Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In memoriam Prof  G. Wisse

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In memoriam Prof G. Wisse

9 minuten leestijd

Een grote in Israël is afgereisd!
Prof. Wisse is geëmigreerd naar het vaderland, waar al het volk samenkomt, dat hier het reislied leert:
Ik ben, o Heer, een vreemdeling hier beneen.
Laat Uw geboon op reis mij niet ontbreken
Het was zulk een schokkend bericht, dat dinsdagavond 19 November langs de draad ging, toen ook mij werd gemeld het zo plotseling afreizen van onze onvergetelijke Vriend en Broeder Wisse. Zeker, wij wisten, dat de krachten minder werden, maar telkens herstelde hij zich, en beklom weer de kansel. Hij kon de kansel niet missen. Wisse en de kansel waren een eenheid. Wij waren al zo gewend geraakt aan de klachten over zijn hart, dat wij hem toch nog wel enkele jaren toedachten. En zie. Dinsdagavond, 19 dezer, toen hij post en correspondentie bij zich droeg om zich weer te zetten aan zijn werk, hoorde men een bons en lag hü voorover met zijn aangezicht op de grond.
Onwillekeurig denkt men aan het woord, dat van Henoch staat opgetekend : „en God nam hem weg, en hij was niet meer".
Wisse heeft gepreekt tot de dood zijn adem wegnam.
Nog Zondag 17 November jl. stond hij in Driebergen op de kansel en hield een indrukwekkende voorbereidingspredikatie over Jesaja 6.
De majesteit des Heeren Heeren enerzijds, en de schuldigheid van de knecht des Heeren en het Volk des Heeren was de grondtoon van zijn predikatie. En toch, Jesaja, deze knecht des Heeren, die een man is van onreine lippen, en die behoort tot een volk van onreine lippen, is een geheiligde, toen Zijn lippen werden aangeraakt door een kool van het hemels altaar.
Zie, dat is nu ook Wisse ten voeten uit.
Geïnspireerd uit de vlammende heiligheid van 's Heeren heerlijkheid, en toch weer gebogen, soms gebroken onder eigen onreinheid en schuldigheid, dat is Wisse. Ik heb hem meermalen horen zeggen: in mij zelf onwaardig, maar niet onbevoegd. Hij wist zich van jongs af een geroepen dienstknecht, die jaren en jaren in het kristallijn der welsprekendheid zijn Zender heeft verheerlijkt, zijn Koning heeft geëerd. Want Wisse was een rijk begaafde ambassadeur van het hemelhof.
Ik heb het genoegen gehad hem jaren te kennen, en ik heb in hem altijd drie factoren onderscheiden, en wie dat niet deed kwam slag op slag met deze man in de war.

De mens — Wisse.
Hier zijn zwarte kanten en donkere diepten. De man, die ons kon inleiden, in wat diepte psychologie was, wist heel wel, wat in de kelder van zijn allerdiepste zijn woelde en waar zijn zwakke plekken waren.
Wisse trok aan en stootte af. Dat lag voor een gedeelte ook aan ons, maar niet minder voor een gedeelte aan hem zelf. Hij zou de eerste zijn om u dit te willen toestemmen. Gij moet er zijn „memoires" maar eens op nalezen en gij kunt dit portret op meer dan één bladzijde vinden. Ik schrijf u zulk een passage af op blz. 223 „zelfrespect kan zo gemakkelijk tot hoogmoed verleiden, en al zulke dingen meer veroorzaken soms allerlei ellende voor ons, welke wij hadden kunnen voorkomen".
De mens — Wisse!
Deze grote in Israël kon soms zo klein doen, dat men zich afvroeg: is dit nu die zelfde man, die de duizenden weet ,.te wentelen rondom de spil van zijn .machtige oratie?
Maar dat heeft deze grote met meer deren van deze kwaliteiten gemeen, die soms zo naïef kunnen doen in de dingen van het alledaagse leven.

