Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Perfectionisme (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Perfectionisme (V)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volmaakt en nog niet volmaakt
Het gaat niet aan om met een simpele verwijzing naar die Schriftplaatsen, die spreken van de volmaaktheid, waarin de gelovigen delen of waartoe zij geroepen worden, de perfectionistische leer staande te houden, dat wij in dit leven reeds volkomen heilig kunnen zijn.
Het begrip volmaakt, dat in het Nieuwe Testament meermalen voorkomt, heeft verschillende aspecten.
In één en dezelfde brief gebruikt Paulus het in meer dan één zin. Een vergelijking van 1 Cor. 13:10 met 1 Cor. 14:20 laat dat duidelijk zien.
In 1 Cor. 13:10 vormt het de tegenstelling van wat „ten dele" en dus onvolkomen is. Onvolkomen is ons kennen en onvolkomen is ons profeteren.
Al wat onvolkomen is zal bij de voleinding afgedaan hebben. Hier is het woord volmaakt dus eschatologisch te verstaan.
Maar in 1 Cor. 14:20 heeft het de betekenis volwassen. Daar staat het immers tegenover kinderen, onmondigen. Er is volgens de apostolische brieven een groei naar de geestelijke volwassenheid.
De gelovigen kunnen volmaakt zijn in de zin van 1 Cor. 14, terwijl het volmaakte in de zin van 1 Cor. 13 voor hen nog niet gekomen is.
Ook in 1 Cor. 2:6 treffen wij hetzelfde woord aan. Hier heeft het volgens de studie van Du Plessis nog weer een andere inhoud. Maar omdat daar verschil van mening over bestaat, laten wij deze tekst in dit verband liever rusten.
In andere boeken van het Nieuwe Testament is er op dit punt eveneens variatie. Heel duidelijk komt dat uit in Fil. 3:12-15.
Eerst zegt Paulus, dat hij nog niet volmaakt is (vs. 12), dan sluit hij zichzelf in bij de volmaakten (vs. 15)!
In Fil. 3:15 mogen wij lezen, dat Paulus en de gelovigen in Filippi een volmaaktheid kennen, die God hun in Christus geschonken heeft. Wie door het geloof in de gemeenschap met Christus leeft, heeft deel aan al Zijn schatten en gaven, en is volmaakt in Hem.
Daarmee is echter nog niet gezegd, dat hij in een volmaakte toestand is gekomen, en het einddoel heeft bereikt. Hierover gaat het blijkens de oorspronkelijke tekst in Fil. 3:12.
Van hem geldt dus: volmaakt en nog niet volmaakt.
Er is in het leven van Gods kinderen een „reeds" en een „nog niet".
Wij mogen noch het een noch het ander voorbijzien. De perfectionisten moeten niet vergeten, wat het Nieuwe Testament zegt van het onvolkomene en het nog niet volmaakt zijn. Anderzijds mogen wij ook nooit tekort doen aan de rijkdom, die God ons in Christus hier reeds gegeven heeft, en dienen wij te staan naar datgene, waartoe wij door Christus geroepen worden.

