Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat doet en leert ds. H. Visser Mzn?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat doet en leert ds. H. Visser Mzn?

10 minuten leestijd

De gebeurtenissen in de kerk van Urk staan ten nauwste in verband met de persoon van ds. H. Visser Mzn., de gewezen predikant van Rotterdam-Zuid, die destijds door de classis Rotterdam geschorst werd.Gelijk te verwachten was heeft ds. Visser van zijn vertrek naar Urk rekenschap afgelegd in het kerkblaadje, dat hij uitgeeft.Hij doet dit in een pastorale brief, die druipt van vroomheid op een wijze, die ds. Visser zelf voor Gods aangezicht verantwoorden moet. Een verdere kwalifikatie zullen we niet geven. Onze vroegere kollega moge wel bedenken dat de Koning der Kerk Zijn Kerk en dienaren ook nog bindt aan Zijn rechten. Maar dat is een zaak die ds. Visser zelf maar moet uitzoeken.In het afgelopen jaren heeft ds. Visser pogingen gedaan om naar onze kerken terug te keren. Bezocht hij zelfs de Schooldag van 1958 niet? Hoe die poging zich rijmt met zijn gaan naar Urk, hetgeen een blijven van de breuk betekent, tracht hij in deze pastorale brief uit de doekjes te doen.Ds. I. de Bruyne neemt in „Tot Opbouw" deze brief onder de loupe en informeert z'n lezers tegelijk t.a.v. de leer van ds. Visser. Het is goed zowel voor onze lezers op Urk als in heel het land om te weten wat ds. Visser leert en waarom hij destijds geschorst werd. Daarom nemen we het artikel van ons mederedaktie-lid in z'n geheel op.

