Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het radicaal nieuwe

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het radicaal nieuwe

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerstfeest brengt ons het radicaal nieuwe, waarnaar reeds de oude Prediker heeft uitgezien. Het boek van de Prediker neemt onder de boeken van de Bijbel een eigen plaats in. Het wijkt in vorm en inhoud van al het andere volkomen af. Het schijnt naar veler gedachte in het geheel der openbaring Gods slechts weinig te passen. De naam HEERE, de naam van de getrouwe God des verbonds zoekt men er tevergeefs. Een zinspeling op de Messias treft men er niet in aan. In het Nieuwe Testament wordt het boek niet één maal aangehaald.
Reeds de oude Joden hebben heftig gedebatteerd over de vraag of het boek van de Prediker wel terecht een plaats in de canon heeft ontvangen. Men heeft dit uitdrukkelijk ontkend. Een oud Joods geschrift beweert, dat het boek Prediker niet door de Heilige Geest werd ingegeven, maar een product is van de eigen wijsheid van Salomo.
Volgens een ander geschrift hadden de wijzen het boek Prediker willen verbergen, maar ze hebben het nagelaten, omdat het begin en het eind van het boek woorden bevatten uit de vijf boeken van Mozes. Wat het begin betreft werd waarschijnlijk gedacht aan 1:3, waar de uitdrukking „onder de zon" doet denken aan „onder de hemel" in Gen. 6:17 en het slot bevat een opwekking om de geboden van God te onderhouden, die we ook met name in het boek Deuteronomium herhaaldelijk tegenkomen.
De school van de oude rabbi Sjammai nam aanstoot aan het boek, omdat 11:9 in flagrante tegenspraak schijnt te zijn met Num. 15:39. In Pred. 11:9 wordt tot de jongeling gezegd: Volg de lust van uw hart en wat uw ogen aanschouwen, en in Num. 15:39 staat, dat een mens zijn hart en zijn ogen niet mag volgen, omdat hij zich daardoor gemakkelijk tot overspel kan laten verleiden. Men vergat echter, dat er bij de Prediker nog iets bij staat. Maar deze schijnbare tegenstelling was voldoende om aan het boek van de Prediker zijn canonische waarde te ontzeggen.
Ook andere uitspraken van de Prediker hield men voor onaanvaardbaar, b.v. 5:17, waar gezegd wordt, dat het voortreffelijk is te eten en te drinken en het goede te genieten, en 9:9, waar de man wordt aangeraden het leven met de vrouw, die hij liefheeft, te genieten al de dagen van zijn ijdel leven.
Augustinus meende deze woorden alleen te kunnen redden door ze allegorisch te verklaren en 5:7 te betrekken op het H. Avondmaal en bij de vrouw in 9:9 te denken aan de wijsheid of de rede.
Moderne theologen hebben de Prediker aangeduid als een pessimist, die alles ijdel en zinloos acht en het hele leven bekijkt door een zwarte bril, of als een scepticus, die twijfelt aan de waarde van alle dingen. Anderen hebben gesproken van een man met een lichtzinnige levensopvatting, die in strijd is met Gods wet en gemakkelijk tot ongodsdienstigheid kan leiden. Geloofsvertrouwen zou de Prediker bovendien volkomen vreemd zijn.
Toch is dit geheel onjuist. Een pessimist was de Prediker zeker niet. Hij durfde het leven te genieten en dat ook aan anderen te adviseren. En een scepticus was hij evenmin. Hij geloofde in het bestuur Gods, al kon hij dat niet doorgronden, 8:10 vv. De vreze Gods achtte hij het hoogste in het leven van de mens, 12:13.
Wat de Prediker tracht na te vorsen, dat is de zin van het leven. Daarover gaat het eigenlijk in heel zijn boek. Het gaat hem om het raadsel van het leven alszodanig. Waar leeft een mens voor? Waar werkt hij voor? Waarvoor dient eigenlijk zijn geploeter van elke dag? Heeft het alles zin of is het leven ten diepste zinloos? Dat is een hoogst modern en actueel probleem, maar ook al bijna zo oud als de mensheid zelf.
