Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Adventsvertroosting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Adventsvertroosting

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen. Jes. 42 : 3a en b.

Heel de openbaring en de werkwijze van de Knecht des HEEREN is vol troost. Die openbaring en werkwijze is heilsopenbaring. De heerlijkheid èn het mysterie wordt ervan gezien op het Kerstfeest, werd openbaar in de omwandeling van Jezus op aarde, maar wordt in volheid gezien bij Zijn wederkomst ten oordeel.
Hij zal niet schreeuwen, treedt niet op met uitwendig machtsvertoon en behoeft geen reclamemakers. Zijn werk is geestelijk werk en Zijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Dat Woord van Hem werkt, door de Geest, stil als de dauw, in de harten van zondaren.
Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken.
Ontroerend beeld. Er zijn rietjes en sterke rietstokken, maar een gekneusd, een geknakt riet is niet veel en is daarom echt beeld van zwakheid, van gebroken kracht. En hier wordt het beeld gebruikt voor de discipelen en discipelinnen van de Knecht des HEEREN.
Laten wij op de achtergrond toch goed zien het overblijfsel naar de verkiezing der genade, de ongetroosten en verdrukten, die de harpen aan de wilgen hingen. Zij konden in Babel hun thuis niet vinden. Gebroken van hart hebben zij hun schuld voor God beleden, 't Is niet alleen waar dat zij dreigden om te komen in Babel en geestelijk onvermogend waren om zichzelf te redden, maar de HEERE heeft hen ook geknakt, gebroken. Zij weigerden in Kanaan in Zijn wegen te gaan en keerden zich tot de afgoden, doch nu, in de ballingschap, gebroken, openbaren zij de droefheid naar God, bekeren zij zich en.... worden getroost.
Gods kind kan op de weg des levens wel eens ver van de Heere afleven, ook door met de weldaden van Hem af te wijken. Zij zijn dan als hoog opgroeiend riet, wier pluimen wuiven, maar er gaat "toch geen kracht en reuk van hen uit. De Heere knakt hen in hun kracht. Zij liggen gewond, wenen als een Simon, die zijn Heere verloochende, roepen uit de diepte van ellende en zijn ongetroosten als de levendgemaakte zuchters in de ballingschap. Zij hebben geen kracht meer in zichzelf; zij vermogen zichzelf niet te redden; zij kunnen geen troostbronnen vinden in eigen leven; zij bezitten geen kracht om het schild des geloofs op te heffen en de pijlen van de boze op te vangen; zij sidderen, wanneer de aanklager spot: waar is uw God? Zij vrezen om te komen, want er is geen voldoende geloofskracht om zich op te richten en geen geloofstroost in hun smart. Zij zitten in hun ellende en kunnen zichzelf niet redden. En dit is nu de adventstroost dat de Knecht des HEEREN die gekrookte rieten niet verbreekt. Hij zoekt Simon Petrus op en verhoort de biddende moordenaar aan het kruis. Hij kan dat doen, omdat Hij het volle heil voor hen verworven heeft. Het zwakke sterkt Hij, het krachtloze richt Hij op en het gewonde heelt Hij.
Laten dus die bukkende bedelaars, die armen van geest, hopend naar Hem uitzien en vast op Hem vertrouwen. Maar laten ook de kinderen Gods, die gebroken liggen vanwege hun schuld, gebroken in banden, gebroken door de Heilige Geest, gebroken in kracht, op de adventsvertroosting letten. Voor u, ongetroosten, kwam Hij en leeft Hij.
Het tweede beeld wijst op dezelfde zaak. De rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen. Gehekeld vlas („werk") draaide men ineen tot een pit, welke, in olie gedoopt tot verlichting diende. Wanneer die pit zonder olie zit, geeft zij geen licht meer, maar walmt wat. Zulk een pit moet niet alleen aanvulling van de olie ontvangen, maar ook gereinigd worden. Het zwarte moet er worden afgeknepen. Dat levende deel in de ballingschap ondervond dat de HEERE het gedacht. Ook hierin was werking van de Knecht des HEEREN, openbaring van Zijn genadewerk.
