Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Een olie der heilige zalving" (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een olie der heilige zalving" (I)

Predikatie, uitgesproken door Ds J. C. Maris in de bidstond voor de Theologische School op Zondag 3 Juli 1955.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En gij zult tot de kinderen Israels spreken, zeggende: Dit zal Mij een olie der heilige zalving zijn bij uw geslachten. Op geens mensen vlees zal men ze gieten; gij zult ook naar haar maaksel geen dergelijke maken; het is heiligheid; zij zal ulieden heiligheid zijn. De man, die zulk een zalf maken zal als deze, of die daarvan op wat vreemds doet, die zal uitgeroeid worden uit zijn volken." Exodus 30 : 31-33.

Het is ongetwijfeld een goede gedachte om ieder jaar aan de ingang van de examens een biduur te houden voor onze Theologische School. Voor een examen moet gewerkt, hard gewerkt. Maar er moet ook gebeden. Ora et labora: bid en werk! Een bekende spreuk, gebruikt als devies voor allerlei arbeid. Ook heel geschikt als wandtekst; kort en krachtig. En de mooie Latijnse woorden klinken zo plechtig.... 't Is waarlijk geen wonder, dat deze spreuk zo populair geworden is, meer dan menig Bijbelwoord. Want déze uitdrukking is tenslotte niet aan de Schrift ontleend. De bedoeling moge goed zyn, maar het „bidden" en „werken" wordt hier toch teveel naast elkaar gezet. En ik vrees, dat men er zich dikwijls op beroept om nadruk te leggen op het werken, terwijl het de vraag is of men de kracht van het bidden kent.
De Bijbel leert ons dieper denken, juist doordat hij niet angstvallig poogt de twee met elkander in evenwicht te brengen. Zo worden wij b.v. aan de ene zijde opgeroepen om te bidden zonder ophouden en aan de andere zijde om te werken zolang het dag is. En slechts waarachtig geestelijk leven leert het geheim der harmonie: biddend werken en werkend bidden. Al ons werk zal doortrokken moeten zijn van het „zuurdeeg" des gebeds. En dit geldt zeer bijzonder van de dienst des Heeren en van de voorbereiding daartoe. Van Luther is de uitspraak: „goed gebeden is goed gestudeerd". Ook hij plaatste de twee niet naast elkaar, doch heeft ze wel zeer innig verbonden. Het mag overdreven schijnen, toch is het geen vrome phrase, maar verrassende ervaring. Nog sterker: dit is onafwijsbare voorwaarde. Het is niet zo, dat het zonder bidden ook wel gaat, maar mèt bidden beter! Dat is de gedachte van hen, die het gebed alleen maar zien als een middel om gunsten en gaven van God te verkrijgen, dus om iets naar zich toe te halen. Wij zullen echter geoefend moeten worden in het omgekeerde: zichzelf naar God toe bidden, zich Hem toewijden om zich geheel door Hem te laten gebruiken. Daar ligt het geheim der geroepenen tot de heilige dienst. En het is nodig, daarin geschoold te worden in de tijd der voorbereiding.
Wij worden daarin onderwezen door wat de Heere geboden en verboden heeft met betrekking tot de heilige zalfolie. De voorschriften zijn streng: de zalf moest naar Gods eigen recept worden bereid en op straffe des doods was het verboden haar na te maken óf voor iets anders te gebruiken dan Gods heilig doel. De tekst spreekt ons dus over

„Een olie der heilige zalving"

en biedt ons tweeërlei lering:
1. Gods heilig werk gedoogt geen namaak.
2. Gods heilig doel gedoogt geen misbruik.

