Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vergadering (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vergadering (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de oude Domstad, die door één der afgevaardigden de stad van Lodenstein genoemd werd, was op Donderdag 2 Februari bijeengekomen een kring van ouderlingen uit onze kerken, die met elkander in een leerrijke en broederlijke conferentie de dag hebben mogen doorbrengen. Het was mij inderdaad een genoegen, en ik vermoed meerderen met mij, om in het midden dezer ambtsdragers te zijn geweest. Het werd door de Voorzitter met waardering onderstreept, dat enkele predikanten van hun belangstelling blijk gaven. Vanzelfsprekend zijn onze predikanten als „gasten" en niet als ,,afgevaardigden" tegenwoordig. Het aantal predikanten moge in de toekomst vermeerderen, als maar niet vergeten worde, dat zij „gasten" zijn.
Wat zulk een vergadering allereerst aan betekenis doet winnen is de solidariteit, de saamhorigheid, die beter aangevoeld dan gestipuleerd kan worden. Men kon merken, deze broeders waren samen uit liefde voor de kerk en voor het ambt, dat zij onder biddend opzien tot den Heere hadden aanvaard. Ik wil dadelijk constateren, dat ouderlingen, die niet aanwezig waren, toch heel wat hebben gemist. De uitwisseling van gedachten, de ontmoeting van elkander, de blijdschap der saamhorigheid waren de lichtende lampen, die de gehele dag daar hebben gebrand.
Na enkele huishoudelijke werkzaamheden, en na een hartelijk woord tot de scheidende Voorzitter, broeder Landheer van Oud-Beijerland, die vele jaren deze vergadering van ouderlingen met zoveel tact heeft geleid, kwam al heel spoedig het Onderwerp aan de orde, waarbij de betekenis van het „kerkelijk besef" onder het zoeklicht zou worden gesteld.
Broeder Molenaar van Amsterdam was de man, die dit veelzijdig onderwerp had in te leiden. Ik behoef niet te zeggen, dat dit referaat aanleiding gaf tot een brede bespreking en de tijd te kort was om dit vraagstuk naar behoren te belichten. Tal van vragen kwamen op de inleider aan, en hij heeft getracht zich door al die splinters en al dat prikkeldraad heen te werken.
Niets moeilijker dan te omschrijven, wat nu werkelijk is „kerkelijk besef". Zowel dat woord „kerkelijk" als „besef" heeft hier een eigensoortige inhoud, en 't was dan ook geen wonder, dat telkens op dit bepaalde punt de inleider werd — ik zeg niet aangevallen — maar ondervraagd. Zeer juist acht ik de houding van inleider, wanneer hij er met nadruk op bleef hameren, dat allereerst in de gezinnen een kerkelijk besef moet worden gekweekt. Waar het gezin zich slap aanstelt, daar valt heel spoedig van een kerkelijk besef niet veel meer te bespeuren .Vooral de ouders, zo betoogde inleider, zijn de eerste organen, die ten opzichte van het jeugdvraagstuk een antwoord kunnen geven en hebben te geven. Er wordt veel over de jeugd gesproken, maar geschiedt dit niet veel te los van het gezin, en wordt het zwaartepunt niet verlegd naar school, vereniging en jeugdconferentie? De ouderlingen hebben ook hier een taak, die ongetwijfeld bij huisbezoek een belangrijke factor zal moeten worden.
Wel trof mij in de bespreking, dat niet voldoende werd onderscheid gemaakt tussen „kerkelijk besef" en „kerkbegrip". Hier zou te onderscheiden zijn tussen „besef", „idee" en „begrip". Maar laat ik de schijn niet op mij laden, alsof ik hier critiek zou willen leveren, op hetgeen gehoord werd. Integendeel, met grote waardering is hier gesproken, al waren wij het er met elkander over eens, dat de tijd veel en veel te kort was om deze zo inhoudrijke materie op één middag tot haar recht te laten komen.
