Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ongerijmd?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ongerijmd?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder het opschrift „Wij en andere kerken" geeft prof. dr. K. Dijk in het Centraal Weekblad van 5 Januari j.l. een rondschouw, die aanvangt met de christelijke gereformeerde kerken. De professor waardeert het synodebesluit om de studie aan de Theologische School te verlengen, de houding ten opzichte van de radio en de nieuwe bijbelvertaling. Hij constateert dat de christ. geref. kerken in trouw aan de belijdenis de roeping voor deze tijd willen opvolgen. Toch meent hij iets ongerijmds aan te treffen.
We citeren: „De chr. geref kerken doen van harte mee met de I.C.C.C. en dat is haar goed recht; deze oecumenische organisatie gaat tenminste in de trouw aan het Woord Gods ver boven de Wereldraad uit; maar.... hoe is het nu te rijmen, dat diezelfde kerken, die de gemeenschap zoeken en oefenen met allerlei methodisten en baptisten, tegenover onze kerken, die toch aan dezelfde gereformeerde belijdenis vasthouden, zo pijnlijk terughoudend zijn?
We willen hier graag op antwoorden. Prof. Dijk is niet de eerste, die hier een ongerijmdheid meent te vinden. Vooral van geref. zijde is ons dit herhaaldelijk voor de voeten geworpen. Ook is er, zowel in „Getrouw" als in „De Wekker", al meer dan eens en, door verschillende schrijvers op geantwoord. Wij willen het graag nóg eens doen.
Allereerst dan dit. Onze samenwerking in de I.C.C.C. is heel iets anders dan het zoeken van kerkelijke eenheid. Als onze aansluiting bij de I.C.C.C. inhield, dat wij bezig waren te dokteren aan een kerkelijke eenheid met „allerlei methodisten en baptisten" en hier dus alle leerstellige verschillen met huid en haar slikten, dan was er alle reden tot verbazing. Hier is echter geen sprake van. De I.C.C.C. is een organisatie tot samenwerking van alle kerken, die de — duidelijk omschreven — leerstellige grondslag aanvaarden.
In de constitutie is nadrukkelijk uitgesproken, dat niet gestreefd wordt naar één-wording der aangesloten kerken. Dat is immers een zaak van de kerken zelf! Samenwerking dus; geen vereniging. Ook voor deze samenwerking achten wij echter een zeer positieve grondslag nodig, die ook prof. Dijk van harte zal onderschrijven. Maar dan ligt het geheel in de lijn, dat diezelfde christ. geref. kerken geloven, dat er voor het meerdere, n.l. kerkelijke vereniging, nog méér nodig is dan voor interkerkelijke samenwerking als in de I.C.C.C. Hier is geen meten met twee maten.
De Christ. geref. kerken willen serieus zijn, èn op het punt van samenwerking èn op dat van vereniging. Ze willen weten waar ze aan toe zijn. Daarom willen ze niet weten van de Wereldraad van Kerken. En ook niet van een kerkelijke vereniging waarbij de verschillen gecamoufleerd zouden worden. Prof. Dijk spreekt in dit verband zelf over „het verschil in de verbondsbeschouwing". En dat is ook genoegzaam bekend.
Wij menen inderdaad, dat er op dit punt klaarheid moet zijn. Dit verschil is nu eenmaal niet van ondergeschikte betekenis. Een verschillend uitgangspunt doet de wegen uiteengaan. En de afstand, die er in de loop der jaren gegroeid is tussen de geref. en de chr. geref. kerken, is heus niet alleen te verklaren uit bijkomstige oorzaken. Dit heeft iets te maken met dat verschillend uitgangspunt.
Het is ook daarom zo belangrijk, omdat het alle terreinen doortrekt. We ontmoeten het op het gebied van de prediking, de zielszorg, de catechese, het onderwijs, de opvoeding, het jeugdwerk. Dit is niet een verschil, dat men „begraven" kan. Men komt het altijd weer tegen, ook al wordt het niet met name genoemd.
Wanneer nu prof. Dijk constateert dat de chr. geref. kerken zo „pijnlijk terughoudend" zijn tegenover de geref. kerken, dan zal de verklaring in het bovenstaande moeten worden gezocht. Wij moeten niet vergeten dat de geref. kerken zich sedert 1892 hebben ontwikkeld onder invloed van een verbondsbeschouwing, die wij onmogelijk als schriftuurlijk kunnen aanvaarden. Onze kerken zijn daar inderdaad bang voor. En dat maakt op Prof. Dijk (en vermoedelijk vele anderen) de indruk, dat wij „pijnlijk terughoudend" zijn. Ik geloof echter niet, dat deze terughoudendheid opzet is. Men zou haar intuïtief kunnen noemen, maar neme haar dan ook ernstig.
Overigens meen ik te mogen verklaren dat de christ. geref. deputaten voor samenspreking met de geref. deputaten zich in de vele samensprekingen geenszins door terughoudendheid hebben laten leiden. Prof. Dijk zal zich de teleurstelling en ontnuchtering aan onze zijde nog wel herinneren, toen in deze — immers officiële — samensprekingen overduidelijk bleek, dat de geref. kerken hun standpunt inzake het genadeverbond nog ten volle handhaafden.
Toen de christ. geref. deputaten op grond daarvan geen heil meer zagen in verdere samensprekingen, maar aan hun synode wilden voorstellen zich rechtstreeks met een broederlijk vermaan tot de geref. kerken te richten, kwam van geref. zijde het verzoek dit niet te doen, maar de samensprekingen voort te zetten. Ook toen is er van terughoudendheid geen sprake geweest; de synode machtigde haar deputaten, ook deze „tweede mijl" te gaan. Helaas zijn de besprekingen tot hiertoe onvruchtbaar gebleken. Naar onze overtuiging trachtten de geref. deputaten tevergeefs, hun verbondsbeschouwing uit Schrift en belijdenis te bewijzen.
't Is tragisch, dat de zaken zo staan. Intussen gaat de ontwikkeling verder. Dat in de geref. kerken velen bekoord worden door de Wereldraad van kerken èn door een uiteindelijke vereniging met de Herv. kerk (nieuwe koers) wordt in onze kringen een gevaarlijk symptoom geacht. Het maakt ons huiverig voor het gehalte van hun gereformeerdheid, vooral van hun belijdenis ten aanzien van de heilige schrift als het Woord van God. Wij hebben de indruk dat in de houding tegenover de „oecumene" de geesten openbaar worden.
In het licht van dit alles kan men onmogelijk op korte termijn een beëindiging verwachten van de bestaande kerkelijke gedeeldheid.
Laat ons echter samenwerken waar het kan. Prof. Dijk wijst in het slot van zijn artikel op de in 1956 opgerichte organisatie ter bevordering van het werk van de I.C.C.C. in Nederland.
Zonder de uitdrukking „eenheid-actie" over te nemen, verenigen wij ons gaarne met de bede van de prof., dat God geve, dat deze organisatie de christenen in enigheid des waren geloofs dichter tot elkander brengt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1957

De Wekker | 4 Pagina's

Ongerijmd?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1957

De Wekker | 4 Pagina's