I

Het moet ons treffen, gel., dat Jehovah Zelf precies heeft voorgeschreven, hoe de zalfolie bereid moest worden. De Heere heeft er in Zijn eigen rijke schepping de edelste bestanddelen voor uitgezocht: vs. 22 spreekt van de „voornaamste specerijen". Deze heilige zalf moet van de allerbeste samenstelling zijn, vervaardigd uit myrrhe, kaneel, kalmus en kassie, vermengd met olijfolie. Ook de hoeveelheid is zorgvuldig bepaald. Zo werd het een welriekend geheel van half-vloeibare substantie, sneldrogend en gemakkelijk af te vegen. Niet een willekeurig mens, maar de met Gods Geest vervulde en met wijsheid begiftigde Bezaleël moet de zalfolie bereiden. Zo is uiteindelijk de Geest Gods Zelf de vervaardiger. Het is uit alles duidelijk: dit laat de Heere aan niemand over; hier wil Hij Zelf voor zorgen.
Alle heilige dingen en ook de priesters moesten door deze zalfolie worden afgezonderd en toegerust tot de dienst des Heeren. Die dienst des Heeren is een heilige dienst en nadrukkelijk spreekt de tekst van een olie der heilige zalving. Het verbod van misbruik en namaak wordt aangedrongen door de toevoeging: „het is heiligheid; zij zal ulieden heiligheid zijn". De zalfolie is dus een heilig ding voor een heilige zaak. De tabernakel en zijn gereedschap, Aaron en zijn zonen, en de andere priesters moesten ermee gezalfd. Die zalving gaf te kennen, dat zij door God Zelf waren aangewezen en afgezonderd tot Zijn dienst. Voorts beloofde zij de bekwaammaking tot die dienst, terwijl er mede in opgesloten lag dat het Goddelijk welgevallen op de gezalfde rustte. De gezalfde stond dus in een bijzondere betrekking tot God. Hij is het Die zalft; vandaar de uitdrukking „gezalfde des Heeren". Er ligt een hoge onderscheiding in: de gezalfde is door God verkozen en geroepen tot de dienst. Er ligt ook een bijzondere bemoediging in: de zalving garandeert de mededeling van al zulke gaven als voor de uitoefening van het ambt nodig zijn. En —; welk een geestelijke weelde! — de Heere ziet met welgevallen op de gezalfde neer als op Zijn eigen werk.
Maar de keerzijde is deze, dat de zalving verbindt aan Gods heilige dienst. De gezalfde is niet alleen afgezonderd van de wereld, maar ook geheel de Heere toegewijd. Hij is niet meer van zichzelf, maar van zijn Heer, Die hem nu echter ook geheel voor Zijn rekening heeft genomen. De drieënige God, Die de beschikking heeft over alle wegen en middelen tot bereiking van Zijn verlossingsdoel, betoont Zich in bijzondere zin de Getrouwe over degenen, die Hij in Zijn dienst heeft gesteld. De gezalfde en geheiligde stort zich niet in een avontuur. De dienst des Heeren is geen onzeker misschien. Het doel wordt bereikt, wat ook tegen zij en Zijn kracht wordt in onze zwakheid volbracht. Van onszelf onbekwaam om in Zijn dienst te staan, bevestigt God Zijn Woord: „Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden".
De heilige zalfolie is dus symbool van de bekwaammaking door de Heilige Geest. En wat aan de Oud-testamentische priesters schaduwachtig werd verzegeld, dat vindt alles zijn heerlijke vervulling in den Gezalfde, Jezus Christus. De zalving wijst naar Hem heen, aan Wien God de Geest zonder mate schonk en in Wien de dienst der schaduwen zijn volkomen vervulling vindt. Hèm heeft God „gezalfd met de Heilige Geest en met kracht" (Handel. 10 : 38), In Hem slechts is de verzoening en vernieuwing van ons leven werkelijkheid en heel de dienst der schaduwen bedoelt het oog te richten op Hem, Wiens werk volkomen is.
En — terwijl oudtijds de zalving zich beperkte tot hem, die haar ontving, strekt de zalving van Christus zich uit over al Zijn volk. Zij hebben „de zalving des Heiligen" (I Joh. 2 :20). De Geest, Die in Christus als het Hoofd woont, woont sedert de Pinksterdag ook in al Zijn leden! Ze zyn allen bekwaamd en geheiligd tot de dienst des Heeren. God Zelf bekleedt hen met „het ambt aller gelovigen"!
Daarmee is het onderscheid tussen „geestelijken" en „leken" weggevallen. Gods kinderen zijn allen broeders en zusters. De schaduw is geweken, om plaats te maken voor de zalige werkelijkheid van het geleid worden door Gods Geest. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat „zalving" en „heiliging" nu niet meer nodig zijn als onder de oude bedeling. De nieuwe is niet armer, maar rijker! Slechts door de zalving des Geestes worden wij Gode toegewijd en bekwaamd tot de dienst. Als tot heel de Kerk de vermaning komt „Wordt vervuld met de Heilige Geest", hoeveel te meer geldt dit dan hen, die het volk des Heeren moeten vóórgaan! Christus geeft aan Zijn Kerk „mannen, vol des geloofs en des Heiligen Geestes".
