En Jood en heiden
We gedenken in deze weken het lijden van de Heiland.
Daaraan zit een goddelijke en een menselijke kant.
God doet iets in het lijden van de Christus. De kerk legt daar alle nadruk op. Want daarin ligt het eigenlijke, het wezenlijke van het lijden van Christus.
We komen tot dat eigenlijke nooit, wanneer we blijven staan bij wat mensen in het lijden van Christus hebben gedaan. Dan komen we nooit verder dan in Hem iemand te zien die veel onrecht is aangedaan en onschuldig veel heeft moeten verdragen. Dan komt Hij op één lijn te staan met vele andere lijders in de mensheidsgeschiedenis, die ook onschuldig en onverdiend veel van hun medemensen hebben moeten ondergaan.
God doet iets in het lijden van Christus. Hij geeft Zijn Zoon over in onze schuld en onder het oordeel dat wij verdiend hebben, opdat er in Hem eeuwige behoudenis zal zijn voor allen, die in Hem geloven.
Hij werd om onze overtredingen verwond en om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden (Jes. 53:5). En Paulus zegt: Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem (2 Cor. 5:21).
Daarom is het lijden van Christus geheel enig, onvergelijkelijk. Zijn lijden is plaatsvervangend en alzo reddend, zaligmakend.
Maar niettemin is en blijft er de menselijke kant in het lijden van Christus. De evangelieën leggen daar sterk de nadruk op. Zij laten ons de mensen zien, die in het lijden van Christus een rol gespeeld hebben, zowel heidenen als Joden.
Het gaat daarom ook niet aan de Joden alleen of eenzijdig aansprakelijk te stellen voor het lijden van de Heiland. Dat is in de geschiedenis van de christelijke kerk wel eens te veel gedaan. Allerlei wreedheden tegenover de Jood zijn soms goed gepraat of als begrijpelijk verklaard met het argument, dat zij de Heiland hebben gekruisigd. Dit is een brok geestelijke hoogmoed aan de zijde van de niet-Jood, die voor God niet bestaanbaar is. Dat gaat men gelukkig in de christelijke kerk al meer inzien. Jood èn heiden samen hebben de Heiland naar het kruis verwezen. Noch bij Jood en noch bij heiden is van nature plaats voor Jezus Christus, de Zoon van God.
Het is een opmerkelijk verschijnsel, dat men in onze tijd van de zijde van het Jodendom pogingen doet om los te komen van de verantwoordelijkheid voor het lijden en het sterven van de Christus.
Kort na de laatste oorlog was er in sommige Joodse kringen een actie tot herziening van het proces van Jezus. Men wilde openlijk hebben uitgesproken, dat Jezus niet alleen onschuldig is geweest, maar zelfs een van de beste zonen is geweest, die het Jodendom heeft voortgebracht, en dat het sanhedrin, de hoge Joodse Raad, door het doodvonnis over Jezus uit te spreken een verkeerde daad gedaan heeft. Men bedoelde een eerherstel voor Jezus van Nazareth. Verder dan Jezus van Nazareth kwam men niet. De erkenning dat hij de Christus is, de Zoon van de levende God, was er niet bij. En zo behield Kajafas toch nog weer een groot deel van het recht aan zijn zijde. Er is van dat zogenaamde eerherstel anders niet veel gekomen en tegenwoordig hoort men er weinig meer van.
Er is thans een andere tendens merkbaar.
Enige tijd geleden verscheen van de Joodse schrijver Paul Winter een in het Engels geschreven geschrift onder de titel „On the trial of Jesus " (Het proces van Jezus).
In dat werk betoogt de schrijver dat we in de evangelieën geen getrouwe weergave hebben van de werkelijke feiten aangaande het proces van Jezus. De evangelisten bedoelden niet een beschrijving te geven van het historisch verloop van het proces van Jezus, maar het ging hen om de religieuze boodschap daarin. We komen in de lijdensverhalen van Jezus in aanraking met de religieuze visie van de oude christelijke kerk op het lijden van Jezus, maar niet met de reële feiten.
De werkelijke feiten zijn verdrongen door de religieuze visie, die Christenen later op het proces van Jezus hadden. In die visie was de neiging om de schuld daarvan geheel op het Jodendom te werpen en de Romeinen, inzonderheid Pilatus, zoveel mogelijk te verontschuldigen. En niet alleen was er de neiging, maar het zou ook metterdaad geschied zijn.
