Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat gebeurt er met de gelovigen na het sterven? (VII slot).

Bekijk het origineel

Wat gebeurt er met de gelovigen na het sterven? (VII slot).

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het dodenrijk
In dit laatste artikel willen we stilstaan bij een bepaalde kwestie i.v.m. het leven na het sterven, waarover een aantal vragen gesteld zijn; nl. de betekenis van het woord „dodenrijk". U vindt dit woord in de vertaling van het N.B.G. op vele plaatsen, waar de St. Vert het woord „hel' had. Gevolg is zelfs dat het woord „hel' in de N. Vert. uit het O.T. helemaal is verdwenen. En het is begrijpelijk dat hier vragen rezen, en dat men zich zelfs wel heeft afgevraagd of hier nu niet het bewijs was geleverd voor de vervlakking waaraan de N. Vert.. zich schuldig zou maken!
Laten we geen overhaast oordeel uitspreken, maar rustig de volgende feiten onder ogen zien.
1. Het gaat hier om bepaalde woorden in de grondtekst van de Bijbel; in het Hebr. is dat woord sjeool, in het Grieks hades. Nu hebben reeds de Statenvertalers ingezien dat de vertaling „hel" lang niet altijd opging; en ze hebben dan ook van de 65 maal dat het woord „sjeool" in het O.T. voorkomt, het slechts 32 maal zo vertaald; op de andere plaatsen geven ze de vertaling „graf" (b.v. Job 21:13, Ps. 6:6, 30:4, 88:4, 89:49; Spr. 30:16; Pred. 9:10; Hoogl. 8:6; Jona 2:2) en eenmaal „diepte" (Jes. 7:11).
2. Voor de hel, als plaats van de eeuwige straf, heeft het O.T. niet, maar het N.T. wel een speciaal woord, nl. gehenna. U vindt dat 12 maal in het N.T., en dan is het ook in de N. Vert. steeds weergegeven met „hel" (Matth. 5:22,29,30 — vgl. Marc. 9:43,45,47 —; Matth. 10:28 — vgl. Luc. 12:5 — ; Matth. 18:9; 23:15,33; Jac. 3:6). Andere uitdrukkingen waarmee de realiteit van een eeuwige straf wordt aangeduid zijn o.a. „eeuwig afgrijzen", Dan. 12:2, vergelijk Jes. 66:24; „eeuwig vuur", Matth. 18:8; Judas 7; „poel des vuurs", Op. 19:20; 20:10,14,15; 21:8.
3. In Ps. 89:49 wordt gevraagd, wie zijn ziel zal redden uit de macht van de sjeool — en het antwoord moet kennelijk zijn: niemand ontkomt daaraan! Kan dat gezegd worden van de hel?
4. Jacob zegt in Gen. 37:35, en Hizkia in Jes. 38:10 van zichzelf dat hij naar de sjeool zal gaan. Maar Jacob en Hizkia zijn toch niet naar de hel gegaan? De St. Vert. gaf het woord sjeool hier en ook in Ps. 89:49 dan ook weer met „graf".
5. In Op. 20:13 en 14 worden dingen gezegd die het beslist onmogelijk maken om hades en hel gelijk te stellen: de hades zal haar doden teruggeven, en geworpen worden in de poel des vuurs, dus in de hel.