Ook nu is er roeping, bekwaming, verzegeling. Ook nu is er de heiliging, die ons afzondert tot de dienst, opdat we Hem toegewijd zullen zijn. Dienaren van Koning Jezus moeten mannen zijn, die alles verlaten om Hem te volgen. Mannen, van wie de Kerk mag zeggen „zij gaven zich eerst aan de Heere, en daarna aan ons". Mannen, voor wie de grote Hogepriester niet tevergeefs gebeden heeft: „Ik heilig Mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid" (Joh. 17 : 19). Mannen, die zich geroepen weten tot een bovenmenselijke taak, want wat er gebeuren moet om mensen te bekeren en het Koninkrijk Gods te bouwen, dat is alleen Gods werk. Maar daarom juist mannen, wier hoogste begeren is zich door Hem te laten gebruiken. Mannen die — juist met het oog op de dienst des Heeren — de stem van hun Zender hebben gehoord: „Mijne genade is u genoeg; want Myn kracht wordt in zwakheid volbracht". Mannen, die al meer behoefte krijgen aan de voortdurende gebedsgemeenschap met Hem en die in de diepte der zelfverloochening de paradox leren: „als ik zwak ben, dan ben ik machtig"!
In de dienst des Heeren zullen wij al meer aan Hem verbonden moeten worden, al behoeftiger worden, al meer leren putten uit Hem. Dat leert elk van Gods kinderen, maar ik ben geneigd te zeggen, dat we het in 's Heeren dienst op bijzondere wijze leren. En dit behoort stellig reeds by de opleiding tot de dienst. Als het goed is, dan is die periode ook een geestelijke leerschool. Het is goed, dat we niet aanstonds aan het werk kunnen. Ook de grootsten in het koninkrijk Gods hebben hun voorbereiding gehad: Mozes, en David, en Johannes de Doper, en Paulus. Er moet een periode zijn, waarin we meer receptief dan productief zijn. De mensen zeggen wel eens: „waarom moet die of die nog zolang studeren"? Gelukkig de student, die er zelf de waarde van kent en bij wie de geestelijke vorming de verstandelijke toerusting vergezelt. Ongelukkig wie de voorbereiding slechts ziet als een noodzakelijk kwaad. Een student moet nooit denken, dat hij al haast klaar is, dat hij wel preken kan. Het is een zegen als we 't niet meer kunnen, om arm en ledig neer te zitten aan Jezus' voeten. Er is meer behoefte aan waarlijk gezalfde predikers en geheiligde dienaren dan aan geroutineerden!
Zalving en heiliging zyn Gods werk, maar het geschiedt niet tegen wil en dank. Wij worden het er mee eens. Wij worden er werkzaam mee. Wij leren inwachten en ontvangen. Wij begeren ons te laten vervullen met de Heilige Geest. Dat is niet eenmalig, maar een voortgaand proces. Het is ook niet een vreemde extase, maar het houdt in dat alle functies van verstand, wil en gevoel geleidelijk aan als doortrokken worden van Christus' Geest. Dat geeft een geheiligd verstand, een helder oordeel, een zuiver inzicht, practische levenswijsheid, een overgebogen wil, een geadeld gevoelsleven. Wy zullen ons daar zelf niet op laten voorstaan, maar anderen zullen het merken gelijk de hemelglans op Mozes' aangezicht door het volk werd gezien. Wij kennen gelukkig geen posthume heiligverklaring als de Roomse Kerk. Maar wel moeten wij weten van geheiligden door Christus' bloed en Geest. Mensen, die midden in het volle leven kunnen staan en toch — heiligen in levenden lijve!
Dit is het heilig werk Gods, gesymboliseerd in de olie der heilige zalving. Het is Gods werk, geheel en al. En daarom gedoogt het geen namaak. Dit is ten aanzien van de zalfolie nadrukkelijk bepaald: „gij zult ook naar haar maaksel geen dergelijke maken". Ja, „de man, die zulk een zalf maken zal als deze.... die zal uitgeroeid worden uit zijn volken". Merkwaardig! God had het recept geheim kunnen houden en het alleen aan Bezaleël kunnen leren door Zijn Geest. Maar het is zo maar in de heilige wetsrol bekend gemaakt, leesbaar voor iedereen. En dan komt de vermaning: wacht u voor namaak!
De mogelijkheid van namaak was er dus. Wij kunnen er wel zeker van zijn, dat deze naar Gods eigen voorschrift bereide olie, samengesteld uit de edelste bestanddelen en in de juiste verhouding, van ongeëvenaarde kwaliteit was. En waar men in het Oosten zich dikwijls zalfde, daar lag de verleiding voor de hand om deze zalf na te maken. Al gebruikte men dan niet de heilige olie zelf, het werd toch een zalf van dezelfde samenstelling. Aldus zou het onderscheid tussen het heilige en het onheilige worden uitgewist. Wie dit deed, zou tonen geen besef te hebben van de heiligheden Gods en geen eerbied voor Zijn genade in de dienst der verzoening.
