Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Getuigen van Jehova - VI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Getuigen van Jehova - VI

7 minuten leestijd

De leer van de J.G. culmineert in de verwachting van Christus' wederkomst en de oprichting van het Duizendjarig Rijk. Volgens hen is Christus inderdaad reeds op onzichtbare wijze wedergekomen en heeft het Duizendjarig Rijk een aanvang genomen. En wat zijn nu de zegeningen van dit Rijk en wie delen erin ?
Daarover hebben de J.G. wonderlijke opvattingen, die in het Woord van God geen enkele steun vinden, al beroept men zich ook op bepaalde bijbelteksten.
De organisatie van de J.G. onderscheidt n.l. drie klassen van mensen. Aan de top staat de koninkrijksklasse, ook wel genoemd: het kleine kuddeke. En dat kuddeke is zeer klein, het bestaat slechts uit 144.000 ingewijden. Zij zijn de intieme kinderen Gods. Gedurende de duizendjarige periode ontvangen zij een geestelijke natuur. Zij zijn bestemd voor de hemel, waar nu nog geen mensen zijn, ook geen gelovigen uit het Oude Testament. Evenals Christus worden ook zij vergoddelijkt en ontvangen onsterfelijkheid. Deze 144.000 zijn de „Vorsten", die delen zullen in Zijn macht en bestuur en met Hem over heel de wereld heersen om anderen tot zegen en geluk te brengen. Zij moeten een lange en geestelijke oefening doormaken om zover te komen.
Dat getal 144.000 hebben de J.G. ontleend aan Openb. 14, waar gesproken wordt van de 144.000 die met het Lam staan op de berg Sion en van de aarde gekocht zijn tot eerstelingen Gode en het Lam. Verder beroepen zij zich op 1 Joh. 3 VS. 2 waar Johannes tot de gelovigen zegt: „Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is". Maar de Schrift geeft ons geen grond, om dat getal 144.000 letterlijk op te vatten. De Openbaring aan Johannes is in de getallen een symbolische betekenis een profetisch-apocalyptisch boek, waar-hebben. Het getal 144.000 beeldt symbolisch de volheid van Gods verloste kerk uit. Al Gods kinderen, zowel van de oude als de nieuwe Bedeling, zullen delen in de verlossing door Jezus Christus en in Zijn heerlijkheid worden opgenomen. Nergens kent de Schrift een superklasse, een geheimklasse, die meer ontvangt dan de rest. En in 1 Joh. 3 VS. 2 spreekt Johannes juist al de gelovigen, al Gods kinderen aan. Zij zullen allen Jezus in Zijn heerlijkheid zien en dan aan Hem gelijkvormig zijn. Gods kerk is een gemeenschap van heiligen, waar allen en een iegelijk deel hebben aan Christus en al Zijn schatten en gaven.
Maar de J.G. hebben de kerk in klassen ingedeeld, waarvan er dan één de primeur heeft, deze koninkrijks- of bruidklasse. Deze klasse wordt nu nog vergaderd voordat de bloedige eindslag van Armageddon, die het einde van deze mensheid brengt, plaats heeft. Wie er toe behoren, en hoe men dat weten kan, ja daarover ontsteekt hun leer ook geen licht. Waarschijnlijk zullen de meesten wel in Amerika gevonden worden. Laat niemand er naar zoeken bij deze klasse te behoren, want het getal is al lang vol blijkbaar. Wat een armelijke verminking van het rijke Woord van God, dat aan elke gelovige de heerlijkheid der toekomst in uitzicht stelt.
Na deze primeurklasse volgt dan een andere klasse, die van de mensen van goeden wille, de z.g.n. Jonadabs. Een naam die men ontleend heeft aan Jeremia 35, waar gesproken wordt over de Rechabieten en Jonadab de zoon van Rechab. Deze mensen stamden af van Jethro, Mozes' schoonvader en mochten bij Israël in het beloofde land wonen, waar zij destijds met Jehu ijverden tegen de Baälsdienst.