De schrijver — Wisse
In mijn bibliotheek staat een rij geschriften, die mij en velen met mij zullen blijven toespreken en waarin naast de filosoof ook de apologeet aan het woord is, maar waarin niet minder de meest eenvoudige ziel geschriften kan aantreffen, die heenleiden naar de rijke mystieke wateren van Gods ontmoeting en zielsomhelzing, die menig hart op de vreemdelingstocht hebben verkwikt.
Hoe zou ik op deze plaats kunnen vergeten, wat hij ten beste gaf in zijn „pastorale brieven", die niet overal in de „smaak" vielen — over de smaak valt moeilijk te twisten — maar waarvan ik toch kan en mag zeggen met volle vrijmoedigheid, dat ze gelezen werden en dat ze menigwerf geestelijke bouwstoffen aandroegen, die ten nauwste in verband stonden met de bouw en de toekomst van eigen kerkelijk leven. Neen, gij behoeft het niet in alles met deze vlotte schrijver eens te zijn om toch te waarderen, wat hij juist in deze pastorale brieven voor onze Kerken geweest is. Het zal niet gemakkelijk zijn een opvolger te vinden, die dit „pastorale" overneemt.

De prediker — Wisse.
Hier hebt ge hem in zijn vol ornaat en in zijn volle kracht.
Zijn houding, zijn kleding, zijn gelaat — alles sprak van een „geestelijke". Hij scheen niet slechts een „geestelijke", hij was een geestelijke, die uit de Heiligen Geest geestelijke dingen met geestelijke zaken wist saam te voegen. Wars van alle intellectualisering in de prediking liet hij zich nooit gaan in de zuigkracht van een gevoelige mentaliteit, die alle objectiviteit in de Christus zou missen! Hij ging in zijn denken en in zijn preken altijd heen van de soteriologische, naar de theologische Christus, d.w.z. het gaat, o volk van God, niet om uw zaligheid, maar het gaat om de Göd der zaligheid. Zijn bevindelijke inslag in elke preek was gezond en gebouwd in en uit het Woord van God. Als Wisse preekte luisterde ieder. Hij wist rondom de kansel saam te roepen de velen, die anders de kerkdeuren liefst passeren! Wanneer Wisse een „tijdrede" hield dan moest men al heel vroeg op stap wilde men van een plaats verzekerd zijn. Wat kon hij dan met het wetenschappelijk materiaal, dat hij voor het grijpen had, communist en socialist en materialist striemen, en wat kon hij tegelijk een ontdekkend element in elke tijdrede dragen, waardoor geen ziel ongewaarschuwd de kerk verliet.
Deze prediker heeft ook onze Kerken telkens opgeroepen tot een practisch kennen, van wat tot zaligheid van node is. Was het niet Wisse, die in het jaar 1953 de bezielende tolk is geweest om een „Getuigenis van de Generale Synode der Christ. Geref. Kerken aan de Kerken" te doen uitgaan? (zie acta Synodi, art. 67, 130, en bijlage 46).
Het is, of ik hem zelf hoor, wanneer in dit „Getuigenis" tot onze kerken wordt gezegd: „Geloof en bekering zijn wel noodzakelijk in het licht des verbonds, maar altijd zó, dat goed worde in het oog gehouden, dat ook dit alles genadegift des verbonds is, tevens, dat krachtens dit verbond „hoe ellendig wij ook in ons zelf ons bevinden, wij een recht hebben om te geloven. Om daarvan gebruik te mogen maken is het noodzakelijk, dat we in de bevindelijke weg leren, dat we God kwijt zijn, en van nature in een verbroken werkverbond liggen door zonden en misdaden en we alleen door een oprecht geloof Christus en Zijne weldaden deelachtig kunnen worden, waartoe dan ook dit verbond ons de volzalige weg ontsluit".
Ik schrijf deze woorden hier af, omdat dit de korte en zaakrijke inhoud van Wisse zijn prediking is geweest tal van jaren. Ik heb hem nooit anders gekend, en wij kenden elkander van nabij ongeveer een halve eeuw.
