Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Rooms Concilie (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Rooms Concilie (V)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het concilie en de Heilige Schrift
We hebben in het vorige artikel gezien, dat de leiding van de Heilige Geest betekent een zich buigen onder het Woord Gods, dat in de Heilige Schrift tot ons komt. De Heilige Geest leert de onderwerping aan het Woord Gods.
Dat de Heilige Schrift in alle waarheid leidt betekent, dat Hij leidt in de waarheid, die God in Zijn Woord heeft geopenbaard. De Heilige Geest leert niet een waarheid naast of zelfs tegengesteld aan de waarheid naar het Woord van God.
In dit opzicht bestaat er een wezenlijk verschil tussen Rome en de Reformatie. En ik geloof, dat alle andere verschillen, die er bestaan tussen Rome en de Reformatie, tot dit kernverschil zijn terug te leiden.
Ook de Roomse kerk ontkent niet de geheel enige betekenis van het Woord Gods, in de Heilige Schrift geopenbaard. Zij aanvaardt het gezag van de Heilige Schrift en belijdt de goddelijke onfeilbaarheid daarvan. Met grote eerbied spreken de officiële conciles over de Heilige Schrift als heilig en kanoniek, ontstaan door goddelijke inspiratie, terwijl veroordeeld worden allen, die haar niet als zodanig aanvaarden.
Op elk concilie, zo schrijft prof. Rijk, is er de ernstige wil om te gaan staan onder het Woord van de Schrift, geen nieuwe waarheden of openbaringen te verkondigen, omdat het ten volle beseft en gelooft dat de openbaring eens en voorgoed is gegeven. Deze overtuiging is in de geschiedenis der concilies op verschillende wijze tot uitdrukking gebracht.
Bij de openingsbijeenkomst houdt de paus, of zo hij zelf niet aanwezig is, zijn legaat of eenvoudigweg de voorzitter veelal een bijbels geïnspireerde preek. Zo hield paus Gregorius X op het tweede concilie van Lyon in 1274 een toespraak met als uitgangspunt de tekst: Ik heb grotelijks begeerd dit pascha met u te eten (Luk. 22:15) en paus Clemens V opende het concilie van Vienne in 1311 met een preek over Psalm 111:1-2.
In enkele zalen van het Vaticaans Museum treft men schilderijen aan van een serie concilies. Hiervan heeft prof. Rijk in zijn boek enkele kunnen reproduceren.
Het frappante hierbij is, dat op alle oude concilies de Bijbel centraal staat. De concilievaders zijn gegroepeerd rondom de Bijbel, die op een aparte troon of altaar is geplaatst, geopend bij de eerste woorden van het evangelie van Johannes: In den beginne was het Woord.
Prof. Rijk zegt: Het Woord van God, in de verkondiging van de Schrift en de viering der sacramenten tot ons komend, beheerst de concilies.
Op het Vaticaans Concilie werd in diepe stilte en met grote eerbied het evangelieboek op een troon voor het altaar geplaatst. Daarna pas kon het concilie beginnen.
Paus Joannes XXIII leeft, zegt prof. Rijk, geheel uit deze zelfde gedachte. Dit blijkt volgens hem duidelijk uit een toespraak, die hij tot de Italiaanse geestelijkheid hield en waarin hij onder meer zei: „Wij wijzen u nadrukkelijk op de Heilige Boeken als voornaamste bron voor de ware leer en voor het heilzaam voedsel in verband met uw pastoraal werk".
Het gaat, zegt prof. Rijk, op elk concilie steeds om het uitdragen van het evangelie, de Heilige Schrift. En met kracht voegt hij er aan toe: Niets mag worden toegevoegd aan het Woord van de Openbaring, in geen enkel opzicht mag er aan tekort worden gedaan.
