Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ethiek van de tijdsbesteding (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ethiek van de tijdsbesteding (5)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De andere kant
We hebben bij de beschouwing van de vrije tijd gelet op die verbanden, die aanspraak op onze tijd konden laten gelden. Die waren van zeer persoonlijke aard. Nu komen we toe aan een bespreking van de taken waarvoor we gevraagd of waartoe we geroepen worden.

De gemeente
Daar is allereerst de plaatselijke gemeente. Ik ben van mening, dat ieder kerklid iets zal moeten doen in de gemeente. Dat kan een vaste taak of een losse opdracht zijn. Men kan dat niet via zijn vrouw doen door haar te vragen een ziekenbezoekje te brengen bij de een of ander. Neen, ieder gemeentelid zelf moet de band aan de gemeente en het zich verantwoordelijk weten voor de gemeente beleven in het doen van iets. Dat kan bestaan in het deelnemen aan een vereniging, het plaats nemen in een kommissie, in het opzoeken van een zieke of bejaarde in het meedoen aan enige aktiviteit op het gebied van zending of evangelisatie. In elk geval moet het gemeentelid-zijn konkreet beleefd worden. Daar zal ieder tijd voor moeten afnemen.

Ambtelijk werk in de gemeente
Dit moet vóór al het andere werk in de vrije tijd gaan, tenzij men een zodanige sleutelpositie bekleedt in een vereniging of organisatie of op het moment zodanig onvervangbaar is, dat men beslist zich aan dat werk niet kan onttrekken. Ik weet, dat er zulke gevallen zijn. Maar het zijn uitzonderingen. Afgedacht hiervan zal men de benoeming tot ouderling of diaken boven alles moeten stellen. Ik weet, dat er tegen deze stelling door gemeenteleden bezwaren worden ingebracht. Men ziet hierin een overschatting van het ambtelijk werk en een onderwaardering van het niet-ambtelijk werk. Zou niet-ambtelijkwerk niet even belangrijk zijn als werk van een ouderling of diaken? Er zijn broeders die zeggen, dat er posten zijn, die nog belangrijker genoemd kunnen worden.
Ik meen, dat men mij hiermee een verkeerde probleemstelling opdringt. Alle werk, dat voor God en in 't Koninkrijk van de Heere Jezus Christus gedaan wordt, is van betekenis. Maar het karakteristieke van het ambtelijk werk is, dat het in de kerk verricht wordt. Men zou de kerk het hart van het Koninkrijk kunnen noemen. Daar worden de burgers van het Koninkrijk immers herboren en vanuit dit centrum worden ze toegerust voor hun arbeid in het Koninkrijk. Wanneer men er nu toe geroepen wordt om in dit centrum te dienen, zal men dat bovenal moeten stellen. Niet alsof het andere werk niet belangrijk zou zijn. Stellig wel. Maar op deze centrale post is men voor „energievoorziening" in het hele Koninkrijk verantwoordelijk, als het zo uitgedrukt mag worden.
Nog altijd is van kracht wat Paulus aan Timotheus schrijft, dat het opzienerambt een voortreffelijke taak is (1 Timotheus 3:1). Ik meen ook dat het van betekenis is dat zoveel mogelijk gemeenteleden bij het kerkeraadswerk betrokken worden. Ik zou graag willen dat ieder gemeentelid gedurende een aantal jaren van zijn leven lid van de kerkeraad is. Ik weet dat dit een onmogelijk verlangen is. Het is niet uit te voeren. Trouwens niet zonder reden, stelt de Schrift eisen voor de ambtsdragers. Maar het is wel van belang zovelen als mogelijk is bij het kerkeraadswerk te betrekken. Men vormt dan een kader. Wanneer de ouderen wegvallen, kunnen mensen hun plaatsen innemen, die reeds tevoren zitting in de kerkeraad gehad hebben. Men krijgt een zekere doorstroming en variatie in de kerkeraad.
Het is voor de broeders zelf ook van betekenis. Iemand, die enkele jaren kerkeraadslid geweest is, kijkt heel anders tegen het kerkeraadswerk en de verantwoordelijkheid van een kerkeraad aan dan iemand die nooit deel heeft uitgemaakt van de kerkeraad. Men beziet het werk dan van binnen uit. Dat geeft meer begrip voor de problemen van een kerkeraad en de zwaarte van zijn verantwoordelijkheid. Daarom ambtelijk werk boven alles stellen!