Nog enkele Schriftgegevens
Zonder alle teksten te noemen, die hier in geding zijn, mogen wij stellen, dat de Heilige Schrift niet in perfectionistische geest over een zedelijke volmaaktheid spreekt.
Maar 1 Joh. 3:6 en 9 dan?
Wij lezen daar, dat ieder, die in Christus blijft, niet zondigt. Ieder, die uit God geboren is, doet de zonde niet; hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.
Bij een oppervlakkige beschouwing zou men kunnen denken, dat deze teksten steun geven aan de opvatting, dat wedergeboorte in dit leven al tot zondeloosheid leiden moet.
In 1 Joh. 3:6 kan echter niet bedoeld zijn, dat dit het kenmerk van de ware christen is, dat hij nooit meer zondigt. Dan zou iemand, die nog zondigt, Christus niet kennen!
Maar als Johannes dat wilde zeggen, zou hij in strijd zijn met zichzelf! In Joh. 1:8 staat: Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, verleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Johannes waarschuwt in alle ernst tegen de zonde. Maar hij leert niet, dat zondaren geen gemeenschap hebben met Christus. Hij wijst hen, die gezondigd hebben, juist op de verzoening, die in Jezus Christus is (1 Joh. 2:1 en 2).
Hoe moeten wij 1 Joh. 3:6 en 9 dan verstaan?
In het Grieks van het Nieuwe Testament komt duidelijker uit dan in de vertalingen, wat de apostel met deze woorden heeft willen zeggen. In onze taal moeten wij het omschrijven: Ieder die in Hem blijft, gaat niet door met zondigen. Ieder die blijft zondigen (doorgaan met zondigen) heeft Hem niet gezien en niet gekend. Het is een onmogelijkheid, dat een kind van God aan het zondigen blijft.
Het nieuwe leven in de gemeenschap met Christus wordt hierdoor gekenmerkt, dat met de zonde gebroken is. Maar wie in de zonde blijft leven, staat buiten Zijn gemeenschap.
En Rom. 6?
Paulus houdt ons hier voor, dat het volk van God in Christus vrij is van de zonde.
Degenen, die van Christus zijn, zijn aan de zonde gestorven — rechtens vrij van de zonde — dood voor de zonde, — de zonde zal over hen geen heerschappij voeren — zij zijn vrijgemaakt van de zonde (Rom. 6:2,7,11,14,18,22).
Dat is sterke taal, maar één uitdrukking ontbreekt: zondeloos.
Het wordt de christenen op het hart gebonden, dat de zonde iets abnormaals is, dat er niet behoort te zijn, maar met geen woord wordt gezegd, dat zij in dit leven zover zullen komen, dat zij alle zonde te boven zijn.
Heeft Rom. 7 ons in dit verband ook niet iets te zeggen?
Wij zijn geneigd om ons tegen het perfectionisme direct op Rom. 7:13-26 te beroepen.
Het wordt daardoor inderdaad weerlegd — dat gaf ook de Methodist Fletcher toe — als men Rom. 7 tenminste leest, zoals de Reformatie het gedaan heeft.
De zaak is echter deze, dat vele exegeten bij deze pericoop niet aan de strijd in het leven van de gelovige denken, maar aan de tweespalt bij de mens, die wel met de wet te maken heeft, maar Christus niet kent als zijn Verlosser.
Er zijn m.i. overwegende bezwaren tegen deze verklaring van het hoofdstuk in te brengen. Argumenten en contra-argumenten staan hier echter zozeer tegenover elkaar, dat dit Schriftbewijs voor ons wel overtuigend zal zijn, maar voor anderen niet.
Wat evenwel niet tegengesproken kan worden, is dat Christus heeft gewild, dat de Zijnen zouden blijven bidden om schuldvergeving (Matth. 6:12). Zou daar dan geen reden voor zijn?
Jacobus erkent, dat wij allen in vele opzichten struikelen (Jac. 3:2). En men mag niet zeggen, dat struikelen toch geen zondigen is. Zonder twijfel is het dat wel, vgl. Jac. 2:10.
Wij herinneren ons ook de belijdenissen uit het Oude Testament, zoals 1 Kon. 8:46 en Ps. 143:2, we denken aan woorden als Spr. 20:9 en Pred. 7:20, en komen tot de conclusie, dat de zonde in de Bijbel zo ernstig genomen wordt, dat van geen mens wordt gezegd, dat hij zonder zonde is dan alleen van Hem, Die ons in alles gelijk geworden is, maar zonder zonde (Hebr. 2:17, 4:15).

Van Genderen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1961

De Wekker | 8 Pagina's

Het Perfectionisme (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1961

De Wekker | 8 Pagina's