Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verschuivingen (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verschuivingen (5)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor we verder gaan met het aanwijzen van diverse verschuivingen in ons kerkelijke leven blijkt het goed te zijn te zeggen dat de opzet van deze artikelen tot dusver voornamelijk constaterend en niet allereerst beoordelend is geweest. Na dit en een volgend artikel hoop ik een beoordelende samenvatting te geven. Om deze reden kan ik nu ook nog niet ingaan op verschillende brieven, die me naar aanleiding van deze art. werden gezonden. Een van onze dagbladen — uiteraard buiten mijn weten — nam een samenvatting van de drie verschenen art. op. Een dergelijke samenvatting doet aan de auteur nooit geheel recht. Ik hoop dat dit blad inzonderheid ook het laatste artikel in deze serie, dat D.V. over 14 dagen verschijnt, wil overnemen.

Betekenis van het Verbond
Een belangrijke verschuiving heeft zich in de loop der jaren m.i. voorgedaan t.a.v. het zien van de betekenis van het Verbond. Het is zo goed te begrijpen — als de tegenwoordige generatie in 1892 had geleefd had ze het niet anders gedaan — dat uit reaktie tegen „de verondergestelde wedergeboorte" en Kuyper's verbondsleer, in de eerste jaren van ons voortbestaan als Chr. Geref. Kerken de positieve betekenis van het Verbond niet zo werd gezien als in later jaren het geval was. Er was toen een m.i. negatieve phase. Men zei wel hoe het niet was en zat met de verbondsbelofte; men zei niet hoe het wel was, wat nu de juiste betekenis van de Doop was en hoe we de kinderen der gemeente nu moesten behandelen. Veronderstelde wedergeboorte is het ene uiterste; het andere uiterste is veronderstelde niet-wedergeboorte. En ook dat laatste doet geen recht aan de betekenis van Gods Verbond. Onze kinderen liggen onder Gods verzegelde belofte. Dat betekent dat ze persoonlijk werkzaam moeten worden met die belofte, ja met de God van die belofte. Wedergeboorte, geloof en bekering zijn geen woorden en begrippen, die de bondeling niet gelden. Integendeel zij, die leven op het erf van Gods Verbond staan onder de sterke klem van de verantwoordelijkheid. De belofte is gave en opgave. Of — zoals prof. Wisse steeds weer uiteenzette — de belofte draagt een eisend en de eis een belovend karakter. Er komt op deze wijze ruimte voor de positieve betekenis van Gods Verbond. Sterker dan rond de eeuwwisseling is aan het eind van de twintiger en in het begin van de dertiger jaren in onze kerken geponeerd: het genadeverbond is opgericht met de gelovigen en hun zaad. Deze positieve visie bracht verschuivingen mee. Het betekent een doodsteek aan alle valse lijdelijkheid. Het ondermijnt de geest van de levenshouding „och mocht het nog eens komen te gebeuren". De uitverkiezing is geen uitgangspunt.
Om alle misverstand te voorkomen dient gezegd: de schriftuurlijke visie was van meetaf na 1892 in onze kerken aanwezig, maar onder invloed van alle factoren brak ze steeds duidelijker door. Zo juist noemde ik 1930; ik denk aan de strijd, die wijlen ds. Jongeleen met wijlen ds. Kersten gevoerd heeft — een strijd, die voor de juiste ontwikkeling van onze kerken van grote betekenis is geworden. We werden geroepen niet alleen onze positie te bepalen tegenover de Geref. Kerken, maar ook tegenover de Geref. Gemeenten. Deze positiebepaling is winst geweest. In die tijd valt wat wel eens genoemd is: een klein Calvijn-reveil. De bestudering van Calvijn bracht tot een steeds klaarder zien van de betekenis van Verbond en Doop; de plaats en de functie van de prediking; de kracht van het Woord Gods. We duiden dit alles maar sober aan, maar menen dat dit verschuivingen heeft opgeleverd, die nog steeds doorwerken. Doorwerken in de zin dit onschriftuurlijke gedachten en vals mysticistische opvattingen het veld moeten ruimen. Bij valse lijdelijkheid wordt in de regel eenzijdig de nadruk gelegd op de ellende. Bij de juiste prediking van Gods Verbond krijgen zowel ellende als verlossing en dankbaarheid gelijke nadruk. Alleen daar waar het Verbond Gods een rustbank wordt, wordt de ellende overgeslagen en juicht men reeds in de verlossing. Waar dit zou gebeuren in onze kerken, moet gezegd dat dit in strijd is met de schriftuurlijke verbondsgedachte zoals die sinds de dagen der Afscheiding in kiem aanwezig is geweest, maar steeds duidelijker is gezien en ontwikkeld.
Samenvattende: de verschuiving tekent zich af in een afstand nemen van allerlei doperse elementen, die zowel in Reformatie als Afscheiding het kerkelijke leven hebben begeleid. Dit afstand nemen betekent niet een verlaten van de paden der vaderen; veeleer een terugkeer tot de echt reformatorische gedachten, die in onze Nederlandse kerkgeschiedenis helaas onder invloed van alle factoren zijn verdonkerd. Het gaat niet aan om deze verschuiving te taxeren als een breken met '34 en daartegenover te stellen; wij zijn van '34. Met dergelijke slogans zijn we niet klaar. Het zou van betekenis zijn als hier niet direct veroordelingen volgden, maar eens rustig werd nagedacht en vooral gestudeerd.