Van nature zijn wij geen brandende pitten, want wij missen de olie, wij zijn zonder werk van de Heilige Geest. Wij kunnen wel heel wat schijnen, maar in de grond der zaak openbaren wij wat walglijk is: zoeken wij te leven uit eigen krachtsbron. Dan is er geen licht der genade en geen reuk uit het hemels paradijs. De kinderen Gods kennen bloeiend geestelijk leven, maar ook ingezonken geloofsleven. Allerlei omstandigheden kunnen daar oorzaak van zijn. Maar in elk geval zijn zij dan aan een rokende vlaswiek gelijk. Zij ervaren dat de olie niet toevloeit en de pit geen licht geeft. Er is veeleer walm, onaangename rook en reuk. Er gaat geen kracht van hen uit. Er is geen leven aan hun ziel. Zij buigen hun knieën wel, maar het hart breekt niet; zij belijden wel hun zonden, maar er is niet de levende droefheid naar God; zij vluchten wel in geloof tot hun Liefste, maar die Liefste houdt Zich verborgen. Hun kracht is vergaan en hun hoop van de Heere. De liefde is niet dood, maar ontplooit geen kracht. Zij getuigen nog wel en bevelen de dienst des Heeren wel aan, maar er zit geen warmte in. Zij kunnen niet buiten de Heere en toch wordt het niet een opnieuw inwilligen van het verbond. Het is alles als een walmende vlaspit. Zij hebben olie nodig en de reinigende kracht der genade. En daartoe kwam de Knecht des HEEREN. En wanneer Hij wederkomt om te oordelen de levenden en de doden, zal Hij ook die rokende vlaspitten niet verdelgen, maar reinigen en heiligen en doen delen in Zijn volle heil. Wie hen veracht. Hij zal hen niet verachten. Al hebben ze zelf al dikwerf een streep gehaald door hun naam kind van God, Hij blaast de rokende vlaspit aan en handhaaft Zijn eigen werk.
Nu moeten wij niet zo gemakkelijk zeggen: ik ben maar een gekrookt rietje en een walmend vlaspitje. Want een van beide: ge verkeert — als dat zo bij u is — óf in een afgezakte toestand der ziel, óf de Heere heeft u gebroken en is u tegengekomen om u te vernederen. Let maar op dat overblijfsel der verkiezing onder de ballingen. Geknakt waren ze: de vroegere afgodendienaars lagen nu gebroken voor God. Zij konden hun schuld niet betalen en zichzelf niet redden uit de macht van Babel. Maar de HEERE troost dat volk en zegt dat alles volbracht is door de Knecht des HEEREN (Js. 40 :1 , 2). Dat overblijfsel had zijn harp aan de wilgen gehangen. Zingen deed het niet en er werd geen goed getuigenis beluisterd. Rokende vlaswieken waren er overgebleven. Maar de HEERE heeft door Zijn Knecht de gebrokenen geheeld. Hij deed de olie weer toevloeien en reinigde de pitten.
Kind van God, bemerkt ge wel wat nodig is wanneer de HEERE onze kracht breekt? Wij kunnen dan met woorden niet klaar komen. Wij hebben ' schier geen woorden meer. Ook in ons gebed niet. Ons geloof is maar klein en toont weinig kracht. Er moest veel meer liefde van ons uitgaan. Wij durven zo weinig te zeggen. De Heere is zo ver. De band der gemeenschap wordt haast niet gevoeld. Het schijnt dat de olie niet toevloeit. Wij walgen van onszelf, omdat de vlaspit zo walmt.
Zo leren wij dat we niet meer zijn dan een goddeloze, die uit genade alleen gerechtvaardigd moet worden. Maar de Knecht des HEEREN heelt gebrokenen van hart en Hij geneest hen in hun smart.
De zielservaring is rijk, wanneer de Heere ons weer eens opricht; wanneer de olie des Geestes weer eens toevloeit en de gereinigde pit (door veel ontdekking en verdrukking) weer licht geeft en een goede reuk verspreidt. Dan openbaart de Liefste Zich weer in Zijn schoonheid; dan ervaren we weer dat Hij ons niet verstoot. Dan verklaart Hij Zich in onze ziel en verzekert dat Hij ons gedenkt en al onze zonden gedragen, weggedragen heeft op het vloekhout. Dan verstaan wij, met de zondares: uw geloof heeft u behouden, uw zonden zijn u vergeven, ga heen in vrede. Dan kunnen wij met Petrus weer hartelijk belijden: Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik u lief heb. De hof van onze ziel is dan weer gereinigd. De breuk is weer geheeld; de pit geeft weer een helder licht. De geestelijke vruchten bloeien en wij begeren weer dat onze Liefste in Zijn hof mocht komen om te eten van Zijn vrucht.
De adventstroost zegt veel.
Kerstmis preekt de grote betekenis van het Woord dat vlees werd.
Bij de wederkomst van de Knecht des HEEREN zal Zijn volle heerlijkheid worden gezien. Hebben wij de verschijning daarvan lief?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1959

De Wekker | 4 Pagina's

Adventsvertroosting

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1959

De Wekker | 4 Pagina's