Wensen de Christelijke Gereformeerde Kerken deze ontslapene te eren, zo zullen zij allereerst haar prediking naar de maatstaf van dit „Getuigenis" hebben hoog te houden. Hier beluisteren wij Wisse in de meest gezonde en bevindelijke sfeer, en hier ligt ool% de diepste reden, waarom hij zich tot de Christelijke Gereformeerde Kerken voelde aangetrokken, toen hij al minder zijn „thuis" had in de Gereformeerde Kerken. Daarom heeft deze dienstknecht des Heeren onze Christelijke Gereformeerde Kerken wat te zeggen, ook nadat hij gestorven is. Het gaat hier niet allereerst om zijn brillant redenaarstalent, het gaat niet om zijn homiletisch rijk inzicht in de tekst van de Bijbel, — hierin was Wisse uniek dit doet niemand hem na. Een kleine ziel, die het anders zou zeggen. Maar het gaat erom, of wij dezelfde Impuls, dezelfde drijfkracht voelen, die gans zijn prediking dooraderde om een rijke Christus in al zijn grootheid, dierbaarheid en noodzakelijkheid te brengen tot het dood en doem schuldig zondaarshart.
Zo lang onze Christelijke Gereformeerde Kerken in dit voetspoor gaan is er voor haar toekomst. Ik zie geenszins voorbij, dat er ook in onze Kerken iets aan het kenteren is, en dat vraagstukken oprijzen, die niet eenstemmig zullen beantwoord worden. Dit alles echter behoeft ons geen vrees aan te jagen, als de Waarheid, die naar de godzaligheid is, ongerept en onverzwakt haar plaats zal blijven behouden.
Wisse wist het tere evenwicht te ontdekken en te bewaren tussen hoofd en hart, tussen geloof en gelovige, tussen Zaligmaker en zaligheid, tussen objectief kennen van Christus voor ons en subjectief doorleven van Christus in ons. De functionering, uit de Heilige Geest, Die het profetisch, èn priesterlijk, èn Koninklijk ambt van Christus tot klaarheid brengt in de gelovige, was de organische grootheid van zijn denken en van zijn prediking.
In zijn laatste tijdrede, getiteld „De Russische Kunstmaan", gehouden 7 November 1957 in de Koninginnekerk te Rotterdam, noemt hij zich zelf op het titelblad „een religieuse kijker".
Inderdaad, hij had een heldere „kijk" op wereld. Kerk en staat, en hij wist steeds lijnen te trekken, waarin de christen de gouden draad van de komende Rechter zag glinsteren.
Wisse is niet meer — zijn werken volgen hem.
Hij heeft gestreden jaren en jaren als een held voor zijn Koning.
Hij heeft geijverd met een brandende bezieling voor de zaak van Gods Koninkrijk. Hij is velen ten zegen geweest.
Zijn arbeid aan onze Theologische School — laten onze studenten getuigen — was steeds opbouwend in klaarheid van denken, en in schoonheid van voordracht. Zijn homiletische colleges waren soms indrukwekkend diep en onvergetelijk. Zijn arbeid voor Spanje en zijn warme belangstelling voor de Internationale Raad van Christelijke Kerken, zullen, steeds worden gewaardeerd.
We zullen hem op vele terreinen van Gods Koninkrijk missen. Ik moet dit „in memoriam" beëindigen.
Bedenk, dat ik iets over Wisse heb geschreven om het woord van Paulus te benadrukken: „Zij verheerlijkten God in mij".
Wanneer ik thans eindig zal het zijn met een woord, neen, met een bede van onze ontslapen broeder zelf, een bede, die tot in Gods troonzaal doordrong, toen hij zijn laatste snik gaf:|
„Heere Jezus, als ik sterven moet straks, mag ik dan sterven in Uw doorboorde handen: mag mijn oog dan breken, ziende op Uw bloedig kruis, mag mijn oor dan beluisteren de klanken uit die tempelzalen, laat mijn ziel dan hijgen om door Uw engelen te worden opgedragen naar dat hemelse Jeruzalem; en leg Gij zelf mij dan het heimwee der Bruid als een stervensbede op de lippen:
Ja, kom, Heere Jezus." (Zie zijn boek „De dood en het hiernamaals", blz. 145)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1957

De Wekker | 4 Pagina's

In memoriam Prof  G. Wisse

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1957

De Wekker | 4 Pagina's