Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verzegeld met de Heilige Geest (XIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verzegeld met de Heilige Geest (XIII)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zekerheid (1)
De lezers moeten niet verwachten dat wij het begrip zekerheid gaan behandelen in verband met de verzekerheid des geloofs in volle omvang. Wie een concordantie opslaat en de woorden zekerheid, zekerlijk, verzekerdheid, verzekerd-zijn nagaat, weet dat er allerlei is te bespreken bij deze woorden. Het gaat ons nu over het verband tussen verzegeling en het zeker-zijn dat ik verzegeld ben. Inzover dus ook over het verzekerd zijn van een gelovige te zijn of, zoals Paulus het in Rom. 8 gebruikt, over het verzekerd zijn dat de liefde Gods in mijn hart is uitgestort en dat niets mij van die liefde kan scheiden. Maar hoofdzaak in deze laatste artikelen van de serie over het onderwerp, dat wij behandelen, is dus het verband tussen verzegeld zijn en verzekerd zijn; dus zeker-zijn dat ik een verzegelde ben.
God de Vader verzegelt de Zijnen met de Heilige Geest. Ons is nu wel duidelijk dat die verzegeling niet geschiedt nadat Gods kind verzekerd is van zijn geloof. Daarover zijn heel wat verschillende begrippen. Bekend is b.v. dat een kind des Heeren eerst door verzekerd geloof komt tot de verzegeling en de verzegeling is dan dat men zeker van zijn geloof kan zijn. Die verzegeling als de verzekering, welke aan de verzegeling voorafgaat, zijn aparte daden Gods in de gelovige, die soms al jaren geleden is wedergeboren, daden, welke het subjectieve leven raken. Moet men dan de vraag beantwoorden wat verzegeling is, dan tobt men zich af om met enige zekerheid te zeggen waarin de verzegeling bestaat. Er is dan geen vastigheid aan te geven. Men spreekt b.v. van het getuigen door de Heilige Geest met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. Maar zekerheid der verzegeling hebben wij dan niet; alles blijft hangen in bepaald subjectivistische beschouwingen.
Met het nu genoemde staat in verband de vraag of er in mij, als ik een kind van God ben, voor elke geloofsweldaad een aparte daad Gods in mij moet geschieden, zal ik mogen en kunnen geloven dat ik een kind van God ben. Begrijpen wij dit nu goed. Het is hierbij niet de vraag of ik niet altijd van boven bediend moet worden door de verheerlijkte Christus, door Woord en Geest, want dat staat vast. Uit mijzelf vermag ik niets. Wanneer b.v. mag ik geloven dat ik een wedergeboren mens ben, dat ik gerechtvaardigd ben, dat ik in Christus ben, dat de Heilige Geest in mij woont, dat ik God mijn Vader mag noemen, dat ik erfgenaam der eeuwige zaligheid ben? Moet ik wachten, bij elk van deze weldaden, op een daad van de Heere in mij? Let wel: een aparte daad! Niet dus een versterking van het geloof, een onderwijzing enz. enz., maar een aparte daad! Wanneer ik b.v. bewust leven in mijn ziel geniet onder de prediking van het levende Woord, mag ik dan geloven een levend mens te zijn of mag ik dat pas geloven wanneer de Heere een aparte daad in mij verricht? En wat is dan die aparte daad? Een tekst, waar ik veel aan heb? Word ik dan verzegeld met de Heilige Geest, wanneer de Heere mij levend doet geloven wat Efez. 1:13 zegt? Merk goed op: word ik dan pas verzegeld? Was ik het vóór die tijd niet, of had ik er toen nog geen geloofslicht over? Dat laatste heb ik ook niet van mijzelf, natuurlijk niet, maar dat is een andere zaak. Nu zegge niemand dat dit onderscheidingen zijn, welke geen zin hebben te overdenken. Wie dit meent kent de zielen van veel van Gods kinderen niet. Meermalen hebben wij zeer ernstige gesprekken gehad over deze zaken met oprechte kinderen Gods. Iemand vroeg ons eens: ik mag toch niet geloven dat Jezus mijn Zaligmaker is aleer God de Heere Jezus in mij heeft geopenbaard? Dat is toch een aparte daad? Wanneer ik die daad niet ontvang, dan bezit ik Jezus niet! En op deze wijze wordt door oprechte kinderen Gods heel dikwerf gesproken. Wij geloven dat velen daardoor ook lang in duisternis voortleven. En zo is het ook met de vragen over verzegeling en verzekering.
Dadelijk moet ik in verband met al het bovengenoemde op iets anders wijzen. Velen, die zich christenen noemen en wellicht ook zijn, de Heere weet dat volmaakt, willen niet weten van een zelfonderzoek. Kortgeleden bespraken wij deze zaak met een ernstige, oude broeder, buiten onze kerken. Hij legde er nadruk op dat een gelovige uit Christus moet leven en vruchtdragen. Dat is volkomen juist. Maar, zo merkten wij op, zal iemand uit Christus leven, dan moet hij eerst Christus zijn ingelijfd. Wanneer u een rank naast een wijnstok legt bestaat het niet dat die rank uit die wijnstok vrucht draagt. Mag ik of moet ik nu mijzelf afvragen of ik in Christus ben? Mag en (of) moet ik mijzelf in dit opzicht onderzoeken? Moet ik mij niet onderzoeken of ik wat loof en bladeren voortbreng of dat ik werkelijk vrucht draag uit Christus? Wil zulk een onderzoek zeggen: je moet blijven twijfelen totdat je zeker weet, misschien door een aparte daad, dat je werkelijk in Christus bent? Moet ik zo de twijfel telkens opwekken of een ander aan het twijfelen brengen? Mag en moet ik niet nagaan of ik werkelijk geloofsvruchten voortbreng, welke de toets van Gods Woord kunnen doorstaan? Zegt de Heere niet dat de boom aan zijn vrucht zal worden gekend? Maar dan moet ik toch weten of er echte geloofsvruchten bij mij worden gevonden. Dan leef ik naar de onfeilbare regel van Gods Woord. Maar Gods kind kan zo gesteld zijn dat het vraagt: leef ik wel? En die gelovige kan zich zo dor gevoelen dat hij zichzelf afvraagt: breng ik ooit wel vruchten des geloofs voort? Waarbij zeker bedacht moet worden dat al de oprechten op weg naar Sion zullen leren hoe dor zij zijn en hoe dood zij zijn, om te verstaan dat alleen de vrucht uit Christus voor God kan bestaan.

v.d.M.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1962

De Wekker | 8 Pagina's

Verzegeld met de Heilige Geest (XIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1962

De Wekker | 8 Pagina's