Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de Heidelbergse Catechismus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de Heidelbergse Catechismus

9 minuten leestijd

Het vierde eeuwgetijde van onze oude, vertrouwde Catechismus komt in het zicht. Er worden reeds plannen ontworpen om tot een waardige herdenking te komen van dit rijke belijdenisgeschrift. Sommige bladen publiceren reeds artikelen over de Catechismus.
Zo het Gereformeerd Weekblad, waarin dr. G. P. Hartvelt uit Delft-enkele artikelen schreef. Van het vierde artikel, dat sterk de historische kant belicht, nemen we het grootste gedeelte over.

Op zichzelf genomen is het natuurlijk een merkwaardig ding, dat wij hier in Nederland, in onze kerken en op onze catechisaties een catechismus hebben, die in Heidelberg tot stand gekomen is. Want in eerster opzet had deze Catechismus een regionale betekenis, d.w.z. wa s hij in de eerste plaats bestemd voor de Palts. Wij hebben gezien dat het de keurvorst van de Palts ook volledig ernst is geweest met deze catechismus. Overigens heeft hij niet geweten dat de tijd maar kort is geweest, want in 1577 is de Palts weer overgegaan naar de lutherse belijdenis, waar men uiteraard niet bijzonder gesteld was op een gereformeerde catechismus.
Maar daarmee was de rol van deze catechismus niet uitgespeeld. Niet alleen is de Catechismus van Heidelberg buiten de eigenlijke landsgrenzen bekend geworden, maar heeft hij met name in de Nederlanden als leerboek én als Formulier van Enigheid een vaste plaats gekregen, zó zelfs, dat hij uit onze kerken niet meer weg te denken is.
Wij zijn gelukkig in staat om de weg van de Catechismus van Heidelberg naar ons land enigermate nauwkeurig na te gaan, en de Acta van de Provinciale en Particuliere Synoden uit de tijd van 1570—1620 vertellen ons bovendien hoe de Catechismus door de gemeenten zelf is opgevangen. Het is niet altijd even vlot gegaan, zoals wij zullen zien.
In ieder geval moet hier de naam genoemd worden van Petrus Dathenus. Van hem is meestal alleen bekend dat hij tamelijk opvliegerig was; dat hij de Psalmen berijmd heeft, die men in sommige groeperingen van de gereformeerde gezindte nóg zingt. Maar hij is ook de man geweest die de Heidelbergse Catechismus in het Nederlands vertaald heeft. Hij was nl. in de tijd van de aanvaarding van de Catechismus door de kerken van de Palts predikant van de vluchtelingenkerk te Frankfort aan de Main, en stichter van de gemeente te Frankenthal in de Palts, zodat hij in 1563 onmiddellijk met de Catechismus te maken kreeg. Via Datheen kregen de Nederlanden met de Catechismus te doen. Officieel karakter kreeg dit op het z.g.n. Convent van Wezel in 1568, waar een groot aantal uitgewekenen, predikanten en aanzienlijke leden, van de Nederlandse gemeenten bijeen waren, vrij zeker onder voorzitterschap van Datheen. Zij hebben daar een aantal regels opgesteld voor de eenparigheid in leer en kerkorde onder de gereformeerden. Men heeft daar besloten, dat in de Nederlandse Waalse kerken, de Catechismus van Geneve mocht worden aangehouden, maar in de Duitse gereformeerde kerken die van Heidelberg moest worden gebruikt. Op de Synode van Emden, 1571, werd iets soortgelijks besloten, overigens zonder dat men elkaar teveel wilde binden, want in de omgeving van Emden was de Kleine Oostfriese Catechismus in gebruik, die daar sinds 1554 was ingevoerd.
Een stap verder in de Nederlanden was het besluit van de Synode van Dordrecht, 1574, waar de Catechismus van Heidelberg werd ingevoerd in alle kerken en scholen. Men meende dat daarmee de eenheid in leer onder de Hervormden het best zou worden gediend. Door de Staten van Holland werd dit besluit in 1578 bekrachtigd.