Wanneer we ons afvragen wat de woorden sjeool en hades dan wel betekenen, blijkt dat niet eenvoudig. De afleiding van het Hebr. woord is een tot nu toe niet afdoende opgelost probleem; en de vertaling is dat eigenlijk ook. Wie „sjeool"/ „hades" zou willen vertalen met „dood" of „graf", zegt te weinig. Wel is er een nauwe samenhang tussen dood en sjeool; ze komen dan ook op vele plaatsen naast elkaar voor, als gelijkwaardige uitdrukkingen (b.v. Ps. 18:6; 55:16; 116:3; Jes. 28:15,18; Hos. 13:14; Op. 1:18; 6:8; 20:13,14 — plaatsen waar de St. Vert. steeds „hel" vertaalt —; Ps. 6:6; 89:49; Spr. 7:27; Hab. 2:5 — waar in de St. Vert. „graf" staat —). Maar terwijl het woord „dood" meer een toestand aanduidt, wordt aan „sjeool"/„hades" steeds de voorstelling van een bepaalde plaats verbonden. Iets dergelijks geldt van de vertaling „graf"; Jes. 14:11 laat heel duidelijk zien dat er nauwe samenhang is tussen sjeool en graf; maar „sjeool" is toch een ruimer begrip: ook wie niet begraven kon worden, wordt toch geacht in de sjeool te zijn, Gen. 37:33,35. Aan de andere kant: de vertaling „dodenrijk" zegt eigenlijk al iets te veel, omdat ze teveel de indruk wekt van een georganiseerd rijk, en daar heeft de Israëliet nu juist niet aan gedacht; een uitdrukking als „poorten van de sjeool" (Jes. 38:10, vgl. Ps. 9:14, poorten van de dood) en een beschrijving als in Jes. 14:9,10 zijn wel te verstaan als dichterlijke beeldspraak.
Het best kan men het zo zeggen: bij de sjeool dacht de Israëliet aan de wereld van de dood, waarheen alle mensen na hun sterven verhuizen. Men dacht zich deze wereld ergens in de diepste diepte (Jes. 7:11), als tegenstelling van de hemel, het hoogste punt dat men zich kon denken (Ps. 139:8; Matth. 11:23: tot de hemel verheven — tot de hades nederdalen; ontleend aan Jes. 14:11-15). Verder dacht men deze doodswereld als een land van duisternis (Ps. 88:7,13; 143:3), waar de doden geen „werk of overleg of kennis of wijsheid" hebben (Pred. 9:10), waar ook het loven van God verstomt (Ps. 6:6).
Maar een uitgewerkte voorstelling, laat staan een theorie, over de „sjeool" heeft de Israëliet zich nooit gevormd. Men mag de gedachte van de sjeool en alles wat daarover gezegd wordt dan ook nooit gebruiken om er een bepaalde leer over hetgeen er volgt op de dood mee te bewijzen, b.v. de leer dat er geen „leven tussen sterven en opstanding" zou zijn. Al eerder (in het vierde artikel) is gezegd: dat het O.T. volle nadruk legt op de aarde als de plaats waar de mens door God is gesteld om te leven en te loven; dat dientengevolge de dood zeer sterk wordt gezien als de beëindiging van deze aardse levens- en lovensmogelijkheden; en dat er verder voor de O.T.-gelovige een dichte nevel hing over het leven na de dood. Welnu, deze stand van zaken wordt als het ware in één woord samengevat en tot uitdrukking gebracht, in het begrip „sjeool".
Pas in het N.T. dringt het volle licht van Gods openbaring door in de duisternis van de sjeool; en dan blijkt dat er over de wereld waarin de gestorvene binnengaat méér te zeggen is dan het O.T. kon doen.
Trouwens, af en toe dringt iets van dit licht ook in het O.T. al door. Bijvoorbeeld in Ps. 49:15 en 16; waar we wel de gedachte vinden dat de goddeloze én vrome naar de sjeool gaan, maar terwijl de goddeloze daar zijn ondergang vindt, zal Gods verlossende hand de vrome ook in de sjeool weten te vinden, en hem eruit opnemen.
Hier, evenals b.v. in Job 24:19; Ps. 9:18; 31:18, begint de gedachte op te doemen dat de goddeloze in de sjeool thuishoort, er zijn eigenlijke verblijfplaats vindt. Later is deze gedachte in het Jodendom nog veel sterker gaan leven, zodat dan het woord „sjeool"/„hades" inderdaad de betekenis krijgt van: plaats van de eeuwige straf.
Dat ook de Heere Jezus deze gedachte gekend heeft, blijkt uit de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus, waar van de eerste gezegd wordt dat hij zijn ogen opsloeg in de hades, onder de pijnigingen (Luc. 16:23, vgl. vs. 24: want ik lijd pijn in deze vlam). Hades en gehenna zijn hier niet scherp meer onderscheiden. Maar dat is ook de enige plaats in het N.T. waar dit het geval is.
Het zal nu duidelijk zijn waarom ook van Christus gezegd kan worden dat Hij door God niet aan het dodenrijk is overgelaten (Hand. 2:31), wat inhoudt dat Hij er wel vertoefd heeft. Dit betekent dus niet dat Christus na zijn sterven in de hel is geweest, maar dat Hij in de dood is geweest (vgl. „in het hart der aarde", Matth. 12: 40). Waarschijnlijk is dit ook de oorspronkelijke bedoeling van het „nedergedaald ter helle" uit de Twaalf artikelen — vandaar ook dat het volgt op het „begraven". Hiermee is niet gezegd dat de verklaring die de catechismus van dit artikel geeft niet schriftuurlijk van inhoud zou zijn; maar wel dat ze waarschijnlijk niet overeenstemt met de betekenis die men oorspronkelijk aan deze woorden hechtte.

Meppel, W. Steenbergen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1965

De Wekker | 8 Pagina's

Wat gebeurt er met de gelovigen na het sterven? (VII slot).

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1965

De Wekker | 8 Pagina's