In een van de laatste nummers van zijn kerkblad schreef Ds. H. Visser Mzn. van de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Rotterdam-Zuid een pastorale brief.
Gelijk bekend is door de kerkscheuring op Urk, waar een deel van de Christelijke Gereformeerde Kerk zich voegde bij het „verband" van de Christelijke Gereformeerde Gemeenten (Ds. H. Visser) — weer te onderscheiden van de Christelijke Gereformeerde Gemeenten van Ds. J.G. van Minnen! — een beroepingsmogelijkheid voor Ds. M. Visser ontstaan. Het op hem uitgebrachte beroep heeft hij aangenomen. In de „pastorale brief" legt hij nu een zekere rekenschap af van de gang van zaken, hij moest z.i. door de Heere geleid deze roeping aanvaarden.
Het eigenaardige is dat in deze „pastorale brief" meer staat over de dominee wat hij doorgemaakt heeft en de woorden der Schrift die hij gekregen heeft, dan dat er herderzorg over de gemeente uit spreekt. De gemeente wordt vertroost met de opmerking dat de ledige plaats wel weer vervuld zal worden. Hoe dat moet — en hierover maken de gemeenteleden van Ds. Visser zich wel zorg — in een kerkverband met nu 4 gemeenten en twee voorgangers is niet erg duidelijk. Of er moet gewerkt worden aan meer overgangen of andere scheuringen. De wijze waarop Ds. Visser de gehele gang van zaken verklaart laat ik geheel voor zijn rekening.
Daar het echter niet onmogelijk is dat deze pastorale brief ook in onze kring gelezen wordt wil ik alleen op één punt hieruit ingaan.
Ds. Visser schrijft dat hij een paar moeilijke jaren achter de rug heeft. Door persoonlijke gesprekken met hem weet ik daar iets van.
Hij schrijft dat hij door anderen aan het twijfelen is gebracht en dat in die periode hij heeft gezien — omdat het hem gezegd werd — dat hij in 1947 bij de scheuring in Zuid kerkrechtelijk onjuist gehandeld heeft.
Feit is dat hij dit ook erkend heeft èn in de kring van zijn eigen gemeente èn tegenover de kerkeraad van onze kerk van Zuid waar schuld beleden is over deze onjuiste daad in 1947. Dat het zover kwam hield verband met het feit dat Ds. Visser pogingen aanwendde om weer opgenomen te worden in het verband van onze Christelijke Gereformeerde Kerken.
In die jaren schrijft hij is er gelasterd en is hij met zijn gezin door het slijk gehaald. Nu echter heeft de Heere uitkomst gegeven en gezegd: mijn kind nu is het genoeg: het beroep van Urk kwam met een mooie pastorie en een grote nieuwe kerk.
Ineens blijkt Ds. Visser nu weer ten volle overtuigd van het goed recht voor God en mensen van zijn gescheiden leven in een kleine zelfstandige kerkengroep.
Dat hier iets wringt is voor een ieder duidelijk.
Wie op de hoogte is van het aantal gewisselde brieven tussen de kerkeraden in Zuid in de laatste jaren en de daar gehouden samensprekingen om toch weer zo mogelijk te komen tot een opname in het verband, is benieuwd hoe Ds. Visser nu de aanneming van dit beroep naar een gemeente die zich weer afscheurde van onze kerken zal rechtvaardigen.
Ik mag aannemen dat Ds. Visser zeer goed weet waar het in 1947 om ging! Dit waren geen kerkrechtelijke geschillen — dat werden de gevolgen — maar het ging om een bepaalde leer-voorstelling in de prediking n.l. van het zaligmakend geloof.
Ds. Visser schrijft nu in zijn brief in het kerkblad, dat in de samensprekingen met de Christelijke Gereformeerde kerkeraad van Zuid, nadat de schuld was beleden over het foutief kerkrechtelijk handelen, nu gebleken is dat het om de leer, om de prediking gaat!
Inderdaad, daar gaat het om! Maar dat wist hij in 1947 ook al! En dat bleek in de jaren '58 en '59 geen bezwaar te zijn om weer in de Christelijke Gereformeerde Kerken een plaats te zoeken.
Het gaat n.l. — volgens Ds. Visser — om dit verschil dat hij preekt „wet en evangelie" maar dat in de Christelijke Gereformeerde Kerken een evangelie gepreekt wordt zonder de wet!
Met nadruk schrijft hij nog eens dat hij preekt: wet — evangelie — wet. Wie dit zonder meer leest zegt, wat is daarop dan tegen?
Naar de catechismus is het toch in de gang van het zaligmakend werk van Gods Geest zo dat in de drie stukken men deze orde stelt: de wet in het stuk van de kennis der ellende, het evangelie van Gods rijke genade in het stuk der verlossing en ten slotte de wet in het stuk der dankbaarheid.
Maar aanvaarden de Christelijke Gereformeerde Kerken dat dan niet meer? Ja, voluit schriftuurlijk-confessioneel!
Maar niet wat Ds. Visser daaronder verstond in 1947 en blijkens zijn eigen verklaring in de samensprekingen in Zuid en in zijn kerkblad nu eronder verstaat.
Hij heeft n.l. uitgesproken voluit te handhaven wat hij — en dat was het betwiste punt in 1947 — geschreven heeft in de indertijd teruggenomen en toch uitgegeven preek over „Elia bij den Horeb". De ondertitel van deze preek op de frontpagina luidt: „Een schriftuurlijke aankondiging van de naderende oordelen, alsmede een prakticale uiteenzetting van het goddelijk geloof der Wet en het zaligmakend geloof des evangelies". In de preek van pag. 1-12 vindt u van dit laatste zo goed als niets, maar dan komt van pag. 13-20 de toepassing. Dit is een eigenaardige toepassing, want het is een vrijwel letterlijke zij het dan verkorte weergave van hetgeen te vinden is in het werk van Thomas Boston: „Een beschouwing van het Verbond der genade" waarnaar Ds. Visser in deze toepassing dan ook verwijst.
Dit werk verscheen in het Engels daar Boston in Etrick in Schotland predikant was, maar werd door Alexander Comrie, predikant te Woubrugge, vertaald en uitgegeven in 1741.
