Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paaszang van Gods beelddrager

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paaszang van Gods beelddrager

Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich. Ps. 16:9a; Hand. 2:26a.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

David vreest niet en zal niet wankelen, omdat de HEERE aan zijn rechterhand is. Hij zingt zijn triumfzang over de dood; als profeet doet hij dat en in het geloof met bewustheid en troost voor eigen hart. Hij geniet bewust de gemeenschap der verzoening. Hij weet zich veilig bij God, ook onder de doodsbedreiging. Daarom kan hij zijn triumfzang zingen over de dood en zijn paaszang doen horen bij zijn graf. De opstandingsheerlijkheid wordt in deze psalm rijk beluisterd.
Opmerkelijk is dat David zingt: Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn eer.
Dat David zingt van de Christus, komt in de slotverzen van Ps. 16, vergeleken met de pericoop in Hand. 2, heel duidelijk uit. Hij verheugt zich ten volle over dit messiaanse heil, want die blijdschap zal niet vergaan, ook al sterft David en zal zijn lichaam worden begraven. De HEERE is altijd bij hem, en daarom, kan hij zich zo bijzonder verheugen.
Wanneer hij spreekt over verheugen, dan bedoelt hij zijn blijdschap luid te openbaren, Neh. 12:43. Bij de inwijding van de stadsmuur, in de dagen van Nehemia, was er bij het volk grote vrolijkheid, omdat God deze vreugde had gegeven. Er was zulk een machtige omkeer gekomen in het leven van het volk: stad en tempel werden herbouwd en de HEERE woonde weer in het midden van Zijn volk. En dat is het leven van het volk. David zingt van de grootste omkeer voor het volk: de opstanding van Jezus Christus, Hand. 2:31. Het woord verheugen betekent o.a. zich kringvormig bewegen en zo juichen. Wij mogen wel denken aan een levendige uiting van de vreugde, aan een uitbreken van sterke blijdschap. David verheugt zich niet alleen in stilte, maar uit die vreugde zeer sterk; hij is blijde tot opspringens toe. Joh. 3:22. De lofzang kan stilheid zijn, Ps. 65:1 , maar het hart kan ook zo door vreugde zijn aangegrepen en met blijdschap zijn vervuld, dat het in jubel moet uitbreken. Er is een heilig huppelen van vreugde, Matth. 11:7. Het hart wijst op de innerlijke mens, die door de Geest Gods is levendgemaakt. Het paasleven zingt in en door de levendgemaakte David bij zijn geopend graf, omdat hij zingen kan en mag en moet van de levendgemaakte Christus. God geeft hem grote vrolijkheid. De discipelen waren verblijd toen zij de HEERE zagen, opgestaan uit de dood; David heeft er van gezongen in zijn profetisch opstandingslied.
David spreekt niet alleen van zijn hart, maar ook van zijn eer. Bij hart moeten wij denken aan het centrum van het geestelijke en psychische leven, als de zetel van de affecten, de ervaringen, enz. Het woord eer, wordt meest weergegeven door ziel, maar dit verklaart niet wat het woord eigenlijk betekent. Het woord betekent zeker ook eer; bijzonder ook heerlijkheid, en wordt zo heel vaak van God gebruikt. Het wijst ook op zwaarte, op volheid, op majesteit en heerlijkheid. Wij geloven dat wij hier moeten denken aan het in David herstelde beeld Gods. Vertalen wij ziel, dan zullen wij toch de ziel ons moeten voorstellen als de draagster van Gods heerlijkheid, en wel in deze zin: het beeld Gods is in hem hersteld. Op deze wijze glanst Gods heerlijkheid in David uit; bijzonder nu hij zijn paaszang aanheft. In dat herstelde beeld zingt hij van Pasen. Op deze wijze wordt hij bijzonder bewogen in heel zijn centrum om zich te mogen en te kunnen richten op deze geestelijke omkeer voor Gods volk, in de opstanding van Christus. De ziel van de mens is zijn heerlijkheid, heeft iemand gezegd, en dat is zij als afbeelding van de heerlijkheid Gods. De verbinding hart en „eer" vinden wij ook in Ps. 108:2. Wij moeten dus denken aan David in heel zijn bestaan voor God als wedergeboren mens, in wie het beeld Gods hersteld is. Die mens openbaart zich naar buiten. In die mens straalt door iets van Gods deugdenbeeld; in die mens openbaart zich de opstandingsheerlijkheid van de Christus. De nieuwe mens is draagster van die heerlijkheid. Zo breekt de ziel uit in vreugde, in paasvreugde. Bij „mijn ziel juicht", denken wij dus aan de ziel, waarin het beeld Gods hersteld is. Die grote omkeer in de mens is er door de opstanding van Christus.
David vreest niet. Vol hemelse vreugde, uitbrekend in jubel, ziet hij de dood in het aangezicht en doet hij horen zijn zegezang over de dood. Gods heerlijkheid in de innerlijke mens, welke heerlijkheid die mens vernieuwt; doet hem vanwege dat werk Gods zingen van vreugde. De HEERE geeft grote vreugde door de machtige omkeer, de overwinning van de dood, door het borgwerk van Christus, Die leeft.
Heel opmerkelijk is dat Petrus in zijn Pinksterpreek tot onderwerp heeft de Christus, als Overwinnaar van de dood. Zo moet hij, vervuld met de Heilige Geest, Christus verheerlijken.
Het paasfeest is weder gevierd. Maar geen hart verheugt zich zonder wederbarende genade. Er is wel een oppervlakkige vreugde, maar daar spreekt zich geen wedergeboren hart in uit. Veel zielen worden door mensen bewogen te zingen, te jubelen, te juichen, maar het zijn geen zielen, welke draagsters zijn van Gods heerlijkheid, omdat het beeld Gods nog niet er in hersteld is. Het deugdenbeeld straalt heel treffend

uit in de schepping, maar nog veel .heerlyker in de herscheppende genade Gods. Wanneer het beeld Gods in ons hersteld is, leren wij anders kennen en zullen wij zoeken de dingen, welke boven zijn. Wij zijn dan geen vreemdeling van het wenen onder de klaagzangen van Johannes, de wegbereider des Heeren; wy zijn dan ook geen vreemdelingen van het beginsel der wondere vreugde.
Wij zijn op weg naar ons graf; wij reizen voort onder doodsbedreiging. Pasen ligt achter ons; de dood is overwonnen? Ook in ons? Is ook ons hart vernieuwd? Is in onze ziel het beeld Gods hersteld? Zyn wij nieuwe mensen? Is heel ons levenscentrum anders? Straalt ook in ons leven uit de herscheppende genade Gods? Laat het Woord Gods ons dringen tot zelfonderzoek.
Paulus leefde veel later dan David. Hij juichte omdat de prikkel van de dood was weggenomen. David kende hetzelfde beginsel der heilige vreugde. Hij zong zijn paaszang in hersteld beeld Gods.
Zalig wij, indien wij zo gezongen hebf- ben bij het geopende graf van Christus en weten mogen dat de dood niet alleen voor ons, maar ook in ons verslonden is tot overwinning.
Dan kennen wij de grote omkeer door God gegeven:
Ik lag gekneld in banden van de dood........
....... Maar ik ben verlost. God heeft mij welgedaan!

v.d. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1956

De Wekker | 4 Pagina's

Paaszang van Gods beelddrager

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1956

De Wekker | 4 Pagina's