Welnu met deze naam wordt de grote massa van de bekeerlingen, die de J.G. maken, aangeduid. Zij zijn de houthakkers en waterputters, als uit de tijd der Gibeonieten, die slaven van Jozua en de Israëlieten waren. De Jonadabs worden niet beschouwd als broeders in Christus, want zij kunnen, naar men beweert, niet uit de Geest geboren zijn. Ze zijn slechts de andere schapen, de vrienden van die primeurklasse, van de vorstelijke uitverkorenen van Christus, die met hen op goede voet leven, hun woord vertrouwen en zo gezegend worden. Tot deze Jonadabs behoren dus die nu reeds millioenen Jehova's getuigen, die in hun velddienst bij u aan de deur komen als ijverige propagandisten voor de waarheid. En die ijver wordt nu daarmee beloond, dat zij in de toekomst, op de nieuwe aarde, een goed leven zullen ontvangen. Zij zijn dus niet, zoals de koninkrijksklasse, de 144.000 voor de hemel bestemd, maar voor de aarde. Zij zullen niet in het oordeel komen met de overige mensen, die het kwade gedaan hebben. Zij zullen de slag van Armageddon overleven en dan voor altijd blijven leven op de aarde in een toestand-van geluk en welvaart, vrede en voorspoed, onder het bestuur van Christus en Zijn vorsten. Na Armageddon breekt voor hen aan het rijk van duizend jaren.
Met die belofte van een goede, gelukkige, vreugdevolle toekomst op aarde worden de Jonadabs zoet gehouden, maar de hemel is voor hen gesloten. Wat worden deze mensen op een verschrikkelijke manier achteruitgezet. Wat een grenzenloze hoogmoed van de vorsten van de J.G., die voor hun volgelingen de weg naar Christus' heerlijkheid afsluiten. Maar de Bijbel kent deze achterstelling van Jonadabs niet. Zij opent de hemel en de heerlijkheid met Christus voor elk gelovige, voor elk hart, dat op Zijn genade hoopt.
Tenslotte is er nog een derde klasse van mensen. Hiertoe behoren allen, die het niet met de J.G. eens zijn. Het zijn de „bozen", waarover William Schell schreef: „Met de bozen bedoelen ze allen, die niet van Gods organisatie, dat is van de W.T.O. zijn. Eigenlijk leren zij, dat allen, die tot andere organisaties behoren, zullen worden verdelgd, tenzij ze vluchten naar de Vrij stad, waarmee Gods organisatie bedoeld wordt, uitgaande van het W.T.G. (Wachttorengenootschap!)".
In de grote eindslag van Armageddon zullen deze^ kwade mensen met satan vernietigd worden. Zij zullen ophouden te bestaan, omdat zij naar de J.G. niet wilden horen. Tijdens het duizendjarige Rijk, waarin de Jonadabs onder de „vorsten" een ongekend gelukkig bestaan zullen hebben, zullen de onverbeterlijken in de dood blijven. De J.G., die vóór Armageddon worden, maar de bozen zullen pas aan het eind tot opstanding komen. Alle mensen zullen dan aan een beslissende proef worden onderworpen. En wie dan onverbeterlijk gebleven is zal door Christus de Rechter, veroordeeld worden en dan definitief worden vernietigd.
Welk een verwrongen beeld geeft de leer der J.G. van het doel van Christus' wederkomst. Hoe duidelijk heeft Christus ons zelf geleerd, dat Hij wederkomen zal, zichtbaar, op de wolken des hemels. En dan komt Hij als Rechter om te oordelen de levenden en de doden. Dan vindt de grote scheiding plaats tussen de schapen aan Zijn rechterhand en de bokken aan Zijn linkerhand. Dan volgt het eeuwig wel en het eeuwig wee. Geen vernietiging der goddelozen zal plaats vinden. Maar zij zullen eeuwig voortbestaan in afgrijzen en rampzaligheid.
Deze bijbelse boodschap van Christus' wederkomst doet een veel dringender appel op 's mensen hart en geweten dan die van de J.G. Waarom zou een mens zich bevreesd maken als hij toch eenmaal ophoudt te bestaan? Door deze leer wordt de klem aan de prediking ontnomen. En tegelijk wordt anderzijds het doel van Christus' komst vermaterialiseerd. Alsof dit het allerhoogste is, dat men een gelukkig leven ontvangt in de nieuwe wereldheerschappij.
Het woord van God kent hoger doel. Johannes hoorde op Patmos een stem zeggen: „Zie, de tabernakel Gods is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen en zij zullen Zijn volk zijn en God zelf zal bij hen en hun God zijn".
In de schriftuurlijke verwachting van Christus' wederkomst is het om God en om Christus te doen. Daarnaar verlangde Paulus. Dat was zijn troost: „En alzo zullen wij altijd met de Heere wezen".

A., Nieuwenhuijze.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1959

De Wekker | 4 Pagina's

Getuigen van Jehova - VI

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1959

De Wekker | 4 Pagina's