Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Vrijgemaakten en wij (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vrijgemaakten en wij (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de rubriek „Uit andere bladen" werd in december van het vorige jaar beloofd terug te komen op het besluit van de generale synode van Haarlem-Santpoort t.a.v. de Geref. Kerken (vrijgemaakt). Het feit dat prof. van Genderen in „Ambtelijk Contact" dezelfde materie behandelt, is voor ons blad geen overwegende reden dit onderwerp hier niet aan de orde te stellen. Hoe meer ambtsdragers en kerkvolk op dit punt ingelicht en geprikkeld worden tot nadenken, hoe beter het is.Nu 't rapport van de betrokken deputaten, voor zover het betrekking heeft op de genoemde verhouding met het besluit van onze synode publiek verkrijgbaar is gesteld, meenden we dat de tijd gekomen is dit onderwerp te behandelen.Het ligt in de bedoeling in drie artikelen deze verhouding te belichten; eerst tekenen we de gegroeide situatie; dan het besluit van de generale synode en tenslotte de eventuele perspectieven.

De vrijmaking
Het is reeds ruim 18 jaar geleden dat de vrijmaking begon. Het was in de donkerste periode van de oorlog, toen de besluiten van de generale synode van 1942-1943 de bezwaarden over die besluiten noopten tot vrijmaking over te gaan. Zij presenteerden zich als de Geref. Kerken, die artikel 31 van de D.K.O. — waarin het recht van bezwaard-zijn geregeld wordt — wel onderhouden.
Van meetaf was er in onze kerken een vrij sterke belangstelling voor deze kerkelijke gebeurtenis. Velen in onze kerken spitsten de oren en lazen de berichten over de kerkstrijd met verscherpte aandacht. Geen wonder! Was hier geen verzet tegen de theologie van Kuyper, zoals onze vaderen zich daartegen met mindere krachtige, maar meer practische argumenten, verzet hadden? Een oud-gediende als ds. Zuidersma, in hart en nieren christelijk gereformeerd, b.v. verwachtte heel veel van de vrijmaking en meende dat een vereniging van beide kerken een kwestie van korte tijd was. Maar al ging men niet zover, toch volgde men de gang van zaken met interesse en verwachting. Het bleek dat prof. Schilder zich toch anders openbaarde dan hij destijds in zijn beruchte strijd met prof. v.d. Schuit had gedaan.
Eerlijk moet ook worden gezegd, dat velen in onze kerken het niet helemaal vertrouwden en daarom de kat maar eens uit de boom wilden kijken. Maar de vrijmaking ging aan onze aandacht niet voorbij. We beseften dat we op verantwoorde wijze onze houding dienden te bepalen. Hoeveel vragen we ook hadden, het feit dat we de vragen stelden, bewees dat we begrepen: we mogen dit niet langs ons heen laten gaan. Uit die tijd dateert de brochure „Tussen de vuren".

De ontwikkeling
De Geref. Kerken (onderh. art. 31 D.K.O.) maakten na de oorlog een stormachtige ontwikkeling door, die ons evenmin ontging. Men zette zich bijzonder scherp af tegen de Geref. Kerken. Tengevolge van de kerkelijke gebeurtenissen moesten wij, inzonderheid plaatselijk, maar ook in landelijke verbanden, wel eens als stootblok tussen deze beide kerken fungeren. De felheid van de vrijgemaakten stuitte op verzet. De doorgaande reformatie werd sterk bepleit. Wie opmerkzaam toekeek en meeleefde merkte al spoedig dat ook deze kerken geen eenheid toonden. De een pleitte voor de doorgaande reformatie op grond van het z.g.n. ethische conflict; de andere stem legde sterke nadruk op het verval, dat zich in het gereformeerde leven openbaarde; een derde betoogde dat de reformatie van de kerk noodzakelijkerwijs de reformatie van het hele leven meebracht.
Het ontging ons evenmin dat prof. Schilder deze ontwikkeling met zorg gadesloeg. Zijn uitgebreide artikelen in zijn lijfblad „De Reformatie" in 1951 bewezen dat hij bezorgd was. Zijn plotseling sterven, dat ook in onze kring diepe ontroering wekte, betekende in vele opzichten het wegvallen van een „leider", die gezag had. Persoonlijk voelde ik het als een ereschuld hem als begenadigd theoloog te eren door zijn begrafenis bij te wonen. Schilder heeft geworsteld om de ware oecumene te betrachten. Daarom heeft hij ons nooit losgelaten en was hij een onvermoeid strijder voor de eenheid.
De ontwikkeling in deze kerken is verder gegaan. Ons kerkelijk leven heeft zijn moeiten, die op de buitenstaander bij tijden geen verheffende indruk maken. Het kerkelijke leven van de vrijgemaakte kerken heeft ook z'n moeiten, die de buitenstaander ook moeite geven. De consequenties van de doorgaande reformatie geven ons in de practijk de indruk dat hier een fanatisme à la Jehu aan het woord is: een ijver zonder verstand, die het hart koud laat èn maakt.
Zeer te betreuren is ook dat generaal genomen deze kerken plaatselijk niet dichter bij onze kerken kwamen. Er was wederzijds — weer over het algemeen genomen — geen sympathie. Al te weinig werd de verbondenheid gevoeld in de enigheid van het ware geloof. Wij als christelijk gereformeerde konden de vrijgemaakten niet losdenken van kuyperiaanse smetten. Bij diverse vrijgemaakten was er t.a.v. onze kerken nog veel over van het gereformeerde superioriteitsgevoel van voor de oorlog: wat willen deze amechtige Joden?
Verblijdende uitzonderingen daargelaten is de plaatselijke situatie feitelijk nog zo.
De liefde tussen deze beide kerken is veelzins een beredeneerde liefde vanuit het gebod; niet een practische, hartelijke liefde, waarin de klop van het hart is te beluisteren.

