Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus als Eersteling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus als Eersteling

8 minuten leestijd

Er zijn bepaalde uitdrukkingen in de Bijbel, die op het eerste gezicht niet doorzichtig zijn maar bij nader toezien machtige perspectieven openen.
Een dergelijke uitdrukking vinden we b.v. in 1 Cor. 15:20. Paulus spreekt daar over de heilsbetekenis van de opstanding van de Heere Jezus voor allen, die Hem toebehoren. Hij doet het zo: Christus is opgewekt uit de doden en is de eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn.
De opwekking van de Christus is juist daarom van zo rijke betekenis, omdat Hij als eersteling is opgewekt.
Het moet de moeite waard zijn deze uitdrukking wat nader te bekijken.
Wie een beetje thuis is in de Bijbel kent het woord eersteling of eerstelingen uit het Oude Testament. Het duidt o.m. de offergaven aan, die de Heere gebracht worden uit de eerste opbrengst van het veld. Zo werden op het paasfeest de eerste schoven van de gersteoogst aangeboden. We lezen daarvan in Lev. 23:10-11: Wanneer gij komt in het land, dat Ik (de Heere) u geef en den oogst daarvan binnenhaalt, dan zult gij de eerstelingsgarve van uw oogst naar den priester brengen, en hij zal de garve voor het aangezicht des Heeren bewegen, opdat gij welgevallig zijt; daags na de sabbath zal de priester die bewegen.
Op het pinksterfeest werden broden van de nieuwe tarwebloem de Heere gewijd. Want Lev. 23:17 beveelt: Uit uw woonplaatsen zult ge twee beweegbroden meebrengen; uit twee tienden efa fijn meel zullen zij bereid worden, gezuurd zullen zij gebakken worden, eerstelingen voor den Heere.
Dat juist uit de eerste opbrengst van het veld de Heere aangeboden moet worden verwondert niet. De veldvruchten, die het eerst rijp zijn, worden geacht het beste van de oogst te zijn. Het eerste geldt voor het beste. Daarom heeft b.v. ook een eerstgeborene voorrechten boven anderen.
Toch ligt aan die eerstelingen nog een andere gedachte ten grondslag. Zij vertegenwoordigen het geheel. In die eerste garven en in die eerste broden gaat het om de gehele oogst. Het deel geldt voor het geheel.
Wanneer Israël dan ook met de eerstelingsgarve voor het aangezicht des Heeren verschijnt, biedt het Hem de gehele oogst aan.
Dat is een belijdenis, dat de Heere de Gever is van deze goede gave en niet de een of andere Baäl.
Het betekent ook, dat de Heere daardoor de Eigenaar van de oogst is. Het volk heeft Kanaän slechts in vruchtgebruik. Het mag met de gaven Gods niet naar eigen believen omspringen, maar ze slechts gebruiken in gebondenheid aan en in dankbaarheid jegens de Heere.
Telkens weer treft ons in de Bijbel die gedachte van „het deel geldt voor het geheel".
Ik herinner slechts aan Rom. 11:16. Daar spreekt Paulus over de heilige afstamming van het volk Israël. Die heeft betekenis voor het gehele volk. Want: En indien de eerstelingen heilig zijn, zo is ook het deeg heilig; en indien de wortel heilig is, zo zijn ook de takken heilig.
Wij kunnen er nauwelijks inkomen hoezeer deze werkelijkheid het volk Israël heeft toegesproken. Voor ons besef spreken deze dingen niet zo. Wij denken individualistisch. Wij zien de enkelingen min of meer afzonderlijk staan. Voor de Bijbel en ook voor Israël is dit afzonderlijk staan ondenkbaar. De eerstelingen zijn zo volstrekt met de gehele oogst verbonden, dat in die eerstelingen de volle oogst de Heere gewijd wordt. En als Paulus deze gedachte toepast op Israël, dan noemt hij het gehele volk heilig, omdat de eerstelingen, de aartsvaders, de Heere toegewijd waren.
Tegen deze achtergrond krijgt het woord, dat Christus als eersteling uit de doden opgewekt is, een zeer diepe inhoud.
Het wijst ons op de onlosmakelijke eenheid tussen de Heere en de Zijnen. Voor God is er één geheel, één lichaam. De Christus is het Hoofd en de Zijnen zijn de leden.
Als eersteling opgewekt wil zeer nadrukkelijk zeggen, dat in de Heere Jezus de gelovigen mede begrepen zijn. Zij zijn in Hem en met Hem opgewekt. En daarom ligt het onwrikbaar vast, dat zij bij de wederkomst van de Heere Jezus op de wolken des hemels opgewekt worden als Hij.
Dat „als Hij" moeten we niet vergeten.
Lazarus is ook opgewekt uit de doden. Maar deze opwekking was geen totale vernieuwing van het leven. Hij ontving het sterfelijke en verderfelijke leven, dat hij verloren had, weer terug. De opwekking van de Heere Jezus is van geheel andere aard. Deze is tegelijkertijd een algehele levensvernieuwing. De herscheppende krachten Gods bewerkten wat Paulus zó omschrijft: Het lichaam werd gezaaid in verderfelijkheid, het werd opgewekt in onverderfelijkheid; het werd gezaaid in oneer, het werd opgewekt in heerlijkheid; het werd gezaaid in zwakheid, het werd opgewekt in kracht; een natuurlijk lichaam werd er gezaaid, een geestelijk lichaam werd er opgewekt, 1 Cor. 15:42-44.