Reeds in hoofdstuk 1 wordt het probleem scherp gesteld. De Prediker stelt de vraag: Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen, waarmee hij zich aftobt onder de zon? De mens zwoegt en slaaft. Hij werkt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en dat gaat zijn hele leven door. En dan volgt de dood. En dan leeft er weer een nieuw geslacht en daar gaat het precies zo mee. De mens wordt geboren, hij groeit op, hij werkt, hij trouwt, hij krijgt kinderen en hij sterft. En zo gaat het van geslacht op geslacht, alle eeuwen door.
Het is er net mee als in de natuur. De zon komt op en de zon gaat onder en dan ijlt ze weer naar de plaats, waar ze opkomt. En zo gaat dat dag in, dag uit, jaar in, jaar uit, eeuw in, eeuw uit. En het is elke morgen en elke avond weer hetzelfde.
En de wind waait uit het Zuiden en uit het Noorden, uit het Oosten en uit het Westen, en het wisselt zich altijd weer af. Veel mogelijkheden zijn er niet.
En altijd weer stromen de rivieren naar de zee, onafgebroken door. En de zee raakt nooit één maal vol. En nimmer stromen de rivieren voor de afwisseling eens een andere kant op. Altijd stromen ze naar beneden, nooit naar boven.
Het is, zegt de Prediker, zo onuitsprekelijk vermoeiend. Altijd maar weer door. Tot vermoeiens toe wordt alles voortgestuwd, voortgejaagd. De mens niet in het minst.
Het oog wordt niet verzadigd met zien en het oor wordt niet vervuld met horen.
Altijd is er weer wat nieuws te zien en wat nieuws te horen. Maar het echt nieuwe is er nooit. Het radicaal, het wezenlijk nieuwe blijft uit. Hetgeen er geweest is, dat zal er zijn en hetgeen er gedaan is, dat zal er gedaan worden; er is niets nieuws onder de zon, zegt de Prediker. En daar gaat het hem om.
En nu zouden we de Prediker verkeerd verstaan, als we hem zouden wijzen naar onze tijd en zouden zeggen: kijk dan eens naar de 20ste eeuw. We beleven het ene nieuwe na het andere: electriciteit, vliegmachine's, radio en televisie, kernenergie. Want dan zou de Prediker zeggen: dat bedoel ik niet. Dat alles verlost de mens niet van de tredmolen, waarin hij zich bevindt. Al die dingen hebben de tredmolen alleen maar meer verzwaard. De mens van de 20ste eeuw is een slaaf geworden van zijn eigen uitvindingen en ontdekkingen. Al deze dingen kunnen de mens niet verlossen, niet waarlijk bevrijden. Waar de Prediker naar uitziet, dat is de ware bevrijding. Het radicaal nieuwe, dat de mens waarachtige rust en vrede schenkt. De Prediker zoekt datgene, dat het leven vernieuwt, opheft uit zijn sleur. De Prediker zoekt de weg uit de maalstroom van deze wereld en van dit leven naar boven.
Dat nieuwe, dat radicaal nieuwe, dat is gekomen in de kribbe van Bethlehem. Dat is het nieuwe, waarnaar de Prediker uitzag.
Al bevat het boek Prediker geen enkele rechtstreekse verkondiging van de Christus, het hele boek is er één machtige kreet om. Het hele boek roept om Christus, die eeuwige en blijvende waarde schenkt aan het zwoegende en dorstende mensenhart.
Dat is de grote betekenis van Kerstfeest. In Christus is het radicaal nieuwe gekomen. Zonder Hem gaat ons leven in de eeuwige maalstroom onder. Maar met hem wordt het leven een levensopgang.
Door het kind in de kribbe krijgt het leven weer zin. Zalig de mens, die het verstaat.
Jezus Christus is het antwoord Gods op de diepste levensvragen.
Die in Christus is, is een nieuw schepsel. Het oude is voorbijgegaan, en zie het is alles nieuw.
Hallelujah.

Oosterhoff.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1960

De Wekker | 8 Pagina's

Het radicaal nieuwe

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1960

De Wekker | 8 Pagina's