Simon, de Zeloot
.... Simon Kananites. Ev. v. Matth. 10 : 4a ... en Simon genaamd Zelotes. Ev. v. Luk. 6 :15.
Het samenkoppelend woord „en" in de opsomming van de Apostelen, die Jezus bij zich stelde, geeft een diepe indruk van de kracht der genade.
Als parels aan een snoer worden daarin de meest wondere tegenstellingen verenigd. De verscheidenheid is in het werk van Christus geen belemmering voor de harmonie. Juist omdat Hijzelf er de saambindende kracht van is, kan er in zijn kerk een grote variatie zijn onder hen, die om Hem verenigd worden.
Maar uit de Heere kan dan alleen het wonder verklaard worden dat zij er bij horen.
Ook Simon, Kananites bewijst dit.
Sober zijn de gegevens omtrent hem in de openbaring Gods. Eigenlijk kennen we alleen zijn naam. En dan zijn bijnaam.
En over dat laatste beginnen dan de moeilijkheden. Immers er is verschil. Matth. en Mark. noemen hem Kananites terwijl Lukas en Hand. 1 hem als Zelotes betitelen. Hoe zit dit nu? Met zekerheid is nu wel vast te stellen dat „Kananites" een verschrijving geworden is van Kananaios. Deze aanduiding valt dan terug op een woord dat „ijveren" betekent.
Lukas, de evangelist heeft er een Griekse vertaling van gegeven om deze (Arameese) bijnaam doorzichtig te maken en noemt hem zeloot. Ook dit betekent ijveraar.
Met deze nuchtere taalkundige aantekening is tegelijk omgeworpen het bouwsel van de fantasie dat men in de oude kerk op deze bijnaam opgetrokken had.
Daar meende men — op de klank afgaande — dat Kananites zou betekenen: uit Kana afkomstig. Daar was de bruiloft, waar Jezus kwam. En de verleiding werd nu te sterk om niet te beweren dat Simon de bruidegom was. En Jezus wordt dan degene, die zijn trouwdag verstoorde door hem tot apostel te roepen. En het ascetisch ideaal van de oude kerk vergde het ongehuwd zijn voor een apostel.
Men moet maar durven!
Zeloot wil dus zeggen: ijveraar.
Behoort deze bijnaam nu bij het verleden van Simon of wijst hij op een karaktertrek van deze Apostel in zijn werk? Het laatste is niet waarschijnlijk. IJveren kenden zij allen.
Het zal wel een aanduiding van zijn verleden zijn. Er was immers nog een tweede Simon in de apostelkring.
Maar wat wil dit nu zeggen? Er is n.l. tweeërlei mogelijkheid hier. Men kan bij „ijveraar" denken aan de algemene zin die deze aanduiding heeft in de Schrift. Dan ziet het op een ijveren voor de wet. Zo b.v. in Hand. 21: 20 en 22:3. Paulus spreekt ook van zulken ijver als hij die karakteriseert als een ijver zonder verstand, d.w.z. zonder het juiste inzicht in de verhouding der zaken, zoals die door de Heere zelf gesteld zijn. Dit komt dan vooral uit in een ijver voor de Wet, als de weg waarin de gunst Gods verworven zou kunnen worden. Wil de aanduiding van Simon als de ijveraar nu zeggen, dat hij ijverde voor wetsonderhouding? Een man dus die daarvoor alles in de weegschaal wilde leggen? Deze zin behoeft niet heel en al uitgesloten te worden maar er is nog meer en dat komt mij voor nog juister te zijn.
De Evangelist Lukas spreekt van de Zeloot. Hiermede is Simon in de kring der discipelen aangeduid als een uitzondering. De Zeloten toch vormden een bizondere politieke schakering in het bonte en woelige leven in Palestina in de dagen van Christus. Zij waren bij uitstek de nationalisten. Het vlammende visioen hadden zij gezien van het Joods-Messiaanse rijk. Men zou de Zeloten de ondergrondse partij hebben kunnen noemen. De spitsen van hun werk braken dan telkens door de bodem van het leven heen. Vooral veel Galileërs behoorden er toe. Naar alle kanten fel waren deze Zeloten. Met een bittere haat verachtten zij de Romeinen. Hun advies was dan ook: de keizer geen schatting te geven. Niet minder waren zij tegenstanders van Herodes. Een Edomiet op Israëls troon, het was een schande. Ook de Farizeërs waren hun vrienden niet. Zeker zij ijverden voor de voorvaderlijke inzettingen, maar tegenover de Romeinen waren zij te toeschietelijk.
En de tollenaars; de Zeloten konden hen niet zien, deze collaborateurs!
Er zat vuur in de Zeloten. Een felle ijver. Echter zonder verstand!
Zij zouden zelf het Messiaanse rijk doen komen. En welk een!
De ijverende mens staat er bij in het middelpunt.
Wel aanlokkelijk voor het vlees; vooral voor het vrome vlees.
En nu is deze Zeloot ook achter Jezus gekomen. Welk een bekering!
Hoe anders is hij nu de dingen gaan zien. Hij heeft Gods weg en Gods tijd leren kennen. Het koninkrijk der hemelen is voor hem gaan lichten. En in plaats van de ijverende mens is de ijverende Christus in het centrum komen te staan.
Groter omkering is er wel moeilijk denkbaar. Maar deze omkering is de gezegendste die denkbaar is. Van eigen ijver en werk naar de beloften Gods.
Hoe warm en overtuigend zal Simon hebben kunnen spreken van de werken Gods.
Geen bloedblad van vijanden maar de bloedstorting van de Zone Gods legt de hechte grond voor het rijk Gods.
En dat wondere rijk werpt hier de trekken van de rijke gemeenschap, die het kent, al vooruit.
In het Messiaanse rijk dat Simon zich droomde, toen hij Zeloot was, zou geen plaats geweest zijn voor Levi de tollenaar. Geen straf zou zwaar genoeg geweest zijn. Maar nu deelt hij met Levi in dezelfde genade Gods.
In de levensgemeenschap met Christus kunnen de meest scherpe tegenstellingen elkaar toch vinden.
Maar het is door de kracht van de genade Gods alleen.
Zo is ook deze aantekening omtrent Simon een jubel op de kracht der genade, die alles doorbreekt en overwint.
Zalig, wie haar kent.
Kremer
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1956
De Wekker | 4 Pagina's