Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niemand is zonder zonde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niemand is zonder zonde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Die van ulieden zonder zonde is . .." Joh. 8:7m.

Jezus bevindt zich in de tempel om zondaren het evangelie te verkondigen, de blijde boodschap van genade. Wanneer Hij daarmede bezig is dan komen er enkele mensen naar Hem toe. Het zijn keurige, nette, vrome mensen, aan de buitenkant. Zij zijn goed thuis in de Heilige Schriften. Die hebben zij nauwkeurig onderzocht, bestudeerd. Het zijn schriftgeleerden en farizeërs.
Doch hoe vroom zij zich ook voordoen, het zijn geen vrienden van Jezus, maar vijanden. Want zij komen om Jezus te verzoeken, om Hem zo mogelijk ten val te brengen. De oorzaak van hun vijandschap was, dat Jezus hen in hun ware gedaante doorzag. Hij wist wat er huisde achter het masker van hun vroomheid. Hij zeide hen de waarheid, en die was hard, die konden zij niet verdragen en daarom haten zij Jezus.
Er is niets nieuws onder de zon. Denk daar even over na.
Zij hadden al zo menigmaal een kuil gegraven voor Jezus, doch steeds waren zij er zelf ingevallen. Doch nu hebben zij een geval, waarmee zij wel succes zullen boeken, zo denken zij. Want een vrouw, waarschijnlijk een verloofd meisje, was op heterdaad betrapt op de zonde van overspel. Zij hebben haar gegrepen en brengen haar tot Jezus. Zulk een zonde moet zwaar gestraft worden, volgens de wet van Mozes, dat is volgens de wet Gods. Volgens Deut. 22:23,24 moet zij gestenigd worden.
Wat zou Jezus hier van zeggen? Zou Hij zich stellen achter de wet van Mozes en oordelen dat deze zondares gestenigd moet worden, dan was dit in strijd met de boodschap van genade die Hij bracht. Of zou Hij van genade spreken en de zondares vrij laten uitgaan, dan was dit in strijd met de wet. En dat mocht in geen geval. U gevoelt, het is een moeilijke kwestie. „Gij dan, wat zegt Gij?" zo vragen zij.
Doch Jezus schijnt weinig aandacht aan hun vraag te schenken. Hij schrijft of tekent op de aarde. Wat? Niemand weet het. Het is blijkbaar ook niet van belang dat wij het weten, anders zou het ons zeker meegedeeld zijn. Jezus doet als iemand die op een vergadering wat voor zichzelf tekent, als de bespreking hem niet interesseert.
De beschuldigers ergeren zich wanneer Jezus niet rechtstreeks op hun vraag ingaat. Zij worden ongeduldig. Zij willen antwoord hebben. Daarom blijven zij vragen.
Tenslotte krijgen zij antwoord, doch anders dan zij verwacht hadden. Hen wordt dit woord toegevoegd: „Die van ulieden zonder zonde is, die werpe het eerst de steen op haar". Dit antwoord was ook volgens de wet van Mozes, dat is de wet van God. U kunt het lezen in Deut. 17:7. Jezus zegt dit niet om de zonde in bescherming te nemen, of om daar wat licht over heen te gaan. Verre vandaar! Doch om de aanklagers te doen verstaan dat Hij hier in dit geval geen Rechter wezen wil. Maar ook om deze aanklagers in hun eigen gerechtigheid te ontmaskeren. Om hen van hun voetstuk af te brengen, opdat zij niet langer uit de hoogte op een ander neer zouden zien, maar eens goed naar zichzelf zouden gaan kijken, om hun eigen zonden te zien, om als arme zondaren met de bede om genade aan Zijn voeten terecht te komen.
Jezus' antwoord treft doel. Daar staan de beschuldigers. Hun geweten begint hen aan te klagen. Zij zijn zelf lang niet brandschoon, ten opzichte van niet één gebod. Zij hebben vele zonden. Dat weten zij nu voor zichzelf. Hun geweten getuigt er van. Alleen, zij willen het voor een ander niet weten, en daarom huichelen zij. Erger nog, zij willen het voor Jezus niet weten en daarom gaan zij weg. De één na de ander. De oudsten die de meeste zonden hadden voorop. En dan volgen de anderen ook. Dat is heel erg. Met een overtuiging van zonde in het binnenste, bij Jezus vandaan gaan. Dat is nog erger dan wanneer iemand met een dodelijke kwaal bij de dokter vandaan loopt. Zo iemand doet daardoor zijn lichaam schade aan, dat is voor de tijd. Doch hier doet men zijn ziel schade aan, en dat is voor de eeuwigheid.
