Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Getallensymboliek (5) slot

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Getallensymboliek (5) slot

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat moeten we tenslotte van het boekje van Sabiers, waaruit ik de vorige maal een en ander meedeelde, denken?
Wordt daarin niet overtuigend aangetoond dat aan de bijbeltekst telkens weer het getal 7 of een veelvoud daarvan op verborgen wijze ten grondslag ligt? En is dit niet een bewijs van de goddelijke inspiratie van de Heilige Schrift, zoals Sabiers wil?
Ik meen van niet.
Natuurlijk geloven we in de goddelijke inspiratie van de Bijbel.
De Schrift spreekt daar zelf van. We behoeven slechts te denken aan 2 Tim. 3 : 16. De Schrift is van God ingegeven. Zij is Gods openbaring.
Maar dat de getallenstructuur, zoals Sabiers en anderen die in de Schrift menen te kunnen ontdekken, een bewijs is van dit goddelijk karakter van de Heilige Schrift geloof ik niet.
Er zit in heel die constructie zoals ze wordt voorgedragen iets willekeurigs.
Ik ga er van uit dat de tellingen en berekeningen, die gegeven worden, kloppen. Het is mij een te tijdrovend werk om die allemaal te controleren. En ook al zou ik door na te tellen en na te rekenen tot de conclusie komen dat volkomen juist geteld en gerekend is, dan zou mij dat nog niets zeggen. Ik zal u zeggen waarom niet.
In de eerste plaats moet wat het hebreeuws betreft worden aangenomen, dat ook de zgn. ,,leesmoeders" zijn geïnspireerd. Zij hebben echter niet tot de oorspronkelijke bijbeltekst behoord.
Het hebreeuws werd aanvankelijk alleen met medeklinkers geschreven. De klinkers schreef men niet. Die voegde men al lezende voor zichzelf in. Dit ging goed zolang het hebreeuws een levende en geregeld gesproken taal was. Maar na de babylonische ballingschap ging men in Palestina al meer over van het hebreeuws naar het aramees als spreektaal.
Het hebreeuws, dat de taal van de bijbel bleef, werd daardoor al minder bekend.
Het lezen van de Hebreeuwse bijbel gaf op de duur steeds meer moeilijkheden.
Men kreeg behoefte om ook klinkers te schrijven. Men gebruikte daarvoor aanvankelijk enige medeklinkers, die ook klinkers konden voorstellen. Zo gebruikte men b.v. de w en de j om o.a. de klinkers o en i voor te stellen.
Deze als klinkers gebruikte medeklinkers worden ,,leesmoeders" genoemd, daar ze moesten helpen bij de lezing van de hebreeuwse bijbeltekst.
Het gebruik van deze „leesmoeders" is zeer verschillend. Men kon ze gebruiken, men behoefde dat niet. In het hebreeuws kunnen zeer vele woorden met en zonder deze ,,leesmoeders" worden geschreven. Zo blijkt er b.v. een groot verschil in het gebruik van ,,leesmoeders" in de hebreeuwse tekst van Jesaja, zoals die ons uit de hebreeuwse bijbel bekend is, en de Jesaja-tekst, die in 1947 werd gevonden bij de Dode Zee.
Die tekst is zeker duizend jaar ouder dan de ons voordien bekende hebreeuwse tekst van Jesaja. Er blijkt echter tussen de tekst van de Dode-Zee-rol en de ons voor dien bekende Jesaja-tekst weinig verschil te bestaan.
Maar wat opvalt is een groot verschil in het gebruik van de ,,leesmoeders". Deze treden in de DodeZee-rol veel ruimer op. We hebben hier te doen met een bepaalde schrijfwijze en met die schrijfwijze staat en valt heel de berekening van Sabiers.
We zouden dan moeten aannemen dat ook de schrijfwijze van de bijbel is geïnspireerd. Maar welke dan? Die van onze bijbel of die van de Jesajarol.
Maar we zitten nog met een andere moeilijkheid. Oorspronkelijk werd het O.T. in een heel ander hebreeuws schrift geschreven dan het schrift waarin wij het hebreeuwse O.T. bezitten. Dat was het zgn. oud-hebreeuwse schrift. Dat dateert van vóór de ballingschap. Na de ballingschap is de bijbeltekst in het nieuw-hebreeuwse schrift overgebracht. Dat was voor velen wel een soort heiligheidsschennis. De Samaritanen behielden hun bijbel in het oude schrift tot op de dag van heden. Zoals de Habakuk-rol eveneens bij de Dode-Zee gevonden, bewijst, dat het nog lange tijd de gewoonte geweest is om de heilige naam van God te schrijven in het oude schrift.
Toen het O.T. werd overgebracht van het oude in het nieuwe schrift stond de bijbeltekst zo goed als vast.
Het grootste gedeelte van de geïnspireerde bijbel werd geschreven in het oudhebreeuwse schrift en dat kende geen ,,leesmoeders". Men kan dus moeilijk in de huidige hebreeuwse tekst de „leesmoeders" meetellen om te bewijzen dat de schrift geïnspireerd is. Maar dan kloppen de berekeningen van Sabiers niet meer!
Wat het N.T. betreft maakt het verschil van welk handschrift men uitgaat. We bezitten niet meer de oorsponkelijke, eigenhandig door de bijbelschrijvers geschreven geschriften. Deze zijn verloren gegaan. Wat wij bezitten zijn de handschriften, met de hand geschreven afschriften. En dan nog afschriften van afschriften. We bezitten van het N.T. zeer vele zulke handschriften.