Wie in Christus Jezus zijn, hebben op de paasdag veel ontvangen en mogen derhalve nog veel van hun God verwachten.
Gods kinderen ontlopen de dood niet. Tot aan de wederkomst van Christus zal deze donkere macht het leven verwoesten. We huiveren zo dikwijls we er mee geconfronteerd worden.
Maar er is uitzicht voor wie in de Heere ontslapen. Zo donker als het bij het sterven wordt voor hen, die buiten en zonder Christus zijn, zo licht wordt het voor die Hem toebehoren. Christus is opgewekt als eersteling. In Hem ligt het geheel van Zijn volk begrepen. Het is met de Heere opgewekt en zo heerlijk opgewekt, dat het in de Heere alle dood eens en voor goed te boven is. Die de Heere toebehoren zullen Hem gelijk zijn. Ze zijn het nu reeds maar het is nog niet openbaar. Johannes kan zeggen: Geliefden, nu zijn we kinderen Gods, maar het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen; maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen, 1 Joh. 3:2.
Hierin schittert de uitnemende waarde van het offer van Christus op Golgotha gebracht. De Heere stierf voor de zonde van Zijn volk. Hij werd begraven, opdat de zonde van Zijn volk begraven zou worden. Het offer, dat de Heere bracht, heeft God volkomen genoegdoening geschonken. De opwekking van de Heere bewijst dat. Daarin blijkt hoezeer God een welbehagen heeft in het volbrachte werk van de Heiland. Al dit welbehagen wordt openbaar in de zalige opwekking van de Heere Jezus en de Zijnen. Hij is de eersteling. In Hem zijn al de Zijnen begrepen. Nog is het wezenlijk bestaan van de ware gelovigen een diep geheim. Straks wordt het geopenbaard.
Het laatste woord is niet aan de dood maar aan het leven.
Dit wil niet zeggen, dat de levendmakende en vernieuwende krachten Gods uitsluitend in de verre toekomst van de verschijning van Christus werkzaam zullen zijn. Het is waar, dán verwekken ze onze dode lichamen tot nieuw en heerlijk leven.
Maar nú reeds werken die krachten in de geestelijke en zedelijke vernieuwing van het mensenleven. Zo spreekt Paulus in Ef. 1:19-20 van de uitnemende grootheid Zijner kracht aan óns, die geloven, naar de werking der sterkte Zijner macht, die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt en Hem heeft gezet tot Zijn rechterhand in de hemel.
Nu, in deze bedeling, werken de opstandingskrachten niet direct in de sfeer van de lichamelijkheid. Of het moest zijn, dat door deze krachten de dood nog menigmaal een halt wordt toegeroepen en het tijdelijke leven verlengt. Maar overigens, bij het klimmen der jaren takelen we af om ten slotte te sterven.
Gods krachten vernieuwen nu de geest en doen ons in beginsel leven in de stijl van het Koninkrijk Gods.
Hier valt open het werk van de Heilige Geest. Het werk, waardoor de Christus recht gekend wordt en we uit Hem leven. Hier is het geloof en zijn de vruchten des geloofs. Liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, matigheid.
Daarin manifesteren de opstandingskrachten zich nu. Zij spellen de doorwerking daarvan tot in het lichamelijke toe.
We lezen daarvan in Rom. 8:10-11: En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonde wil, maar de geest is leven om der gerechtigheid wil. En indien de Geest desgenen, die Christus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, die in u woont.
Deze Geest, dit nieuwe leven, is iets van het opstandingsleven, dat de Heere Jezus ten volle deelachtig is en Gods Kerk in Hem bezit.
Het wordt dan ook genoemd een eerstelingsgave. Het is het eerste, dat we uit het volle heil van pasen ontvangen. Ook hier geldt het deel voor het geheel. De eerstelingen des Geestes zijn garantie, dat straks het volle heil ontvangen zal worden. Nu wordt het genoten door het geloof en is voorwerp van de hoop.
Daarom blijft de aandacht van de christen gericht op de Christus als eersteling dergenen, die ontslapen zijn. In het eersteling- zijn van Hem ligt de grond des geloofs, dat allen, die van Christus zijn, het volle heil ontvangen. Wij — zegt Paulus in Rom. 8:23 — wij, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam.

M. (Mijdrecht) P.o.d.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1965

De Wekker | 8 Pagina's

Christus als Eersteling

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1965

De Wekker | 8 Pagina's