Licht en Waarheid
Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden. Psalm 43:3.
De dichter van psalm 43 is dezelfde als van psalm 42. Oorspronkelijk zijn deze beide psalmen één psalm geweest. Dat is nog duidelijk te zien aan het refrein, dat in deze beide psalmen voorkomt: Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts en mijn God. We treffen het tweemaal aan in psalm 42 en eveneens aan het slot van psalm 43. Wat de reden is, dat deze oorspronkelijk éne psalm later in twee psalmen is uiteen gevallen, is ons niet bekend.
De dichter van deze psalm weet zich omringd door vijanden. Hij bevindt zich in het bronnengebied van de Jordaan, in het land van de Hermon (42:7). Waarschijnlijk is hij een priester of een leviet, die naar dit vreemde oord verbannen is. Het is mogelijk te denken aan de tijd van de goddeloze koning Manasse. Het is ook mogelijk, dat de dichter een krijgsgevangene was. In elk geval bevindt hij zich buiten Israël, in den vreemde, ver van Jeruzalem en ver van de tempel. En de vijanden spotten met hem. En wat het ergste is: ze spotten ook met zijn God. En ze zeggen: Waar is uw God?
Die vijanden bedoelen te zeggen: uw God bestaat niet en als hij bestaat, kan hij u toch niet helpen. Het is tevergeefs om op die God van u te vertrouwen.
En stond de dichter nu maar altijd zelf in een vast vertrouwen, dat de HEERE er is en dat Hij hem helpen zal. Maar daar ontbreekt het hem juist zo vaak aan. Ziet God nog wel naar hem om? Heeft God hem niet verlaten? Hij spreekt tot God: Mijn steenrots, waarom vergeet Gij mij? (42:10). En even later zegt hij: waarom verstoot Gij mij? (43:2).
Maar niettemin gaat het hart van de dichter uit naar God. Hem kan hij niet missen. Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt zijn ziel naar God (42:1). Het is een schreeuw van heimwee naar God.
De dichter vergeet in zijn nood en aanvechting het gebed niet. Dat is de uitlaatklep van zijn geprangde ziel.
Hij bidt: Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden.
De dichter vraagt om licht.
Licht is in de Schrift beeld van goddelijke genade en verlossing. In Gods gemeenschap is er voor een zondaar licht. Daar buiten is de duisternis.
De duisternis spreekt van het oordeel en de vloek van God. De buitenste duisternis is de eeuwige verlating van God.
De dichter vraagt om Gods licht. Het is duister rondom hem. Het is ook zo vaak duister in hem. God alleen kan het licht maken in zijn hart en in zijn leven.
De dichter vraagt om Gods genade en verlossing. Hij vraagt of God het licht wil maken. Dat hij verlost mag worden van zijn vijanden en Gods gemeenschap weer ervaren mag. Hij vraagt, of God uitkomst geven wil en hem ook verlossen wil van alle twijfel.
En hij bidt om Gods waarheid.
De waarheid Gods is de trouw van God, waardoor Hij Zijn beloften aan Zijn volk vervult.
De dichter weet, dat de trouw des Heeren hem nooit beschamen zal. Als God de getrouwe is, zal hij niet kunnen omkomen. De dichter steunt in al zijn lijden en aanvechting op de beloften van Zijn God.
En daarom hoopt hij, dat Gods licht en waarheid hem geleiden mogen. Dat die hem als engelen, als veilige geleiders, mogen vergezellen. Eén aan zijn rechter- en één aan zijn linkerzijde.
Hij begeert, dat die hem mogen leiden tot Gods heilige berg en Zijn verheven woning.
Met die heilige berg bedoelt de dichter de berg Sion, en met Gods woning Zijn tempel op de Sion.
Dat is de plaats, waar de Heere wil wonen onder Zijn volk. Het gaat de dichter ten diepste niet om de berg en de tempel zonder meer. Het gaat hem om de Heere en Zijn zalige gemeenschap. Daarheen gaat het verlangen van de dichter.
Hij bidt, dat hij geleid door Gods licht en waarheid Gods gemeenschap mag ervaren.
Gods kind heeft dat telkens nodig. En het zal daarmee nooit beschaamd uitkomen. In Zijn licht zien wij het licht. Gods genade maakt het licht in donkere harten. En Zijn trouw is een veilige geleide.
Christus is eenmaal de duisternis aan het kruis ingegaan, opdat de Zijnen eeuwig in het licht zouden staan. En in Hem zijn al Gods beloften ja.
Daarom bidden we niet tevergeefs om licht en waarheid. Want Gods licht is gezaaid voor de oprechte, die in waarheid komt tot Hem.
En we mogen steunen op Zijn trouw. Gods beloften falen niet.
Ik weet niet of de dichter nog weer in Jeruzalem en op de berg Sion is teruggekeerd.
Maar dit staat vast, dat hij geleid door Gods licht en waarheid, in het hemelse Sion aangekomen is. Daar mag hij in een ongekende vreugde eeuwig van Gods licht genieten en zingen van Gods onwankelbare trouw.
Wat u en ik nodig hebben is, dat Gods licht en waarheid ook ons geleiden mogen. En God is bereid om deze engelen op onze weg te zenden.
Oosterhoff
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1961
De Wekker | 8 Pagina's