Zijn bloed kome over ons (I)
In het decembernummer van een onzer kerkelijke bladen stond een stukje onder de titel „Het lot der Joden". Het blijkt, dat de schrijver de geschiedenis van de Joden beter kent dan velen. Immers, hij noemt uit de geschiedenis van Europa vele voorbeelden van anti-joodse maatregelen. Het is goed, dat dit eens genoemd wordt, want meestal begrijpt men er weinig van, hoe het toch komt, dat vele Joodse mensen eeuwenlang van mening waren, dat Jezus Christus en vooral Paulus toch eigenlijk tot de vijanden van het Joodse volk gerekend moesten worden. „Niet met ons zijt gij, maar met onze vijanden!" Zo roept een modern-hebreeuws schrijver, Schin Schalom, in zijn „Galilees Dagboek" Hem toe, die eens door Galilea zwierf.
Door de geschiedenis van vele „christelijke" landen hebben de Joden een bloedspoor getrokken van Joods bloed, dat door mensen, die zich naar de Joodse Messias, Jezus Christus, noemden, vergoten werd. Dit is een schandelijk struikelblok op de weg, waarop de ontmoeting van kerk en synagoge plaats vindt.
De schrijver in het bedoelde blad gaat dan verder: „Onze taak is het nu, deze Joden te brengen tot Hem, die het zwaard weer in Zijn schede kan doen." Ik ben echter van mening, dat wij het zijn, die ervoor zorgen moeten, dat het zwaard in de schede gedaan wordt. Want de mensen zijn het, die door hun anti-joodse houding anderen ertoe brengen, het zwaard te trekken en bloed te vergieten. En dat wordt dikwijls veroorzaakt door verkeerde bijbeluitleg! Een van die bijbelwoorden, die door hun verkeerde uitleg rampzalige uitwerkingen gehad hebben is het woord uit Matth. 27:25: „En al het volk antwoordde en zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!" Deze tekst wordt meestal als volgt uitgelegd: De Joden hebben dat geroepen, en dat is dan ook gebeurd; in het jaar 70 na Chr. werd de tempel verwoest en begon Israel over de aarde te zwerven, vervolgd en verjaagd. En Israel zal slechts rust kunnen vinden, wanneer de vloek, die door deze schreeuw werd opgeroepen, verzoend wordt.
Misschien is het sommige lezers van dit blad opgevallen, dat blijkens de persberichten een van de lieden, die in de kerstnacht de Synagoge te Keulen met anti-joodse leuzen en met hakenkruizen bekladden, tijdens het proces zich voor zijn anti-joodse houding beriep op het feit, dat hij op school geleerd had: de Joden hebben de Messias verworpen en nu heeft God ze verworpen.
Toen ik dit las, ben ik heel erg geschrokken. Want plotseling werd mij duidelijk tot welke rampzalige gevolgen dit lichtvaardige spreken over verwerping leiden kan.
Zeker, vele trouwe bijbellezers zullen er niet toe komen, synagoges te besmeuren. Maar dat neemt niet weg, dat er in vele landen in de jaren 1933 tot 1945 trouwe bijbellezers geweest zijn, die met de Bijbel, met dit boek Israels, op hun nachtkastje in slaap vielen, in de nacht waarin de joodse buren werden weggehaald om naar de gaskamers getransporteerd te worden. En hoe komt het, dat zoiets mogelijk was? Doordat velen meenden in de bijbel gelezen te hebben, dat het met de Joden zo moest gaan. Vooral in het woord: zijn bloed kome over ons en onze kinderen, meende men iets dergelijks gelezen te hebben. En tot vandaag aan de dag toe wordt vaak in deze zin over deze tekst gesproken in scholen en kerken, wanneer het lijdensevangelie verkondigd wordt.
Naar mijn vaste overtuiging is dit een rampzalig misbruik van de Heilige Schrift. Daarvoor heb ik een historische en een bijbelse reden.
Historisch gezien is het onzin, te beweren, dat de verstrooiing, de diaspora zou dateren van na de kruisiging van Jezus. Want in de nieuw-testamentische tijd woonden er veel meer Joden binnen dan buiten „Palestina" (dit laatste woord tussen aanhalingstekens, omdat pas na 135 n. Chr., na de opstand van Bar-Kochba, de Romeinen deze naam aan dit land gaven; deze naam betekent: land van de Filistijnen, en ik zie geen enkele reden, om bij dit heidense spraakgebruik te blijven). Er waren in die tijd grote Joodse gemeenschappen in Egypte (b.v. Alexandrië), in Griekenland (zie b.v. het boek Handelingen der Apostelen), in het vroegere Babylonië en in Perzië, in Rome en in vele andere steden. Nauwkeurige onderzoekingen hebben aangetoond, dat de Joodse bevolking in het land Israels destijds veel kleiner was dan het aantal Joden in de genoemde landen.
Na de verwoesting van de tempel in 70 n. Chr. werden inderdaad Joden uit het heilige land verdreven of als slaven meegevoerd. Maar pas na de tweede opstand, die van Bar Kochba in 135 n. Chr. werd Jeruzalem totaal verwoest en na de herbouw als Romeinse stad voor de Joden verboden. Dit betekende echter niet het einde van de Joodse bevolking van „Palestina". Het zwaartepunt verplaatste zich naar het Noorden, waar nog eeuwenlang centra van Joods leven bleven. Pas na de kerstening van het Romeinse rijk werd het leven voor de Joden in dit deel van het beloofde land zo zwaar, dat het centrum van Joods geestelijk leven daarna in Babylonië te vinden was.
Bovendien mag men nooit vergeten, dat de diaspora voor de jonge christelijke kerk van grote positieve betekenis is geweest. De zending en uitbreiding van de kerk ten tijde van Paulus en nog lang daarna zou ondenkbaar geweest zijn zonder deze diaspora. Omdat we zelf als kerk zozeer van deze diaspora afhankelijk zijn in onze oudste geschiedenis, wordt het wel eens tijd, tot een meer positieve beoordeling hiervan te komen.
Er zijn echter ook belangrijke, bijbelse redenen, de genoemde uitleg van de tekst: Zijn bloed . . . etc., voor volkomen fout te houden. Daarover de volgende maal.
M. Boertien.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1960
De Wekker | 4 Pagina's