Ascese (I
Wanneer de ascese ter sprake komt, dan is er meteen de vraag naar de christelijke vrijheid. Zijn die twee wel met elkaar te rijmen? Hoe kan er nog van onthouding gesproken worden als de Bijbel zo duidelijk wijst op de vrijheid van een christenmens? Wie in Christus is, die is vrij. Waar de Geest des Heren is, daar is vrijheid (2 Cor. 3:17). Als wij van Christus zijn, als Zijn Geest woont in ons hart, dan staan wij weer in de volle vrijheid. Sluit dit niet de ascese volkomen uit? Nu is het inderdaad onmogelijk, zoals R. Schippers opmerkt om de klokken van de ascese en de christelijke vrijheid gelijk te laten lopen. Toch is de christelijke vrijheid niet slechts een vrijheid van iets, maar ook een vrijheid tot iets. De gedachte van een absolute vrijheid, dat wil zeggen een vrijheid, die in geen relatie meer staat, die geen herinnering heeft en geen verwachting, is in wezen heidens. De christelijke vrijheid bestaat in het weer verbonden zijn aan God. Zoals een vis alleen vrij is in het water en een vogel dit alleen is in de lucht, zo is de mens weer echt vrij als hij „in Christus" is. Vinet zegt ergens zo mooi: vrijheid zou het mooiste woord zijn als het woord liefde niet bestond. En daarom, wie door Christus vrijgemaakt is wordt opnieuw gebonden en wil ook opnieuw gebonden zijn. Die nieuwe, heilige binding is de liefde. Het leven van Gods kind is gebonden aan de wet van de liefde, zoals wij gebonden zijn aan de wetten van de atmosfeer waarin wij ademen.
Paulus zegt, dat hij alle dingen vermag door Christus, die hem kracht geeft (Fil. 4:13). We zouden er aan toe kunnen voegen: hij mag ook alle dingen door Christus, die hem daartoe het recht geeft.
Gaan we uit van het kruis, dan ligt daar voor ons de christelijke vrijheid. Wie nog zonder God leeft, mag niets. Omdat Jezus alle macht, alle bevoegdheid heeft in de hemel en op de aarde, hebben wij niet het recht om ook maar iets van ons leven aan dat beschikkingsrecht van Christus te onttrekken. Wie onbekeerd is, mag niets, tenzij hij zich bekeert. Spurgeon heeft het probleem van wat nu eigenlijk wel mag en wat niet, op een vraag van een jongen uit zijn gemeente, wel zeer radicaal en bijbels opgelost door te zeggen: bekeer je eerst en doe dan maar wat je wilt.
Gaan we dus uit van de rechtvaardiging, dan is er de volkomen vrijheid, maar gaan we uit van het eeuwige leven, dan zijn er vele beperkingen. Dat is juist de spanning in het leven van de gelovige. Gods kinderen leven als vrije mensen in bezet gebied. Zolang het leger de eindoverwinning nog niet behaald heeft, kunnen de soldaten zich de luxe van allerlei ontspanning niet veroorloven. Er moet gevochten worden. Evenals in de hongerwinter is er het uitzien naar de grote bevrijdingsdag als Jezus weerkomt.
Zolang de uiteindelijke overwinning over de machten van de zonde en de dood nog niet is behaald, moet er als 'n goed krijgsknecht van Jezus Christus gestreden worden. Omdat dit aardse leven nog bezet gebied is, bezet door de duivel, moet er de ascese zijn. Als de geallieerde soldaten na de bevrijding van Normandië waren gaan feestvieren, dan was Europa niet verder bevrijd. Het gaat er God ook om, dat door Zijn bevrijdingsoffensief heel de wereld wordt verlost van de duistere machten. In ons en rondom ons is de vijand. We zitten om zo te zeggen midden in de frontlinie. En daarom moet er ascese zijn. Nu moeten we wel bedenken, dat ascese geen onthouding is. Dit kan het soms zijn, maar het woord waar het van afgeleid is, is volstrekt niet zo negatief. Ascese is eigenlijk oefening, training. Paulus zegt in Hand. 24:16: en hierin oefen ik mijzelf. Hij gebruikt in deze tekst 'n werkwoord, waar ons woord ascese van afstamt. Deze term is ontleend aan de wereld van de sport. Om de overwinning te behalen, om de prijs uit het vuur te slepen, moet je jezelf geducht trainen. Ook is voortdurende oefening nodig om een goed soldaat te worden.
Volgens Luther moeten we in de eerste plaats weten, dat we niet in een pleziertuin leven, maar dat we temidden van duivelen wonen en dat een duivel een mens nader staat dan z'n eigen hemd of rok, ja nader dan z'n eigen huid.
Wij zijn op mars naar de grote bevrijding en daarom mogen de dingen van dit leven nooit een doel zijn in zichzelf. Ze moeten een middel wezen om tot het eeuwige leven te rijpen. Paulus zegt dan ook: maak maar gerust van de dingen, die het leven biedt gebruik, maar gebruik ze niet tot het einde toe (1 Cor. 7:31), gebruik ze niet op, zuig er niet alles uit wat er in zit. De mooie dingen van het mensenleven, zoals verloving en huwelijk, werk en ontspanning, komen bij Paulus op een heel eigen wijze tussen haakjes te staan. Ze worden niet waardeloos, zoals de heidense ascese ons wil doen geloven, maar ze worden wel betrekkelijk in het licht van de eeuwige heerlijkheid. Het mag ons niet zo in beslag nemen, dat het in de plaats van Christus en Zijn koninkrijk komt.
Nu blijft er binnen de grens der liefde een ruimte voor vrijheid, die we elkaar niet ontroven mogen. Wanneer vrijheid is een niet-gebonden-zijn door wezensvreemde banden, dan behoeven wij ons ook niet te laten binden door wetten en bepalingen, die inzettingen van mensen zijn. Ook is er altijd verschil van inzicht door opvoeding, karakter en milieu.
In al wat wij doen en laten, hebben wij ons door de liefde tot God en de naaste te laten leiden. En al wat uit dat geloof en die liefde niet is, dat is zonde, dat kan de toets van Gods kritiek niet doorstaan.
En die ons oordeelt, is de Heere.
A. (Almelo) L.Fl.Jr.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1958
De Wekker | 4 Pagina's