Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom de Liturgie (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom de Liturgie (4)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Herwonnen inzicht
Reeds vestigde ik er de aandacht terloops op dat de Reformatie, zoals God de Heere die heeft willen geven in de 16e eeuw, voor heel de kerk een grote bevrijding betekende voor al de facetten van haar leven. Vooral geldt dit ook van de openbare eredienst der kerk. Men ziet dan ook van meetaan ingrijpende veranderingen optreden in de manier waarop de eredienst in de samenkomst der gemeente wordt opgebouwd. Niet dat er onmiddellijk met de Reformatie een vorm van eredienst gevonden wordt die definitief is. Integendeel. Er is bij de verschillende Reformatoren een tastend zoeken naar nieuwe vormen. Vandaar dat er groot onderscheid is tussen wat Theobald Schwartz in Straatsburg, Luther in Heidelberg en Zwingli in Zurich doet om van de varianten tussen b.v. Bucer, Farel, Bullinger en Calvijn nog maar niet te spreken. Dat deze gevarieerdheid er is hangt samen met het feit dat de Reformatie een spontane openbaring van het nieuwe leven van de kerk Gods was en niet verliep naar tevoren opgestelde schema's.
Deze zoekende onzekerheid is er niet alleen bij de hoofdstromingen van de Reformatie, maar zij wordt ook nog aangetroffen als deze hoofdstromingen al min of meer een eigen bedding gekregen hebben. Ook dan is er niet van meetaan een vaste liturgische vorm. Men blijft zoeken. In ons eigen land kunnen wij wel zeggen dat dit tot de Dordtse Synode van 1618-19 geduurd heeft.
Eensdeels komt dit voort uit het feit dat de kerken belangrijker zaken hadden, die de aandacht vroegen en anderzijds ook doordat men niet altijd het nieuwe inzicht gestalte wist te geven.
Onder dit alles is echter het merkwaardige dat er bepaalde grondtrekken zijn, die allen en altijd gemeen hebben en die wij kunnen zien als de trekken die het herwonnen inzicht van de Reformatie kenmerken en die ten grondslag liggen aan de nadere bezinning op de vragen rondom de Liturgie. Dit herwonnen inzicht was niet maar ontleend aan het verleden der kerk, neen, men viel vooral terug op de H. Schrift en wat deze van de kerk en haar levensbestaan en -uitingen zegt.
In hoofdzaak valt herbij nu op drieërlei te wijzen.
Allereerst op de betekenis van het geloof ook voor het liturgische leven van de kerk. Het geloof mag, gewerkt door de H. Geest, de weldaden, die God uit genade schenkt, omhelzen en daarvan de kracht en de vreugde kennen. Hier is aan de zijde van de mens van geen enkele verdienstelijkheid sprake. Nu had bij Rome in de praktijk een gehele reeks van kwaliteiten en handelingen van de mens betekenis gekregen als verdienstelijke grond voor de genade Gods. Onder deze was ook het waarnemen van of bijwonen van de liturgische handelingen van de kerk. Ja, de liturgie zelf was tot een verdienstelijke handeling geworden want zij had tot hoogte- en middelpunt gekregen het herhalen van het offer van Christus, zij het op onbloedige wijze, in het misoffer. Missen voor levenden en doden kregen op deze wijze een verdienstelijk karakter en gaven de kerk met haar liturgische handelingen een grote macht. En aan de zijde van de eenvoudigen gaf dit een zekere angstige tot aan het einde van het leven voortdurende spanning of men wel geregeld en wel intens genoeg aan deze handelingen der kerk deelgenomen had. Hier was de vreugde van de genade, die om niet ontvangen wordt, gedoofd en bleef het een open vraag of de verdienstelijkheid van het bijwonen van de dienst aan het einde des levens genoegzaam gekeurd zou worden. Het geloof echter verstaat: zeg niet: wie zal in de hemel opklimmen of wie zal in de afgrond nederdalen; bij u is het Woord, in uw mond en in uw hart en dit is het Woord des geloofs. Daarom mag in de dienst der kerk het horen naar dit wonder een hoofdelement zijn en daaromheen mag de dank en de lof ja de roem der gemeente opklinken en zoekt zij bevestiging en versterking van dat levend geloof dat het geheim van haar leven is. Dit moest dan ook consequenties hebben voor de manier waarop de vergaderde gemeente God den Heere diende.
