De vrouw in het ambt (I)
Dit is een onderwerp, dat in onze tijd in de kerken sterk in discussie is. Reeds zijn er vele kerken, die daadwerkelijk tot de vrouw in het ambt zijn overgegaan.
In 1911 riep de Doopsgezinde Sociëteit Anna Zernike als eerste Nederlandse vrouw tot het predikambt. De Remonstrantse Broederschap gaf in 1915 aan de vrouw het stemrecht en tevens het recht om als predikant beroepen te worden. Dr. Huls merkt in zijn „De dienst der vrouw in de kerk" op, dat dit laatste geen resultaat was van een doordachte theologische ontwikkeling, daar bij de discussie noch door de vóór-, noch door de tegenstanders ook maar één argument aan de Schrift ontleend werd. De eerste predikante werd in 1920 beroepen.
De Gereformeerde Kerken in H.V. hadden het diakenambt reeds voor de vrouw opengesteld, maar moesten dit bij hun hereniging met de Ned. Herv. Kerk ongedaan maken.
In de Hersteld Evangelisch Lutherse Kerk heeft de vrouw reeds sinds 1800, in de Evangelisch Lutherse Kerk sedert 1910 stemrecht, terwijl in deze laatste kerk van 1931 af ook vrouwen als predikant werkzaam zijn.
In 1958 besloot de synode der Ned. Herv. Kerk de ambten van ouderling en diaken volledig voor de vrouw open te stellen, daarentegen dat van predikant slechts in bepaalde gevallen en voor bepaalde werkzaamheden met een door het breed moderamen der generale synode in het belang van de kerk te verlenen „dispensatie". Het besluit werd genomen met 27—24 stemmen.
Geheel duidelijk is de formulering van deze beperking niet, zodat het geen verwondering behoeft te wekken, dat er thans pogingen worden aangewend om deze onklaarheid op te heffen. Om moeilijkheden in de praktijk te voorkomen besloot de synode, dat een vrouwelijke predikant als regel bij het aangaan van een huwelijk „emeritaat" ontvangt, evenwel zonder de rechten van een emeritus-predikant, terwijl merkwaardigerwijze een vrouwelijke vicaris, die ontslag heeft gekregen wél bevoegd blijft tot het prediken van het evangelie. Verder werd bepaald, dat met elkaar gehuwden niet tegelijkertijd deel uit kunnen maken van een kerkeraad en — in een overgangsbepaling bij de kerkorde — dat vrouwelijke predikanten in een vacature geen dienstwerk verrichten als de betrokken kerkeraad hier bezwaar tegen maakt.
Op grond van deze bepalingen kent de Ned. Herv. Kerk een jaarlijks groeiend aantal van honderden vrouwelijke ouderlingen en diakenen, terwijl thans een negental vrouwen de bovengenoemde „dispensatie" hebben ontvangen en als predikant fungeren, waarvan één voor gewone en de andere voor bijzondere of buitengewone werkzaamheden (aldus dr. Huls in „De vrouw in de kerk").
Ook in de Rooms-Katholieke kerk is er op dit punt iets gaande. Op een van de conferenties van het Nederlands Katholiek Vrouwendispuut betoogde prof. dr. E. Schillebeeckx O.P., dat de vraag naar de toelating van de vrouw tot het ambt volkomen open ligt, daar de traditionele argumenten, die er steeds tegen hebben gepleit, volkomen ontoereikend zijn gebleken. Een totaal nieuwe bestudering van betekenis en functie van het ambt zal volgens hem nodig zijn om te kunnen uitmaken of misschien ook niet de vrouw in staat is om zowel de gemeente te kunnen vertegenwoordigen bij God, als Christus tegenover de gemeente.
In het buitenland voltrekt zich de opmars van de vrouw naar het ambt in nog sneller tempo.
In de Anglicaanse kerk in Engeland is een nieuwe bezinning gaande op het wezen van het ambt en wordt met name de vraag gesteld of en hoe de vrouw daarin kan worden toegelaten. Men denkt voorlopig niet zozeer aan een toelating tot de bestaande ambten als wel aan een uitbreiding van hun aantal, om zich aan de veranderde situatie in de wereld aan te passen. Deze nieuwe ambten zullen als volledige ambten worden erkend en daarin zullen ongetwijfeld ook vrouwen haar plaats vinden.