Nu mogen we veel waardering hebben voor de „oude schrijvers" voor zover ze schriftuurlijk-praktisch de rijkdommen van het geestelijk leven hebben beschreven. Maar dat zegt nog niet dat men het met alles bij alle oud-vaders voetstoots eens moet zijn!
Opmerkelijk is, dat in deze weergave door letterlijke aanhalingen van wat Boston schrijft over het onderscheid tussen het goddelijk geloof der wet en het zaligmakend geloof van het evangelie, Ds. Visser er indertijd zo goed als geheel de daarin doorklinkende beschouwing over het Verbond der genade eruit heeft weggelaten.
Boston staat n.l. op het standpunt dat het Verbond der genade is opgericht met Christus en in Hem met al de uitverkorenen. Een verbond van eeuwigheid dus en niet een verbond in de tijd opgericht met de gelovigen (Abraham) en hun zaad. Wat wij noemen het uit genade door het geloof waarachtig deel krijgen aan de goederen van het verbond, aan de inhoud van de beloften Gods, dat is bij Boston en in deze beschouwing steeds het inkomen in het verbond. Boston noemt dat een „inhuldigen in het verbond".
Dat kan niet anders zegt hij, dan door het geloof, het geloof in Christus. Maar nu gaat hij in de uitwerking van de weg tot die daad des geloofs, onderscheiden in tweeërlei woord dat men moet leren geloven: de wet en het evangelie.
Deze onderscheiding neemt Ds. Visser over.
Hij haalt met instemming Boston aan en zegt dat het geloof der wet het zaligmakend geloof niet is. Het geloof der wet is gelijk het horen van de sterke wind, het voelen van de aardbeving en het zien van het vuur (Elia) waarin de Heere nochtans niet was. Dit geloof der wet wordt in deze zienswijze wel gewerkt door de H. Geest, maar is niet zaligmakend, want hier werkt de H. Geest als een „Geest der dienstbaarheid" overtuigende van zonde en ellende door de wet. Het geloof van het evangelie echter werkt de H. Geest als een „levendmakende Geest", verlichtende de ziel in de kennis van Christus door het evangelie.
Dat dit geloof der wet nog al wat inhoud blijkt dan verder. In een samenvatting schrijft Ds. Visser (Elia bij den Horeb pag. 15): „Door het goddelijk geloof der wet geloven wij dat wij:
1e. zondaar zijn in leven, hart en natuur;
2e. verloren zondaar zijn en onder de vloek der wet liggen;
3e. gestaltelijk dood zijn, gans machteloos en krachteloos om ons te herstellen.
De belevenis van alle deze zaken door dit goddelijk geloof der wet is echter nog niet het zaligmakend geloof (onderstreping Ds. V.)"
Toch is dit alles een noodzakelijke voorbereiding voor het geloof van het evangelie dat gewerkt wordt door de H. Geest als levenmakende Geest. Als dan op dezelfde pag. gevraagd wordt: waarin bestaat dan het geloof van het evangelie, het zaligmakend geloof, dat met Christus verenigt, hetwelk in het hart wordt gewrocht met het suizen van een zachte stilte en dus mag inwilligen het verbond der genade, tot mijn eeuwige zaligheid? dan worden een viertal zaken genoemd:
„Het zaligmakend geloof omvat: het geloof van Christus algenoegzaamheid. Even verder wordt dan echter gezegd (pag. 16). Dit is het algemeen geloof van het evangelie (dus nog niet het zaligmakend geloof) dat zonder bijzondere toepassing zijnde met Christus niet verenigt en gevonden kan worden in de verworpenen en in de gevallen engelen. Maar uit de natuur der zaak, is het noodzakelijk dat dit algemeen geloof voorafgaat aan het geloof van een bijzondere toepassing.
Het tweede is: het geloof van de aanbieding van het evangelie n.l. dat Jezus Christus mij wordt aangeboden; dan het derde element: het geloof van ons recht op Christus en ten slotte ten vierde het geloof van een bijzonder vertrouwen op de zaligheid. Heel deze uiteenzetting is misschien wat lang geworden maar van verschillende kanten komt steeds de vraag waar zit het toch feitelijk op vast dat Ds. Visser wil terugkomen in onze kerken en dat men hem nu nog niet aanvaardt?
Wel dat zit, en u zult dit nu begrijpen, daar hij openlijk zegt dit alles nog voor zijn rekening te nemen, vast op deze wijze van voorstelling van het geloof en het zaligmakend werk van de H. Geest.
Het is niet naar de Schrift noch naar de belijdenis om het stuk der ellende van onze H. Catechismus tot het niet-zaligmakend werk van de H. Geest te rekenen.
Het is Christus, die door de belofte en gezonden Trooster, het harde en dode zondaarshart door middel van het Woord Gods gaat overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel, opdat dit levendgemaakte hart getrokken zal worden aan Zijn voeten. Het is niet alleen maar een noodzakelijke voorbereiding, maar een wezenlijk deel van zijn bekering als de verloren zoon uit de gelijkenis tot zichzelf komt: de engelen in de hemel verheugen zich als een tollenaar van verre staande schuldverslagen leert bidden: wees mij zondaar genadig. De wet is niet in het werkverbond gegeven tot verdoemenis maar in het genadeverbond ter behoudenis. Ook het schuldverslagen hart, het waarlijk vanwege zijn zonde bekommerde leven kent de aanvangen van dat geloof dat tot de volheid zal komen in Hem die het gekrookte riet niet verbreekt en de rokende vlaswiek niet zal uitblussen.
Het is dus duidelijk dat het conflict met Ds. Visser is gebleven.
Moge Gods Geest Ds. H. Visser en de zijnen overtuigen van de verkeerde weg en bewaren voor het verachten en ergeren van een van deze kleinen naar Matth. 18:6!


Bij deze laatste wens sluiten we ons van harte aan.
Ds. Visser vergrijpt zich door deze leer, die heel degelijk lijkt, aan het erfdeel des Heeren. En dat is een ernstige zonde!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1960

De Wekker | 8 Pagina's

Wat doet en leert ds. H. Visser Mzn?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1960

De Wekker | 8 Pagina's