Samensprekingen
De eerste gewone generale synode van de Geref. Kerken, die van Groningen 1946, had de christ. geref. kerken op het oog. Deze synode besloot „contact te zoeken met de chr. geref. kerk, die met ons staat op dezelfde basis van Gods Woord en de Drie Formulieren van Enigheid, teneinde in de weg van samenspreking of correspondentie na te gaan, wat ons verenigt en wat ons nog verdeelt, en gezamenlijk middelen te beramen, die onder zegen des Heeren kunnen leiden tot kerkelijk samenleven".
Onze synode van Utrecht 1947 reageerde gunstig op het verzoek. Na uitvoerige correspondentie werden een viertal samensprekingen gehouden, die echter in 1951 weer ophielden tengevolge van de besluiten van de Kamper synode. Geen deputaten tot samenspreking, wel deputaten voor vereniging werden door deze synode benoemd. Ik herinner me dat prof. Schilder het met dit besluit niet eens was. Zowel hij als prof. Deddens hebben voor een andere beslissing gepleit. Het mocht niet baten. Het is buitengewoon jammer dat dit besluit in deze zin genomen is. De verhouding tussen de beide kerken had zeven jaar de gelegenheid te bevriezen. Jaren, waarin men verder uit elkaar groeide, de plaatselijke verhoudingen niet beter werden en predikanten niet gestimuleerd werden in ontmoetingen corrigerend op elkaar in te werken.
Wel bleef er correspondentie „van synode tot synode", maar dit bevredigde allerminst; zeker niet toen een bepaalde missive in juridische ambtenaarlijke toon, maar niet in kerkstijl geschreven werd, zoals dit het geval was met de missive van Enschede aan de synode van Apeldoorn 1956.
In Bunschoten-Spakenburg 1958 viel de dooi in. Men ging een andere koers varen. Er werden weer deputaten benoemd om „al die zaken te bespreken, die de verhouding tussen onze kerken raken, opdat die verhouding duidelijk worde en beide kerken een verantwoorde beslissing kunnen nemen". De broederlijke, diep-ernstige toon van deze brief was een weldaad na de gecompliceerde missives van vorige synoden.
Onze synode van Rotterdam 1959 reageerde gunstig op dit besluit. Deputaten onzer kerken meenden trouwens geheel in de lijn van hun opdracht te zijn als zij voor de synode reeds met samensprekingen begonnen. Na de Rotterdamse synode zijn die samensprekingen voortgezet. In het geheel werden na het Spakenburgse besluit tien samensprekingen gehouden. Een vrij uitvoerig verslag over het op die samensprekingen verhandelde is te vinden in het genoemde rapport. Schrijver dezes, die als secretaris van deputaten aandeel had in deze samensprekingen, past het niet een analyse van deze samensprekingen te geven of een oordeel uit te spreken over de verrichte arbeid.
Wel mogen we het zo zeggen: in deze samensprekingen is er langzamerhand meer begrip gekomen voor elkaars standpunt, geschiedenis, instelling — wederzijds dus. Het maakt groot verschil of men elkaar geregeld ontmoet als personen of dat men van achter bureau en schrijfmachine elkaar be-schrijft, be-kogelt en veroordeelt.

We meenden er goed aan te doen in dit eerste artikel de historie van onze verhouding te tekenen om zo de volgende keer de stand van zaken op de laatste synode te belichten.

J.H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1963

De Wekker | 8 Pagina's

De Vrijgemaakten en wij (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1963

De Wekker | 8 Pagina's