Winter meent, dat dit vooral geschied is, toen in het Romeinse rijk de Christenen werden vervolgd. Ze konden dan uit hun geschriften aantonen, dat Pilatus, de hoogste vertegenwoordiger van het Romeinse gezag in Palestina, in Jezus nooit een staatsgevaarlijk persoon had gezien of hem ook maar enigszins schuldig had bevonden. Maar hij moest terwille van de Joden. Die wilden de dood van Jezus en zouden de schuld van alles zijn.
Winter meent dat we in de evangelieën te doen hebben met een antisemitische trek. In werkelijkheid, zegt Winter, heeft het sanhedrin Jezus nooit veroordeeld. De hele verantwoordelijkheid heeft bij de Romeinen gelegen. Zij hebben Jezus gevangen genomen en gekruist. Zij gaven Hem over om gekruist te worden (Matth. 27:26; Mark. 15:15). Pilatus plaatste het opschrift boven het kruis van Jezus (Joh. 19:19). Romeinse soldaten sloegen Jezus aan het kruis (Joh. 19:23). Jozef van Arimathea moest aan Pilatus toestemming vragen om het lijk van Jezus af te nemen van het kruis (Joh. 19:38). Voor alles zijn de Romeinen verantwoordelijk. Niettemin zegt Lukas dat Pilatus Jezus overgaf aan de wil van de Joden (Luk. 23:25).
De evangelisten zouden Pilatus veel te gunstig hebben getekend om zo alle schuld in het proces van Jezus op de Joden te werpen. Herhaaldelijk wordt gezegd, dat Pilatus Jezus onschuldig achtte (Matth. 27:24; Luk. 23:14; Joh. 18:38). De Joden hebben het gedaan.
Winter meent, dat het beeld dat de evangelisten geven van Pilatus volkomen in strijd is met het beeld, dat men uit andere geschriften, b.v. van de Joodse tijdgenoten Philo en Flavius Josephus, van de Romeinse stadhouder verkrijgt. Daaruit leert men Pilatus kennen als een ruw. meedogenloos, wreed en hardvochtig mens. Iemand met een onbuigzaam karakter. Het komt overeen met wat staat in Luk. 13:1, waar gezegd wordt dat Pilatus het bloed van enige Galileeërs met hun offers mengde. Tijdens hun offeren had Pilatus blijkbaar deze mensen laten overvallen en doden, zodat hun bloed zich mengde met het bloed van de dieren, die zij offerden. Inderdaad een gruwelijke wreedheid! Dat zou de echte Pilatus zijn! Maar het beeld, dat de evangelisten van hem geven in het proces van Jezus als zou hij een zielig en besluiteloos mens zijn, is tendentieus. Om zo alle schuld op de Joden te werpen.
Winter ziet deze tendens in de christelijke kerk daarna verder tot ontwikkeling komen.
In een aprocryf evangelie, dat aan Petrus wordt toegeschreven, leest hij: de stadhouder had in geen enkel opzicht deel aan de veroordeling en terechtstelling van Jezus.
Justinus ziet de kruisdood van Jezus als het werk van Joden. Pilatus wordt al onschuldiger. Dit duurt tot de vierde eeuw. Dan heeft de christelijke kerk Pilatus niet meer nodig tegenover het Romeinse rijk. Keizer Constantijn wordt zelf Christen.
Bij deze redenering is van een herziening van het proces van Jezus geen sprake meer. Er is niets te herzien. Als er wat herzien moet worden dan zijn dat de evangelieën. Die moeten gezuiverd worden van hun antisemitische tendens.
Het Jodendom heeft niet de schuld aan het proces van Jezus als in de evangelieën wordt gesuggereerd.
Het antisemitisme is al in de bijbel begonnen! Dit wijzen wij met kracht af. De stelling van Winter kan men uit de evangelieën zelf weerleggen.
We zullen de Joden niet eenzijdig beschuldigen van wat Jezus werd aangedaan.
Jood èn heiden hebben hier samengespannen. En spannen nog altijd samen in het verzet tegen Jezus.
Jood of heiden — we zullen tot de erkentenis moeten komen dat we allen Christus hebben gekruisigd en nog dagelijks kruisigen.
Zo is er redding en vergeving in het kruis van Christus door het offer, dat Hij volbracht heeft.
Het is èn Jood èn heiden. In zijn verwerping, maar ook in zijn verlossing.
Oosterhoff
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1964
De Wekker | 8 Pagina's