde als op Pasen, nl. Christus Jezus als de Opstanding en het Leven. Vandaar dat Petrus' prediking op de Pinksterdag geen ander thema kent dan: gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden, want U komt de belofte toe en Uwen kinderen en allen die verre zijn. Dat is diezelfde belofte, als waarvan de Schrift ons zegt, wij hopen op geen andere wijze zalig te worden, dan ook zij, die lang voor deze Nieuw Testamentische Pinksterdag de eeuwigheid zijn binnengestapt.
Dat is diezelfde Christus, wiens dag een Abraham had begeerd te zien en hy is verblijd geweest. Dat is diezelfde Overwinnaar, als waarvan de kerk der oudheid zong:

van zee tot zee zal Hij regeren,
tot waar men volken kent
Men zal Hem van d'Eufraat vereren
Tot aan des aard'rijks end.

De Heilige Geest is de grote Beeldhouwer, die het rijk geschakeerde leven uit het Zijne zou nemen om het aan de Zijnen te schenken. Uit de Levensvorst het leven gewerkt uit den Geest die alle dingen levend maakt.
Daar is een volk op aarde, dat „eendrachtelijk" kan en mag betuigen, dat de wet des Geestes des levens in Christus hen heeft vrijgemaakt van dè wet der zonde en des doods.
Dat volkt leert zielbevindelijk kennen door de Derde naar de Tweede en van de Tweede naar de Eerste Persoon in de goddelijke Drievuldigheid, want niemand kan zeggen Jezus de Heere te zijn, dan door de Heilige Geest en niemand komt tot de Vader, dan door Mij.
Kent gij deze woorden uit de Schrift?
Dan zijt ge een schriftgeleerde.
Kent gij deze zaken uit Schriftuurlijke ervaring?
Dan zijt ge een godgeleerde, wat nog wat anders is dan godgeleerdheid.
En Schrift en ervaring, voorwerp en onderwerp, hoofd en hart, zijn de kenmerkende diepten, waar Gods Geest het Pinksterlicht ontsteekt en de Pinksterzegen brengt. In deze diepten spitsen zich toe het strijdtoneel, waar vlees en geest elkander ontmoeten, waar de wapenen gereed liggen tot de zwaarste kamp, dat is de strijd tegen U zelf.
Maar in diezelfde diepte van ons onmiddellijk zijn, waar Gods Geest met onze geest getuigt, wordt de bede geleerd, by het aangespen van de geestelijke wapenrusting:

Och schonk Gij mij de hulp van Uwen Geest,
Mocht Die my' op mijn paan ten Leidsman strekken.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1955

De Wekker | 4 Pagina's

Pinksterfeest-Pinkstergeest (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1955

De Wekker | 4 Pagina's