Verzegeld met de Heilige Geest (X)

Onderpand. (1)
Wat wij gevonden hebben is: God de Vader verzegelt met de Heilige Geest. Die Geest is het heilige Zegel. Die verzegeling houdt in dat de verzegelden door God voor Hem tot een eigendom zijn gesteld en dat Hij tenvolle voor hen zorgt. Hij heeft hen vastgemaakt, rechtsgeldigheid gegeven in Christus, in Wie zij gelovenden zijn. In de weg des geloofs zijn zij verzegeld. Dat geschiedde toen de Heere hen de Heilige Geest schonk met al Zijn gaven en weldaden. Bij de inlijving in Christus door het geloof, werk van die Geest, zijn zij verzegeld. God de Vader heeft de Geest als zegel geschonken.
Om het dus kort en heel concreet te zeggen: wanneer de Heere morgen een zondaar trekt met de koorden van Zijn liefde uit het diensthuis van satan en doet verlaten de stad van het verderf; wanneer hij die zondaar doet horen het woord der waarheid, het evangelie der zaligheid en door de Heilige Geest herschept, begiftigt met het echte geloof, gelovende maakt, inlijft in Christus, zalft met de Heilige Geest, dus die Geest in het hart schenkt, dan wordt die begenadigde verzegeld met de Heilige Geest en afgezonderd tot eigendom Gods. Dan ligt zulk een gelovige eeuwig voor Gods rekening. Dan geeft de Vader ook die Geest als onderpand van de eeuwige erfenis. Dat ligt alles vast in het werk van Hem.
Maar de begenadigde moet dit alles leren verstaan om tot die zekerheid in het geloof te komen.
Allereerst willen wij er op wijzen dat die Geest gegeven is tot een onderpand. Wat betekent dit en waartoe is dit onderpand gegeven?
Bedenken we wel dat dit Onderpand eveneens als het Zegel, een sprekend, een werkend Onderpand is. Wij moeten niet vergeten dat het over de Heilige Geest gaat.
Het woord onderpand kan betekenen: handgeld bij een koop. Het houdt in een waarborg dat het toegezegde goed wordt ontvangen. Het is een vooruitgegeven deel, waardoor het toegezegde goed reeds metterdaad in bezit gegeven wordt, zij het slechts voor een deel, maar dan toch als waarborg van het geheel. Die gedachten vinden wij ook in de teksten Rom. 8:23 en 2 Cor. 1:22; 5:5. Het griekse woord (arraboon) door onderpand vertaald, is volgens sommige verklaarders uit het semietisch overgegaan in het grieks. Wij zullen hier wel moeten denken aan het woord 'arab', dat borg-zijn betekent en verder de gedachte inhoudt van instaan voor iets; verder: pand, onderpand, handgeld. Als koopmansterm komt het woord vaak voor in de papyri, waarmee dan een zeker deel van de koopsom, welke in de koopakte is bepaald, wordt betaald. Dit is om de zekerheid te waarborgen dat het geheel wordt betaald. De gedachte van borg-zijn vinden wij dus telkens terug. Dat is een bijbelse gedachte. Lezen wij maar wat staat in Gen. 38:17,18.
De Heilige Geest is gegeven als Onderpand. In dit Onderpand hebben de gelovigen de waarborg dat zij de eeuwige heerlijkheid zullen ontvangen en de volle verlossing. In Efeze 1:14 lezen we: Die verkregene verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid. En door dit Onderpand geniet de gelovige de voorsmaak van de volle verlossing. Toen de verspieders terugkeerden uit Kanaän, brachten zij druiven mee uit Eskol. Twee verspieders hebben in geloof de beloften Gods omhelsd en de voorsmaak van het volle ervan genoten. Wanneer Gods verzegelden in geloof dit verstaan, genieten zij de druiven van de hemelse, de volle zaligheid, als voorsmaak.
Calvijn spreekt van „Godspenning". Hij verklaart: gij krijgt dan als onderpand een gedeelte van uw goed. Het woord onderpand vinden wij beter dan het woord „godspenning", omdat in het woord onderpand de gedachte doorklinkt van het borg-zijn. Het onderpand is gegeven als waarborg voor de volle verlossing, welke Christus voor Zijn volk verworven heeft. Of, zoals de kanttekening ook opmerkt: tot de volle verlossing van Zijn verkregen (eigen) volk (1 Petr. 2:9; Exod. 19:5). Comrie heeft opgemerkt: want als God het onderpand geeft, is het een blijk dat Hij de zaak wil goedmaken en de koop, die Hij aanvaard heeft, houden. Onder het O.T. wordt gesproken over de eerstelingen van de oogst; zij zijn waarborg dat geheel de oogst binnenkomt. Wij hebben eens gelezen dat een notaris vroeger wel de gewoonte had bij een verkoop van land, dat hij aarde en steen van het verkochte land in de hand van de koper legde. Gewaarborgd was daarmee dat hij het geheel zou ontvangen en dus eigenlijk al in zijn bezit was. Comrie merkt daarbij op: Zo is dat nu hier, als God de Heilige Geest die eigene gestalten, die uit het genadeverbond voortvloeien en daarin beloofd worden, in de ziel werkt, dan gerechtigt Hij daarmede als met een zeker en gewis pand de ziel tot al de goederen des verbonds, en ofschoon zij die niet dadelijk hebben, zo is datgene, hetwelk zij hebben een vast onderpand dat de andere volgen. Comrie zegt hierdoor wel goede dingen, maar vindt toch eigenlijk het onderpand in de gaven van de Heilige Geest, in wat Hij werkt en wat de gelovigen ervaren. Wij moeten echter goed vasthouden aan de betekenis dat.de Heilige Geest Zelf het van God gegeven Onderpand is. Dan ook verstaan we dat Hij de geestelijke druiven van het hemels Vaderland geeft te genieten. En met dit laatste wordt gezegd wat Comrie schoon opmerkte. Dit zal de kleingelovigen sterken in de geestelijke worstelingen en is vaak „een riem onder het hart" van hen. De vruchten van de Heilige Geest zullen ook dienen tot meer zekerheid van hun geloof.

v.d.M.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen