Gods werk in ons
„Vertrouwende ditzelve, dat Hij Die in U een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus." Fil. 1:6
Hoe triest is de aanblik van onvoltooide werken! Ieder heeft ze wel eens gezien: gebouwen, torens, wegen, die nooit klaar gekomen zijn, omdat het geld ontbrak, de berekeningen niet klopten, of in het algemeen omdat zich „onvoorziene omstandigheden" hebben voorgedaan. We hebben die nu eenmaal niet in onze hand. Wetenschappelijke onderzoekingen, grootse studie werken moesten afgebroken omdat de werker door een ongeneeslijke ziekte of door de dood werd overvallen.
Wat zijn wij mensen klein en machteloos. Wij beginnen, maar weten niet of wij voleindigen zullen. En — wie kan instaan voor zijn eigen geestelijk leven? We liggen in de strijd zo dikwijls onder — zullen de doodsvijanden het niet winnen?
Alleen God komt tot Zijn doel en niets kan Hem weerhouden. Wat Hij Zich voorneemt, volvoert Hij. Des Heeren werken zijn zeer groot. Zijn doen is enkel majesteit, aanbiddelijke heerlijkheid.
Er is dus geen vastheid dan in God en er is een werk Gods in mensen! Maar — welk een verrassing, is dat geen wonder? Wij zijn zo ver van God; ons hart keert zich van Hem af en zie, Hij wil er in werken.
In dat lelijke hart werkt God een goed, d.i. een schoon, een heerlijk werk. Toen God Zijn scheppingswerk beschouwde, zag Hij dat het goed was, en toen daarna ook de mens was gemaakt, zag Hij dat het „zeer goed" was. Zo wordt nu ook Zijn herschepping in de mens een goed werk genoemd.
Paulus houdt veel van de Filippenzen. Het was daar een „mooie gemeente". Hij gedenkt ze in zijn gebeden. Hij dankt voor hen. Maar dat is niet om wat zij zijn, of wat zij deden, maar omdat Gòd in hen een goed werk begonnen was. Daar was de apostel van overtuigd. Het was als een goed werk openbaar gekomen, in de vruchten van geloof en bekering. Zij geloofden, zij hadden zich bekeerd, maar toch was het Gòds werk.
Niet van alle godsdienstigheid kan dit gezegd. Er is zoveel dat uit de mens zelf opkomt. Maar dat is dan ook geen leven. Dode rechtzinnigheid zoekt zichzelf overeind te houden, klemt zich vast aan bepaalde ideeën, beschouwingen en tradities. Die worden dikwijls krampachtig verdedigd. Men is bang ze te verliezen. Waarom? Als die wegvallen, kon wel eens blijken dat er niets overblijft!
Gods werk is leven. En leven, hoe klein ook, is wonder. Vandaar onze ver-wonder-ing over een pasgeboren kind. Maar — het moet nog groeien. Ook daarin is Gods werk. Hij houdt Zijn hand aan Zijn schepping. Dat geldt ook van de herschepping. God verlaat niet wat Zijn hand begon. Zo spreekt Paulus hier over het goede werk dat God in de Filippenzen heeft begonnen.
In dat „begonnen" ligt al opgesloten, dat God nog niet klaar is. En dat is hier Paulus' grootste vreugde. God begon een goed werk. Hij deed dat niet spelenderwijs, om het straks weer teniet te doen, zoals wij mensen soms. God deed het met een doel. Hij begint in een mens omdat Hij wat met die mens wil!
Ja, dat mag iedere begenadigde zondaar wel eens in verwondering bedenken: toen God met U begon, had Hij de eeuwigheid op het oog! En daar werkt Hij in het leven van al de Zijnen op aan.
Zeker, wij zijn verantwoordelijk. Onze geestelijke welstand hangt nauw samen met wat wij doen. We kunnen ook heel veel bederven, zelfs de Heilige Geest bedroeven en tegenstaan. We moeten dus trouw de „weg der middelen" bewandelen. Maar niettemin is onze geestelijke wasdom Gods werk. En Hij laat het nooit weer los.
Paulus zegt dat hier over de Filippenzen.Hij heeft Gods werk daar duidelijk waargenomen. (Een ander ziet het soms scherper dan wijzelf!). De wetenschap dat Hij, Die het goede werk begon, het ook voleindigen zal, is voor de apostel een grote vreugde. Zo is het voor alle ervaren werkers in Gods wijngaard. Als Paulus, spreken ze ook met God over Zijn werk. En, evenals hij, houden ze ook van al die mensen in wie ze het „goede werk" bespeuren.
Maar — de apostel laat het hen ook zelf weten, opdat ze getroost zouden zijn. Het is heerlijk Gods werk in de gemeenten op te merken. Misschien roept het wel eens vragen op. Er zijn echter ook kinderen in de genade. Bedenken we dan dat het ook daar een werk is. God is nog bezig. Hij blijft bezig, waar Hij begon, totdat het klaar is.
Wanneer zal dat zijn? Met het sterven? Paulus ziet verder, n.l. naar de dag van Jezus Christus. Het gaat immers niet om die ene, maar om het geheel. Die ene is slechts één levende steen in het schone geheel van dat Godsgebouw, dat op de dag van Christus' wederkomst geopenbaard zal worden. En dan zal die ene „met al de heiligen" verstaan, welke de lengte en breedte en diepte en hoogte zij. Dan zullen allen vervuld worden tot al de volheid Gods. En Gods heerlijkheid zal hun zaligheid zijn.
Bl. (Bloemendaal) J.C.M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1958
De Wekker | 4 Pagina's