De Vrijmoedigheid van het Geloof (5)
Gods Woord zegt ons met vrijmoedigheid toe te gaan tot de troon der genade.
Wij hebben Gods genade in te roepen om bevrijd te worden van onze vreesachtigheid die opkomt uit de verdenkingen van het ongeloof. De Heere wil dat wij met al onze kwalen tot Hem komen omdat al onze krankheden op Hem zijn aangelopen. En wat heeft een zondaar zoals wij zijn, anders dan dodelijke kwalen? Maar de Heere wil dat wij er mee tot Hem komen. En dat is tot eer van zijn Naam en tot zegen van ons hart.
Als de Schrift zegt: ,,Laat ons met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade", dan is dat niet een eis waaraan wij hebben te voldoen. In geen geval!
Want de geloofsvrijmoedigheid kan door ons niet opgebracht worden.
Al is het geloof een eis van de wet, het is een geschenk vanuit de troon der genade, een geschenk, door Christus verworven. Het is een gave Gods.
En met die heerlijke gave komt de Heere hier tot ons.
Als deze geloofsvrijmoedigheid door ons voortgebracht zou moeten worden, dan zou niet één onzer daartoe kunnen komen. Door de mens kan alleen geestelijke onkunde voortgebracht worden. Zijn komen tot God zou dan ook niet meer zijn dan een godsdienstige brutaliteit.
In de troon van Gods genade hebben wij een grote Hogepriester, een medelijdende Hogepriester, die in alle dingen gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde. Hij kent de kracht van de zonde, daar zij met al haar kracht op Hem is aangelopen.
Hij kent de schuld van de zonde, daar zij in al haar zwaarte door Hem is gedragen en voldaan.
Onze medelijdende Hogepriester is staande gebleven tegenover het geweld van de hel en de vijandschap van het ongeloof. Hij heeft er over getriomfeerd.
In de troon van Gods genade hebben wij de medelijdende Hogepriester tot onze voorspraak. Op grond van zijn algenoegzame offerande is hier barmhartigheid te verkrijgen. De vrijmoedigheid van het geloof vloeit ons hier als vanzelf in het hart.
En vanwege de algenoegzame offerande van onze medelijdende Hogepriester is er niet één reden te bedenken die ons de vrijmoedigheid zou kunnen ontnemen om tot de troon der genade te komen.
„Opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen".
Hier horen wij Gods ingewanden rommelen van barmhartigheid.
En dat was de oorzaak waarom Efraïm, die zijn kindschap verzondigd had, als een troetelkind werd omhelsd, toen hij op grond van Gods ontfermende liefde de toevlucht nam tot de troon der genade.
Hier is barmhartigheid voor zondaren die door moedwillige ongehoorzaamheid gekomen zijn in de staat der ellende; zondaren die hunnerzijds nooit enig recht of enige aanspraak kunnen maken op barmhartigheid.
Hier is barmhartigheid, daar de medelijdende Hogepriester vrijwillig is afgedaald in de staat der vernedering. En daar was voor Hem geen barmhartigheid. Hij weet wat het is onder het oordeel des doods en der verdoemenis ter helle neder te dalen. Het is Hem dan ook tot vreugde dat wij op grond daarvan komen tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen. Want deze medelijdende Hogepriester heeft medelijden met onbekeerde mensen.
Deze zaken moeten ons duidelijk zijn, want de vrijmoedigheid van het geloof heeft zijn heilige en Gode welbehagelijke rechtsgronden. De Heere wil niet dat wij bang voor Hem zijn. Hij wil alleen dat wij bang zijn voor de zonde die Hem onteert en onze ziel ten verderve voert. God wil ons met Zichzelf verzoenen. Hij wil ons barmhartigheid bewijzen.
Daartoe heeft Hij het offer van de medelijdende Hogepriester aangenomen. En daar Gods rechtvaardigheid in Hem en door Hem is verheerlijkt, staan al de poorten van Gods barmhartigheid open voor ellendige zondaren. En het is tot verheerlijking van God wanneer ellendige zondaren met vrijmoedigheid komen tot de troon der genade, opdat zij barmhartigheid mogen verkrijgen. Niet één zondaar kan dan ook vanuit de Schrift zeggen dat er voor Hem geen barmhartigheid is.
Inderdaad, het is tot vernedering van de mens geheel en al te leven van barmhartigheid. Er blijft niets over waarop wij ons zouden kunnen verheffen.
Maar het is geen barmhartigheid waaraan de Heere te kort komt zoals bij de mensen. Het kapitaal van de man die barmhartigheid bewijst wordt er door verminderd. En dat kan hem die barmhartigheid verkrijgt tot zijn levensonderhoud, hinderen.
Maar daarvan is bij de Heere geen sprake. Want de fonteinen van zijn barmhartigheid zijn altijd overvloeiend vol. Gods barmhartigheid wordt door het schenken en het ontvangen van barmhartigheid niet minder. Maar het is wel tot verheerlijking van de Heere zo wij met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen. Het gaat bij de Heere om de verheerlijking van zijn grote Naam in het schenken van barmhartigheid.
„Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd."
Uit genade, dus zonder te letten op 's mensen waardigheid, kunnen wij geholpen worden.
Daar wij van nature wettische mensen zijn, moeten wij daaraan leren sterven door de onderwijzingen van de Heilige Geest, opdat het ons duidelijk zou zijn, dat wij alleen door de offerande van onze medelijdende Hogepriester geholpen kunnen worden. Daar wij in allerlei doodsgevaren verkeren, hebben wij met de betekenis van onze afhankelijkheid de hulp des Heeren in te roepen.
Hier heeft de Apostel het oog gevestigd op de zonde van nalatigheid, omdat het ingaan in de rust niet met ernst werd gezocht. Het zijn mensen die schijnen achtergebleven te zijn, waarvan de werkelijkheid bij de poorten der eeuwigheid gevoeld zal worden als het voor eeuwig te laat zal zijn.
Roep toch de hulp des Heeren in om bevrijd te worden van de zonde van nalatigheid. Want door die zonde missen zovelen de eeuwige zaligheid.
,,Om geholpen te worden ter bekwamer tijd." Het is nu nog de welaangename tijd, de dag der zaligheid. Morgen kan het voor eeuwig te laat zijn.
„Ter bekwamer tijd" wil dus niet zeggen: maar afwachten.
Integendeel. De bekwame tijd is nu.
Daarom worden wij met dit woord opgeroepen heden de Heere aan te roepen, terwijl Hij nabij is en de troon der genade nog open staat.
Laten we die verschrikkelijke zorgeloosheid toch afleggen. Het is de kortste weg naar de hel.
Draal daarom niet langer en laat ons met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen om geholpen te worden ter bekwamer tijd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1963
De Wekker | 8 Pagina's