Een tweede trek van dit herwonnen inzicht betreft de genade. Rome had de genade gemaakt tot iets dat de mens ingestort wordt en was daarmede tot aan de rand van de materialisering der genade gekomen. Bovendien was het ontvangen van deze genade onlosmakelijk verbonden geworden aan kerk en priester. De priester als Gods gedelegeerde deelt de genade uit. Bovendien stippelt de kerk de lijnen uit die de waardigheid voor deze genade bepalen. Op deze wijze is aan de liturgische handelingen van de kerk een soort magische kracht gegeven; de mysterien worden voertuigen van de genade Gods. Hierbij is èn de verkondiging van het evangelie èn het werk van de Heilige Geest in de kerk terzijde gesteld. Hoe rijk heeft de Reformatie vanuit het Woord Gods deze magisch-liturgische macht der kerk doorbroken. Zij heeft het Woord en zijn verkondiging centraal gesteld en beleden dat de Heilige Geest het geloof werkt door de verkondiging van het evangelie, dat de prediking van de genade Gods is gelijk, die in Christus is geopenbaard. Begrijpelijk dat de Reformate vrees had voor alle geheimzinnigheid, die ook maar de indruk kon wekken op zichzelf ons iets van de genade Gods te geven. Zij ontdeed de priester van zijn pompeus gewaad en gaf de prediker de toga der geleerden; in de plaats van het altaar kwam de preekstoel, terwijl men daarbij de voorganger in de dienst rechtsomkeert liet maken en hij inplaats van voorheen met zijn gezicht naar het altaar en met de rug naar de gemeente, precies omgekeerd kwam te staan. Hoe geheel anders werd daardoor de samenkomst der gemeente!
Tenslotte wijs ik op de herontdekking van de gemeente des Heeren in de Reformatie. De kerk is niet, gelijk bij Rome, het mystieke lichaam dat over de gelovigen heerst en gezag voert, maar de gemeente is zelf het levende lichaam van Christus dat mag staan in de gunst Gods en zich daarvan door het onderwijs van de Heilige Geest in het geloof bewust mag worden. De kerk is een levende gemeenschap met eigen zelfstandigheid. Geen toeschouwers, geen toehoorders, geen leken, geen onmondigen, geen massa, maar een heilige vergadering, die al haar heil en zaligheid verwacht van Jezus Christus. Dit bepaalt het karakter der gemeente. Daarmede is uiteraard niet gezegd dat allen daar in ware geestelijke zin deel aan hebben, vandaar dat onderwijs, waarschuwing en geestelijke leiding hier nodig zijn. Maar de gemeente is de mondige gemeente, die haar God ontmoeten mag als zij voor zijn aangezicht verschijnt en Hem dient. Tot haar dient dan ook gesproken in haar eigen taal en niet in het latijn; er dient maar niet alleen iets voor haar gedaan te worden dat zij aanziet, neen, zij neemt zelf deel aan de dienst in meer dan één vorm. Het is van dit herwonnen inzicht uit dat de Reformatie ook in de liturgie naar eigen nieuwe wegen zocht. En dit herwonnen inzicht zal telkens weer richtinggevend dienen te zijn bij het denken en spreken over de liturgie. Dit niet omdat wat de Reformatie deed in alles onfeilbaar geweest is, maar omdat hier schriftuurlijke grondgedachten gegeven zijn, die blijvend gezag hebben.

K.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1960

De Wekker | 4 Pagina's

Rondom de Liturgie (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1960

De Wekker | 4 Pagina's