In Duitsland is in vrijwel alle landskerken de mogelijkheid geschapen om de vrouw aan het werk deel te laten nemen. Er is echter een grote verscheidenheid van oplossingen. In de geünieerde kerken, waarin lutheranen en gereformeerd verenigd zijn, is de mogelijkheid voor vrouwen om volledig als predikant te worden geordend open gesteld. Ook de landskerken in Oost-Duitsland, die veelal in een noodsituatie verkeren, gaan er steeds meer toe over. Wel worden soms aan vrouwelijke predikanten beperkingen opgelegd. Zo kunnen soms vrouwen slechts als predikant worden beroepen in gemeenten, waar reeds minstens twee mannelijke predikanten werkzaam zijn of zij kunnen slechts predikant zijn zolang zij ongehuwd blijven. Maar telkens is er sterke aandrang om de predikantsbevoegdheid zonder enge beperking aan vrouwelijke theologen te verlenen.
In Denemarken werd de openstelling van het ambt voor de vrouw de kerk door de staat opgedrongen. Tegen het advies van de meerderheid van de kerk in aanvaardde het parlement in 1947 een voorstel daartoe. Van de negen bisschoppen was er aanvankelijk één bereid om werkelijk een vrouw te ordenen. Vele mannelijke predikanten dreigden hun ambt te zullen neerleggen, wanneer zij vrouwelijke collega's zouden krijgen, maar niemand van hen heeft dit in werkelijkheid gedaan. Thans zijn er twaalf vrouwen als predikant werkzaam en is er nog slechts één bisschop, die weigert om vrouwen te ordenen.
In Noorwegen werd reeds vóór de laatste wereldoorlog het predikambt voor de vrouwen opengesteld. De animo van de Noorse vrouwen om de kerk in het ambt te dienen is echter niet bijster groot.
In Finland staat de preekstoel voor de vrouw nog niet open maar de weerstand, die hier steeds was, is snel aan het verminderen.
De kerk van Schotland stemde voor de toelating van de vrouw tot het ambt van ouderling: 773 voor en 496 tegen. Inzake de toelating tot het predikambt was de stemverhouding 740 voor en 622 tegen.
De gereformeerde kerk van Frankrijk laat de vrouw eveneens tot het predikambt toe. Echter mogen alleen ongehuwde vrouwen dit ambt bekleden. Wanneer zij huwen behoren ze ontslag te vragen. Alleen in bepaalde omstandigheden kan aan een weduwe of gehuwde vrouw tijdelijk toestemming worden verleend om godsdienstoefeningen te leiden.
In Zwitserland ligt de zaak nogal gecompliceerd, omdat de kerken in de 19 kantons zelfstandig zijn en tot eigen beslissingen kunnen komen. In zes kantons staat het predikambt onbeperkt voor de vrouw open. Zo werden in 1963 in Zürich twaalf vrouwelijke theologen als predikant bevestigd, van wie enkele gehuwd. In andere kantons gelden beperkingen.
In landen buiten Europa zien we dezelfde ontwikkeling.
In de Verenigde Staten zijn ruim 3.000 vrouwelijke predikanten met volledige bevoegdheid. In vele kerken in Azië en Afrika is de vrouw in het ambt geen probleem meer.
Van de 168 kerken, die in 1958 bij de Wereldraad waren aangesloten, lieten er 48 de vrouw tot het volledige ambt toe, terwijl 9 slechts een gedeeltelijke openstelling kenden. Thans zijn meer dan 200 kerken bij de Wereldraad aangesloten en gaat het volledige ambt in de kerken al meer voor de vrouw open, zodat de verhoudingen voor de vrouw in het ambt thans veel gunstiger liggen dan toen.
De volgende maal hoop ik iets te schrijven over de ontwikkeling op dit punt in de Gereformeerde Kerken in ons vaderland.
Oosterhoff
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1965
De Wekker | 8 Pagina's