Dat zij allen weggaan is een zekere vorm van lijden voor Jezus (bedenk dit ook, want wij zijn de lijdensweken weer ingegaan). Hij is gekomen tot de Zijnen en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
Jezus was na dit antwoord weer gaan schrijven of tekenen. Als Hij daarna opblikt, dan zijn de beschuldigers verdwenen. Hij ziet zich alleen met de vrouw en de anderen die gekomen waren om zijn woord te horen. Want de vrouw was staande in het midden.
En dan zegt Jezus: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers? Heeft u niemand veroordeeld? En zij zeide: Niemand, Heere! En Jezus zeide tot haar: Zo veroordeel Ik u ook niet: ga heen en zondig niet meer. Dat is een wonder. Jezus was de Enigste zonder zonden. Hij kon stenen opnemen om de vrouw te stenigen, doch Hij deed dit niet. Hij was niet gekomen om te verderven maar om te behouden. Hij was gekomen om te zoeken en zalig te maken datgene wat verloren was.
Of deze vrouw dit verstaan heeft weten wij niet. Jezus veroordeelt haar niet. Hij spreekt haar echter ook niet vrij. Van vergeving is hier geen sprake. Jezus treedt hier niet op als Rechter. Hij zegt alleen: Ga heen en zondig niet meer. Hoe het verder met die vrouw afgelopen is, dat moeten wij een vraag laten. De Schrift zwijgt er over. Het is voor ons ook niet van belang dit te weten. Wij staan allen persoonlijk verantwoordelijk en daarom is de vraag veel belangrijker hoe het met ons staat.
Kennen wij onze zonden en waar blijven wij er mee? „Die van ulieden zonder zonde is . . ." zeide Jezus. Dat is niemand. Wij hebben allen vele zonden. Niet tegen één gebod, maar tegen al de geboden Gods hebben wij gezondigd, en wij doen daar dagelijks nog vele zonden bij. In het openbaar en in het verborgen. Misschien gevoelen wij ons heel braaf en kijken uit de hoogte op anderen neer. Dan zijn wij net als die schriftgeleerden en farizeërs. En getuigt nu ons geweten ook? Horen wij, gij en ik, die stem? En wat doen wij er mee? Als deze stem getuigt, leg hem dan het zwijgen niet op. Ga dan ook niet weg, maar val de Heere te voet, met belijdenis van al uw eigen zonden. Wie dit doen mag, heeft van de zonde van een ander geen last meer. Niet dat deze niet erg zijn, zonden zijn altoos erg, het ergste wat er is. Maar zulk een heeft genoeg aan zichzelf. Die wordt naar eigen waarneming de grootste der zondaren. Die kan niet anders doen dan zich zelf veroordelen. Die kan alleen nog maar op genade hopen. En wie daartoe verwaardigd mag worden, die wordt door de Heere niet beschaamd. „Want barmhartig is de Heer en zeer genadig. Schoon zwaar getergd, lankmoedig en weldadig; En groot van goedertierenheid." Zondaren kunnen zalig gesproken worden op grond van het borgwerk van Hem die nooit zonde gekend noch gedaan heeft, en die toch het oordeel gedragen heeft. Viel u dit voorrecht reeds te beurt?
Welzalig hij wiens zonden zijn vergeven;
Die van de straf voor eeuwig is ontheven;
Wiens wanbedrijf waardoor hij was bevlekt,
Voor 't heilig oog des Heeren is bedekt.
Welzalig is de mens die het mag gebeuren,
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren
En die, in 't vroom en ongeveinsd gemoed
Geen snood bedrog, maar blank' oprechtheid voedt.

R. (Rotterdam) v.d.E.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1960

De Wekker | 4 Pagina's

Niemand is zonder zonde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1960

De Wekker | 4 Pagina's