Over het geheel verschillen deze handschriften niet zo heel veel van elkaar. Maar er zijn toch wel enkele verschillen. Die verschillen komen b.v. ook uit wanneer men de tekst van de Nieuwe Vertaling vergelijkt met die van de Statenvertaling. Aan de Nieuwe Vertaling liggen andere, oudere en naar men aanneemt betere handschriften ten grondslag dan aan de Statenvertaling.
Het maakt dus verschil van welk handschrift men uitgaat. Sabiers meent door de getallenconstructie te kunnen bewijzen dat de apocryfe boeken niet geïnspireerd zijn, want deze missen in de structuur der zinnen het grondgetal 7.
Op dezelfde wijze zou Sabiers ook kunnen zeggen welk handschrift de oorspronkelijke geïnspireerde bijbeltekst bevat. Hij zou dat op grond van ontdekte zeventallen kunnen zeggen.
Het maakt dus wel verschil van welk handschrift men bij zijn tellingen uitgaat. Gaat men van andere handschriften uit dan Sabiers dan kloppen zijn berekeningen niet meer. In Matth. 1 : 1-11 ontdekt Sabiers 35 eigennamen. Maar oude Syrische handschriften hebben er twee meer. Dan klopt zijn telling niet meer. Volgens Sabiers zullen deze handschriften daarom dan wel niet de oorspronkelijke tekst bevatten.
In Mathh. 2 : 18 maakt het verschil of men 3 woorden, geklag, geween, gekerm (S.V.) of twee woorden, geween en geklag (N.V.) leest.
Men stuit in het boekje van Sabiers telkens op willekeur.
Hij zegt dat in de eerste 11 verzen van Matth. 1 precies 35 d.i. 5x 7 eigennamen voorkomen. Maar waarom houdt hij in vers 11 op?
Omdat hij er dan net 35 heeft geteld? Anders zou hij misschien doorgegaan zijn tot vers 12. Maar dit is willekeur. Het geslachtsregister loopt door tot vers 16.
Die willekeur blijkt ook als men wat Sabiers in zijn boekje met de bijbeltekst doet toepast op niet-bijbelse geschriften. Ik dacht bij mijzelf: laat ik nu eens hetzelfde proberen met het begin van de Odyssea van Homerus. En ik ben er even voor gaan zitten en ben aan het tellen gegaan. Ik ontdekte dat ik hier telkens het getal 4 op verborgen wijze tegenkwam.
Iemand zou kunnen beweren: dat klopt!
Zeven is het goddelijke getal. Dat treft men in de bijbel aan. De bijbel is het heilige, door God gegeven boek, Maar 4 is het getal dat past bij Homerus. Want 4 is het getal van de aarde en van de mens.
De geschriften van Homerus zijn niet van God gegeven. Dat zijn menselijke en zelfs heidense geschriften. De grondstructuur van het getal 4 bewijst dat!
Ziet u maar! Het aantal woorden van de eerste regel is precies 8, d.i. 2x4 . Het aantal hoofdwoorden in deze zin is 4. De rest van de woorden is ook 4. Het aantal letters van de eerste regel is 40, d.i. 10 x 4. Het aantal letters van werkwoord en object is 24, dus 6x4.
Het aantal letters van het kortste woord in de zin plus het aantal van het links daarvan staande woord is 12, dus 3x4 . Tellen we de letters van de volgende woorden daarbij, dan is het aantal 16, 4 x 4.
Heeft de eerste regel 40, 10 x 4, letters, de 4de regel (let wel: regel 4) heeft 36 letters, dus 9x4. De 8ste regel (2x4), heeft 32 letters, d.i. 8x4.
Het aantal vocabulaire woorden in regel 1—9 is 52, d.i. 13x4. De eerste 5 regels hebben 40 woorden, 10x4. Het totaal aantal letters in regel 1—9 is 324, d.i. 81x4. Er zijn 16 zelfst. nw. dus 4x4.
Daarbij 12 werkwoorden, 3x4. Er komen 4 eigennamen in voor. Het totaal aantal klinkers is 160, d.i. 40x4. Het totaal aantal medeklinkers 164, d.i. 21x4. De getalswaarde van de eerste twee woorden is 276, d.i. 69x4.
En zo zouden we door kunnen gaan.
Maar het heeft niet de minste zin. Het is pure onzin. Maar even onzinnig is het om zulke tellingen en berekeningen op de bijbel toe te passen. We moeten er ons niet door laten leiden. Wie op deze wijze het goddelijk karakter van de Schrift wil aantonen mislukt grandioos.
Ik kreeg dezer dagen al weer een dik boek toegezonden met allerlei berekeningen vanuit de bijbeltekst. Jammer van de tijd die men er aan heeft besteed! Het moge sommigen imponeren. Maar het is als met een prachtige luchtballon.
Als men er even in prikt is alles weg.
Laten we nuchter zijn en waken. Waken ook voor een getrouw en waardig gebruik van de Schrift. Dat is de Schrift gebruiken en lezen waartoe God ons haar gegeven heeft.
En dan wijzen we ook alle dwaze getallensymboliek en getallenspeculatie met kracht van de hand.
Het gaat in de Schrift waarlijk om andere en betere dingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1963

De Wekker | 8 Pagina's

Getallensymboliek (5) slot

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1963

De Wekker | 8 Pagina's