Dit alles klinkt nog al reformatorisch. Maar de Roomse aap komt uit de mouw, als prof. Rijk even verder schrijft, dat de woorden der Schrift niet mogen worden losgemaakt van de uit Gods kracht levende en denkende kerk. Zij drukken een realiteit uit, die zelf altijd ver uitstijgt boven de uitdrukkingskracht der woorden. Deze realiteit van Gods openbaring is gegeven met Christus, die ook sacramenteel voortleeft in de kerkgemeenschap. Het liefdevol omgaan der kerk met deze heilsrealiteit stelt haar in staat, de eens gezegde woorden op diepgaande wijze te expliciteren, zo zelfs dat het verband tussen de woorden der Schrift en de nieuwe dogmatische uitspraak op het eerste gezicht en van buiten af niet duidelijk is.
Als voorbeeld noemt prof. Rijk de dogmaverklaring van Maria's tenhemelopneming met lichaam en ziel in 1950. Dit dogma volgt niet rechtstreeks uit de Heilige Schrift, maar is er wel impliciet in aanwezig. Onder de leiding van Gods Geest heeft de kerk dit langzamerhand leren verstaan.
Hier blijkt het principieel verschil tussen Rome en de Reformatie. Ondanks alle roemen van de Roomse kerk in de Heilige Schrift en de erkenning van haar inspiratie en gezag, heeft de Heilige Schrift in de Roomse kerk toch niet het hoogste gezag. Daar boven uit gaat het leergezag van de kerk. Of eigenlijk beter gezegd: het leergezag van de paus, wiens uitspraken, zo mogelijk in gemeenschap met het concilie, voor zover deze de leer der kerk betreffen, onfeilbaar zijn.
Het laatste fundament, de petra van de kerk (Matth. 16:18), is bij Rome niet de Heilige Schrift, maar Petrus en zijn wettige opvolgers. Naar Roomse visie leeft Petrus nog altijd in zijn opvolgers voort. En doordat Petrus nog altijd voortleeft in zijn opvolgers behoudt de kerk haar fundament en onfeilbaar gezag. Alle wettige opvolgers van Petrus zijn volgens de Roomse kerk bekleed met hetzelfde onfeilbare gezag, als waarmee zij meent, dat ook Petrus is bekleed geweest.
Rome verwerpt de leer van de duidelijkheid van de Heilige Schrift, waarop de Reformatie steeds zoveel nadruk heeft gelegd. Dat betekent niet dat men daartegenover een volslagen duisternis stelt. Maar de Heilige Schrift heeft de kerk als haar uitlegster nodig. De kerk is het orgaan van de Heilige Geest. Daarom kan alleen de kerk de uitlegster bij uitnemendheid zijn en moet alle individuele uitlegging steeds aan die van de kerk onderworpen worden.
Volgens Rome betekent dat niet een stellen van het gezag der kerk boven dat van de Heilige Schrift. De kerk is slechts de onfeilbare vertolkster van de Schrift. Zij verstaat alleen de diepe zin der Schrift.
Maar de wijze waarop Rome de Schrift vertolkt betekent in werkelijkheid een zich stellen boven de Schrift.
Ten laatste beslist bij Rome niet het gezag van de Schrift, maar het gezag van de kerk.
Met de Heilige Schrift in de hand is het bij Rome mogelijk tot leeruitspraken te komen, die in de Schrift niet gegeven zijn of daarmee zelfs in strijd zijn.
Het sola scriptura van de Reformatie — door de Schrift alleen — is Rome vreemd.
Uiteindelijk heeft bij Rome de Schrift niet het laatste woord. Dat blijft voorbehouden aan de kerk, hoe hoog men ook verder het gezag van de Heilige Schrift wil roemen.
Rome vraagt van haar leden onderwerping aan het gezag der kerk. Maar dat is bij haar nog iets anders dan onderwerping aan het gezag van de Heilige Schrift.
En al ontkent Rome, dat het leergezag der kerk in strijd kan komen met het gezag van de Heilige Schrift, de praktijk leert anders.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1961

De Wekker | 8 Pagina's

Het Rooms Concilie (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1961

De Wekker | 8 Pagina's