De Nationale Synode van 's-Gravenhage in 1588 besloot uitdrukkelijk, dat de Predikanten „alomme des Zondags in de namiddag-godsdienstoefening de hoofdsom van de christelijke leer in de Catechismus die tegenwoordig in de Nederlandse kerken is aangenomen, kort zouden uitleggen, zodat deze jaarlijks zou zijn afgehandeld." Dat er op de Synoden vragen kwamen, hoe men 't dan moest doen bij de nabetrachting op het avondmaal, spreekt wel vanzelf. Het gezag van de Catechismus werd steeds groter. Aan onderwijzers en predikanten werd aanvankelijk nog de keus gelaten of zij de Catechismus óf de Nederlandse Geloofsbelijdenis wilden ondertekenen, maar langzaam breidde de gewoonte zich uit, dat beide belijdenissen werden ondertekend, en werd dit ook als een verplichting gesteld.
Dit zijn de belangrijkste jaartallen voor de invoering van de Catechismus in de Nederlanden. Men moet niet denken dat 't allemaal zonder slag of stoot is gegaan. Er waren natuurlijk ook predikanten die de ondertekening van de belijdenis een „nieuwe manier van doen" vonden. Sommigen wilden ook liever de Catechismus ondertekenen dan de Ned. Geloofsbelijdenis. Ik kan mij dat van de geestverwanten van Zwingli ook wel begrijpen.
Ook op de scholen moest de Catechismus onderwezen worden. Dat is een gewoonte geweest die zich tamelijk lang heeft gehandhaafd. Op sommige scholen gebeurt dit nóg en men kan 't op de catechisaties dan ook wel merken! Maar de klachten van vroeger verschillen niet zoveel van thans. De . kerk van Den Briel klaagde erover, dat de Heid. Catechismus voor de kinderen veel te lang was, en dat zij de Zondagen beslist niet konden onthouden. In de Acta las ik alleen die klacht: wat de kerken eraan gedaan hebben ben ik niet te weten gekomen. Maar de Part. Synode van Delft, 1587, vond dat er in elk geval iets gebeuren moest in die kerken waar 's zondagsmiddags de Catechismus niet gepreekt werd. Dat gebeurde blijkbaar op de dorpen nogal eens, en men was bang dat op die manier de leer van de Catechismus zou verdwijnen. Men nam toen deze maatregel, dat de kinderen vóór de preek bepaalde Zondagen uit de Catechismus moesten opzeggen. Om alle misverstand te voorkomen: dit moest in de kerken, tijdens de dienst gebeuren. Ik las dat o.a. van Moordrecht, waar men de kinderen op deze wijze dé schrik van hun jonge leven bezorgde. In Gouda deugde 't al helemaal niet. De predikanten van Gouda kregen jaren achtereen de vermaning mee naar huis, dat men in Gouda de Catechismus preken moest in de middagdienst. Gouda was daar blijkbaar mee opgehouden, en voelde er ook niet veel voor. Ze schreven aan de Synode iets over „het Woord alleen moet 't doen", en dat men nergens in de Schrift las, dat de Catechismus gepredikt moest worden. Maar om volledig te zijn: ze schreven er ook bij, dat de gemeente niet veel crediet had voor de Catechismuspreek. Men had tenminste opgemerkt, dat het kerkbezoek aanzienlijk toegenomen was in de middagdienst toen ze met de catechismuspreek waren opgehouden. Dat was in die tijden blijkbaar een algemeen euvel.
Gouda was een hardnekkig geval. Jarenlang heeft dat de broeders op de Synode beziggehouden. In 1601 werd meegedeeld, dat men in Gouda nog niets verder was gekomen, en het stadje werd onder zware druk gezet. Tot stomme verbazing van de Synodeleden van Dordrecht in 1608 bleek dat de Heren predikanten in Gouda zélf een Catechismus hadden gemaakt. De Synode was er zeer gebelgd over, temeer omdat, zoals zij schreven, de voornaamste stukken van de christelijke leer er helemaal niet eens in stonden.