Er was echter ook iets anders denkbaar, namelijk dat men de olie namaakte om die te gebruiken voor de ambtelijke zalving. Iemand vraagt misschien: wat hinderde dat, als het naar hetzelfde recept bereid werd en alleen voor het heilige doel werd gebruikt? Toch was het verboden. In de dienst des Heeren luistert alles zo nauw. Telkens vinden wij soortgelijke voorschriften. Als straks de zonen van Aaron vreemd vuur op het altaar brengen, en dus zelf de zaak des Heeren willen onderhouden, worden zij terstond gedood. Zo is het ook hier. De dienst der schaduwen strekt ons ter onderwijzing. Hier moeten wij leren, dat God Zelf bekwaamt en heiligt tot Zijn dienst. God verdraagt geen surrogaat, al is het nog zo kunstig nagemaakt! Dit verbod moet Israël leren, dat alleen de geheel door God geheiligde de dienst kan verrichten en Hem aangenaam is. Dat betekent met andere woorden: Israël moet van eeuw tot eeuw Ieren uitzien naar de zalving en heiliging door Christus' Geest. Hoewel wij in I Kron. 9 :30 lezen, dat priesters belast waren met het bereiden van de zalfolie, toch schijnt ze na de ballingschap niet meer gemaakt te zijn. De Joden hebben het verbod toen blijkbaar zo streng opgevat dat zelfs de priesters de zalf niet opnieuw mochten bereiden. Zo ontstond er dus een leemte, die wel geschikt . was om te doen verlangen naar de betere zalving met de Heilige Geest Zelf.
In die betere bedeling leven wij nu. De Heilige Geest is uitgestort in Christus' Kerk met een rijke verscheidenheid van gaven, gesymboliseerd in de kostbare bestanddelen van de vroegere zalfolie. Maar dan blijft toch dit voorschrift vol ernstige lering. Het beginsel is onveranderd. De Elberfelder prediker Paul Geyser, tijdgenoot van de grote Kohlbrügge, schreef aan zijn zoon, die theologie studeerde, dat hij hem liever als kleine jongen verloren had, dan dat hij zou opgroeien om een dienaar der Kerk te heten, maar een Baalspriester te zijn. „Weet gij niet", zo vervolgt hij dan, „dat naar Gods Wet de man, die de heilige zalfolie namaakte, in eeuwigheid vervloekt was? Zal dan een geringere straf hem treffen die het heilige van het Nieuwe Verbond namaakt, om mensen en God te bedriegen ?"
Slechts Gods Geest bekwaamt tot Gods dienst! Daar dienen wij reeds bij de voorbereiding diep van doordrongen te zijn. Het gevaar van namaak ligt voor de deur. Het is een groot kwaad als iemand zich met een onbekeerd hart werpt op de heilige dienst, zonder geloof, en met een vijandige, critische geest. Wee de predikers, die Gods waarheid vervalsen en Zijn dienst onteren! Maar toch gaat het hier over iets anders: namaak. De zalfolie is van dezelfde samenstelling. Uiterlijk is er geen verschil. Men is rechtzinnig en in zekere zin Schriftuurlijk. Misschien wel „degelijk" in de ogen der mensen. Maar het is alles in eigen kracht, louter traditie, napraterij. Het is namaak. Men kan gezalfd doen, zonder in waarheid gezalfd te zijn. Dan is de dienst des Heeren een beroep en geen roeping.
Het komt mij voor, dat ons Christendom arm is aan zalving en rijk aan namaak. Is dan de zalf-olie op ? Gelukkig niet! Het verbod van namaak onderstelt dat de echte zalfolie aanwezig is. Dat maakt het surrogaat des te boosaardiger. Het roept ons toe: waarom namaak, als de heilige zalf verkrijgbaar is? Wie met namaak werkt heeft wel een hoge dunk van zichzelf en een arme gedachte van Christus. Ja, daar ligt de verklaring: zonder waarachtig geloof durven wij het met Hem niet te wagen. Wij denken misschien dat het weinig verschil maakt, maar de geestelijke kenners merken het wel. In de handel is er inderdaad goede namaak, dikwijls veel goedkoper dan het originele artikel met handelsmerk. Nu, namaak-zalving is inderdaad goedkoop, maar geeft dan ook een goedkoop namaak-christendom. De echte zalfolie is duur: zij vraagt de prijs van ons eigen ik. Wie ze echter kent, begeert geen andere meer en krijgt een afkeer van het eigen maaksel. Hij gaat zich schamen, dat hij zo licht het een met het ander zoekt te vermengen. Ook leren wij dan de Heere danken voor het Evangelie in deze wet. Het verbod zegt immers: er is geen namaak of aanvulling nodig. In Christus is een onuitputtelijke volheid voor al de Zijnen. Tot het ambt aller gelovigen en ook tot het bijzondere werk in Zijn dienst.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1955

De Wekker | 4 Pagina's

„Een olie der heilige zalving

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1955

De Wekker | 4 Pagina's