Belijdenis des geloofs
Met een betere visie op de betekenis van Gods Verbond hangt samen een andere althans duidelijker taxering van de openbare belijdenis van doopleden in het midden van de gemeente.
We verkeren hier in een merkwaardige situatie. Verschillende synoden hebben in de loop der eeuwen uitdrukkelijk uitgesproken dat de belijdenis van de doopleden belijdenis van een waar zaligmakend geloof dient te zijn. Dat vinden we reeds in de uitspraak van de Synode van Dordrecht van 1574. Dat werd in 1836 uitdrukkelijk geformuleerd direct na de Afscheiding „dat niemand mag erkend worden voor een lidmaat van de Kerke Christi dan op belijdenis des geloofs, en geenszins ten gevolge van het van buiten leeren van enige waarheden". Dat is de geest van de Afscheiding.
Maar in 1879 kwam deze kwestie weer aan de orde; en na 1892 op de Synode van 1913 waar werd uitgesproken „dat op grond van Gods Woord en de belijdenisgeschriften der Kerk een levend geloof als eisch Gods bij het afleggen van geloofsbelijdenis gevorderd moet worden".
Het feit dat deze zaak telkens weer onderwerp van gesprek en meningsverschil was in de kerken — het laatst in 1950 — bewijst dat het zeer juiste principe in de praktijk op moeilijkheden stuitte. Dat is volkomen te begrijpen. We hebben hier te maken met een tere materie, die niet met formules en uitspraken is op te lossen. Hier zit een factor in die wij niet in onze hand hebben.
Voorzichtig geformuleerd meen ik het zo te kunnen zeggen: voorheen werd in theorie wel erkend dat de belijdenis belijdenis van een levend geloof moest zijn, maar in de praktijk ging men al te stilzwijgend uit van een historisch geloof. De verschuiving ligt nu hier dat in de praktijk — niet overal en niet algemeen; maar sterker en duidelijker dan vroeger — gezien en geleerd wordt: het gaat om een levend geloof. Meer dan vroeger komt er ruimte voor de gedachte dat dit geloof zich niet op een bijzondere wijze behoeft te openbaren; het gaat om de werkzaamheden van het geloof; het kleine beginsel van ellende, verlossing en dankbaarheid. Dit is een gezonde ontwikkeling naar reformatorische snit. Tegelijk dient gezegd dat hier gewaakt moet worden voor de gedachte dat alles wat zich als geloof aandient ook als geloof is te beschouwen. Hier liggen vele moeilijkheden in de praktijk. Iedere ambtsdrager weet er van dat iemand wordt toegelaten tot de openbare belijdenis des geloofs omdat de kerkeraad geen vrijmoedigheid heeft om af te wijzen, wat nog iets anders is dan vrijmoedigheid om toe te laten.
Verschuivingen alzo ook hier.

Avondmaal
Op hetzelfde vlak liggen de verschuivingen t.a.v. de Avondmaalspraktijk. In de praktijk was het vroeger in vele gemeenten — niet in het Noorden; maar daar lagen dezelfde moeilijkheden bij het doen van belijdenis — zó, dat maar een klein gedeelte van de gemeenteleden avondmaal vierde. Er was een duidelijke scheiding tussen belijdenis en Avondmaal. In strijd met Synode-uitspraken was het wel eens zo dat jongeren toegelaten werden tot de openbare belijdenis des geloofs met vreugde, maar tegelijk hun de waarschuwing werd gegeven niet ten Avondmaal te gaan, want dat hier iets anders voor nodig was. In dit opzicht is hierin verandering gekomen. Het percentage Avondmaalgangers is toegenomen onder invloed van een schriftuurlijker visie. Niet alleen de verzekerden hebben toegang tot het Avondmaal, maar ook de kleinst gelovigen. Dat is voluit reformatorisch. De beste oude schrijvers hebben het zo geschreven. Prof. Wisse heeft in zijn geschriften deze lijn duidelijk laten zien. Van hem is ook de opmerking: Een Chinees, die onderwijs had gekregen in de betekenis van het Avondmaal zou vreemd opkijken als hij in sommige gemeenten zag hoe weinig Avondmaalgangers er zijn. Een en ander heeft in combinatie met de in dit artikel genoemde factoren doorgewerkt. Zo komt er een andere Avondmaalspraktijk, waarbij niet de vraag centraal staat: wie moet afblijven, maar wie mag aankomen? Wisse schreef in zijn brochure: „en wat (is er) een, soms aan het bijgelovige grenzend opzien tegen datgene wat de Heere toch allereerst voor de „kleintjes", voor de zwakken heeft ingesteld".
Deze verschuivingen in de Avondmaalspraktijk zijn in vele gemeenten te constateren. Ik constateer deze verschuivingen zonder daarmee te zeggen dat dit zonder meer altijd winst is. Het is zoals een kerkeraad laatst concludeerde: sommigen gaan onnadenkend aan en anderen blijven uit verkeerde motieven af.

Nogmaals — het ging me ook deze keer weer om het aanwijzen van de verschuivingen. Of er in dit en in de vorige artikelen genoemde verschuivingen geen gevaren zitten? Dat zal waar wezen. Maar daarover hoop ik iets te schrijven in een slot-artikel.
De post brengt me dagelijks, nog onder het gereedmaken van dit artikel, brieven over deze artikelen, maar u kunt ze pas globaal beoordelen, wanneer de reeks ten einde is.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1965

De Wekker | 8 Pagina's

Verschuivingen (5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1965

De Wekker | 8 Pagina's