De zaak sleepte zich maar voort. Op de Synode van Delft, van 1618, blijkt, dat de predikanten deze Catechismus alleen gemaakt hadden met de bedoeling dat deze op de scholen zou worden gebruikt. Maar er werd nog iets anders bekend. De Catechismus die zij gemaakt hadden in Gouda was ook gezien door... Arminius. Dat was in 1608 nog tot daaraantoe, maar in 1618 was de situatie in Nederland rondom Arminius natuurlijk wel wat anders geworden. Om kort te gaan: zij hadden er erg veel spijt van dat ze die Catechismus gepubliceerd hadden, en men had alle exemplaren die er nog waren, ingenomen. En zo voegde zich Gouda ook in 't gareel, en dat is zo gebleven, tot op de huidige dag.
Duidelijk blijkt, dat de Catechismus een belijdenis is geweest die is ingegaan op de mens van zijn dagen, maar die ook in de algemene situatie man en paard heeft durven noemen, en zodoende vorm en richting heeft gegeven aan een typisch eigen gereformeerde levensstijl. Dit overigens geheel in de lijn van de man die het initiatief genomen heeft: Keurvorst Frederik III, die door zijn tijdgenoten Frederik de Vrome genoemd werd. Natuurlijk hebben v/ij er geen behoefte aan om alles wat Frederik in zijn leven gedaan heeft, terwille van de Catechismus te dekken. In menig opzicht is hij ook kind van zijn tijd geweest. Maar vergeleken bij veel van zijn tijdgenoten is hij een uitzondering geweest. Wie wel eens inzage heeft gehad in de correspondentie van Frederik III met zijn tijdgenoten komt al spoedig tot de ontdekking dat hij niet alleen een bijzondere schriftkennis bezat, maar zich ook op opvallende wijze bewoog in het theologisch debat van zijn dagen, en zich een oordeel gevormd had in tal van aangelegenheden die werkelijk niet eenvoudig waren. En het blijft de verdienste van de Catechismus dat de boodschap van het evangelie er op eenvoudige, aansprekende wijze onder woorden is gebracht, met een bijzondere zin voor praktische vroomheid, waarbij ook het sociale aspect van de arbeid én de rijkdom duidelijk naar voren komt, zoals b.v. in antw. 111:... dat ik trouw arbeide, opdat ik de nooddruftige helpen moge. De spanning van de tijd waarin de Heidelberger is opgesteld is telkens nog speurbaar, tot in de formuleringen toe. Men zal er goed aan doen, alles wat in de Heidelberger beleden wordt tegen de achtergrond te stellen van de worsteling om de waarheid Gods, — het was werkelijk niet zonder gevaar om in die dagen gereformeerd te zijn. Na 1577, toen Heidelberg weer Luthers werd, moest men zich maar zien te redden, en alles wat gereformeerd was, stond toen ineens op straat. Iets van die dreiging resoneert nog in antw. 52: „Dat ik in alle droefenis en vervolging. . ." De nabijheid van lijden en vervolging heeft niet nagelaten een stempel te zetten op tal van vragen en antwoorden, maar is ook merkbaar in de brieven en in de levenshouding van hen die hun arbeid aan de Catechismus gegeven hebben. Toen Ursinus in 1574 in het huv/elijk trad, wilden zijn vrienden hem cadeaus geven. Maar hij was er niet zo bijzonder op gesteld. Hij vond dat hij voor zijn huishouding genoeg had aan drie loden of aarden schotels en evenzoveel borden, — een paar lepels van hout vond hij voldoende. Misschien zegt hij, moet ik binnenkort hiervandaan vluchten, wanneer ik nog zolang leef. Dan zal ik gemakkelijk het weinige dat ik heb, kunnen meenemen.

Dat is geen materialistische levensinstelling! Is het geluid van de Catechismus daarom vreemd in de welvaartsstaat?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1962

De Wekker | 8 Pagina's

Over de Heidelbergse Catechismus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1962

De Wekker | 8 Pagina's