Eén ding moet mij toch van het hart. Werd wel voldoende onderscheid gemaakt tussen individueel geestelijk leven, en kerkelijk besef, en werd wel voldoende duidelijk, dat de kerk als vergadering van Christ-gelovigen (art. 27 belijdenis) niet uitsluit, maar juist insluit een geheiligd kerkelijk besef? Geestelijk leven, waarin Gods kind alle zaligheid van Jezus Christus verwacht, waardoor men zich wezenlijk één weet met allen, die in het bloed van Christus hun grond der zaligheid hebben gevonden, is geen beletsel, maar stelt een heilige roeping, zo leert de belijdenis in art. 27, om te weten, waar zulk een hart kerkelijk kan en zal ademen. Dat eist veel van de prediker, dat eist niet minder veel van de ouderling, die zijn Kerk heeft te dienen met al de liefde van zijn hart.
Ook trof mij, dat nog altijd niet genoegzaam onderscheid gemaakt werd tussen „verenigen" van kerken, die elkander het recht van bestaan betwisten en het „saamwerken" van kerken, die elkander weten te waarderen op verschillend terrein van het grote brede leven met zijn zo vele brandende vragen, die voor de kerken van betekenis zijn, en nog meer zullen worden. Kerken kunnen samen getuigen, al kunnen ze nog niet verenigen.
Wie bijv. de aansluiting onzer kerken bij de I.C.C.C, gelijk op deze vergadering geschiedde, in één adem noemt met de roep om vereniging met de Gereformeerde kerken (hetzij van art. 31 of niet) of met de Gereformeerde Gemeenten, vergeet, dat saamwerken geen vereniging insluit. Vereniging eist eenheid in belijdenis, saamwerken vraagt eenheid op basis, die als gemeenschappelijk accoord van saamwerken en saamgetuigen wordt aanvaard. Wij zouden voor deze internationale samenwerking van kerken aan de Apostolische belijdenis als basis genoeg hebben, ware het niet, dat deze belijdenis door modernistische invloeden zó zeer is verschraald, dat zij door een nadere stipulering moet worden gehandhaafd. Dit is geschied in de basis-formulering van de Internationale Raad van Christelijke Kerken. Ook de Gereformeerde Kerken hebben op haar Synode uitgesproken, dat zij tegen deze grondslag van I.C.C.C. geen bezwaar heeft. Het is mij daarom naar het hart, dat de Gereformeerde Kerken op haar Synode thans besloten hebben om pogingen aan te wenden om te komen tot een Gereformeerd convent. Hier zijn gemeenschappelijke belangen. Hier is een gemeenschappelijk getuigen. Hier is iets van één geloof, één doop, één God en Vader, één bloed der verzoening, één Geest, die heiligt, één Woord, waarvoor wij allen knielen.
Hier komt dwars door de verscheuring der Kerken heen toch iets, zij het flauw, naar buiten van die eenheid, die straks in de hemel de glorie van het Lam zal zijn! Zo glorieert de Gereformeerde gezindheid!
Het waren deze dingen, die mij vervulden met grote dankbaarheid, toen ik in het midden der broederen ben geweest. Het heeft mij, en ik vertrouw velen met mij, goed gedaan in Utrecht de ouderlingenconferentie te hebben meegemaakt. Wij zien al weer uit naar de tweede conferentie, die nog in dit jaar zal gehouden worden, op D.V. Donderdag 25 October.
Toen de nieuwe Voorzitter, Broeder Gelijnse van Den Haag, de vergadering mocht sluiten en Ds. Bilkes zijn kort, maar gedegen slotwoord had gesproken, mochten wij terug zien op een dag, die in 's Heeren dienst voor 's Heeren Kerk was besteed.
Wat wil een rechtgeaard ouderling meer? Maar er was nog iets, dat sterk mijn aandacht trof, en daarover de volgende week.
U. (Utrecht), S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1956

De Wekker | 4 Pagina's

Een vergadering (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1956

De Wekker | 4 Pagina's