Andere taken
Dan zijn nog andere taken, waarvoor men gevraagd kan worden: schoolbesturen, maatschappeleke organisaties, stichtingen, werk op het gebied van barmhartigheidsbetoning, politieke partijen, bibliotheekwezen, bejaardenhulp enz., enz.
Hoe komt men daar uit? Waarvoor moet ik bedanken en wat moet ik aanvaarden? Als men afgaat op de argumenten waarmee men iemand probeert te „strikken" voor een bepaalde bestuursfunctie of een bepaalde taak, zou men zeggen: het is alles even belangrijk. Is dat zo? En waarom zal ik het een wel doen en het ander niet?
Ik meen, dat hierbij enkele overwegingen van grote betekenis zijn. In de eerste plaats de mate van geschiktheid, dan ook de graad van interesse. Ik zeg niet dat men in zijn vrije tijd nooit werk moet doen, waarvoor men beslist geen belangstelling heeft. Het werk kan de belangstelling opwekken en het inzicht en de ervaring verrijken. Wanneer men echter te kiezen heeft tussen twee of drie mogelijkheden zal stellig de belangstelling mede een rol mogen spelen. Verder moet men — in alle bescheidenheid overigens! — zich afvragen of men niet over meer (of minder) capaciteit beschikt dan datgene waarvoor men gevraagd wordt vereist. Er worden soms werkzaamheden aan iemand opgedragen, waarvan men zegt, dat kan een ander met minder gaven net zo goed, doen. Waarom daar dan déze man mee te belasten! Hij kan op 'n ander gebied van zoveel meer waarde zijn. Ik weet dat men deze stelling verkeerd kan uitleggen. Ik bedoel er niet mee, dat men ook maar voor enig werk de neus mag op halen. De Heere Jezus heeft de stoffige, en waarschijnlijk bepaald niet schone voeten van de discipelen willen wassen. Dat kan van ons ook gevraagd worden. Daartoe zullen we bereid moeten zijn. Maar dat sluit niet uit de vraag, die men zichzelf en eventueel het uitnodigende bestuur moet stellen: is er niet een ander die het werk even goed, of — waar het een moeilijke opdracht geldt — nog beter kan doen?
Dan is er nog het onderscheid tussen wenselijkheid en noodzakelijkheid. Er is werk, dat wel gewenst is, maar niet noodzakelijk. Ik kan me voorstellen, dat men bij het afwegen van prioriteiten het noodzakelijke boven het wenselijke stelt. Iets wat niet ongedaan mag blijven, gaat boven hetgeen, waarvan men zegt: het is gewenst, dat het geschiedt, maar noodzakelijk is het niet.
Verder is een belangrijke vraag: pas ik bij dit werk en past dit werk bij mij? Het kan zijn, dat een ander ditzelfde werk veel gemakkelijker en met veel minder moeite kan verrichten. Ik kan me voorstellen, dat dit een motief is om een verzoek tot medewerking met neen te beantwoorden.
Ik zou er niet voor willen pleiten, dat men op elk verzoek om medewerking aan een stichting, vereniging of iets dergelijks maar ingaat. Het zou trouwens ook onmogelijk zijn, want er wordt van zoveel kanten een beroep op u gedaan, dat u het eenvoudig niet aan zoudt kunnen. Maar ik wil er voor pleiten, dat men het ene verzoek tegen het andere, of tegen reeds aanvaard werk afweegt en dan tot de konklusie komt: dit is het belangrijkste; hiervoor ben ik geschikt; dit zie ik in het geheel van mijn omstandigheden als op mijn weg geplaatst. Een ander kan uiteraard voor u die beslissing niet nemen. Dat moet uzelf doen. Of een ander u daarbij ook zou kunnen helpen wil ik in het volgende, laatste artikel nog bespreken.

Betaald of onbetaald?
Dit gaat al meer een probleem vormen. Ik hoorde onlangs van een bestuur, dat eenvoudig geen candidaten kon vinden, omdat diegene die aangezocht waren, allen betaald werk in de avonduren verrichtten. Wanneer een dergelijke vergoeding ook voor dit bestuurswerk gegeven zou worden, wilde men wel toetreden.
Laat ik duidelijk zijn: wanneer het met he oog op de gezinsomstandigheden noodzakelijk is dat men „er bij verdient", moet men dat doen. U begrijpt, dat dit noodzakelijk niet bepaald wordt door het verlangen zich iets extras aan te schaffen. Wanneer men werkelijk voor het gewone levensonderhoud niet van zijn inkomen er komen kan, dan zijn we uitgepraat en bestaat het probleem niet. Ieder moet dit voor zichzelf en met God uitmaken.
Maar waar men met zijn inkomen voor het noodzakelijke toekan, zou ik willen zeggen: kies dan bij voorkeur werk, dat niet betaald wordt; en voorzover het wel betaald wordt, gebruik dat geld „om wél te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam", 1 Timotheus 6:18.
Dit is natuurlijk geen uitnodiging aan besturen om te speculeren op de welwillendheid van allerlei mensen van wie een — terecht betaalde — dienst gevraagd wordt. De arbeider is zijn loon waard. Een bestuur mag niet te kort doen aan degene, die een (betaalde) dienst verricht.
Het is aan de werker zelf om te bepalen wat hij met verdiende geld doet. Wanneer een bestuur krap zit, kan het met de betrokken persoon altijd besproken worden. Dan zal er stellig een mogelijkheid te vinden zijn, zelfs om een bepaalde dienst gratis te doen verrichten.
Laat het voor ieder, die bij de besteding van zijn vrije tijd te kiezen heeft tussen betaald en niet-betaald werk een test zijn, in hoeverre hij vrij staat tegenover geld of een slaaf van zucht tot verdienen is.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1965

De Wekker | 8 Pagina's

De ethiek van de tijdsbesteding (5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1965

De Wekker | 8 Pagina's