Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is Kerk-zijn? (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is Kerk-zijn? (II)

Traditie en traditionalisme

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zagen de vorige maal dat kerk-zijn een zware verantwoordelijkheid met zich mee brengt. De kerk is gefundeerd in het Woord Gods. Zij is gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus zelf de hoeksteen is (Ef. 2:20). Anderzijds moet ook de kerk zelf zijn draagster van dat Woord. Zelf een pijler en pilaar der waarheid (1 Tim. 3:15). De kerk moet het Woord Gods dragen en uitdragen. Daaruit leven en het in de wereld verkondigen.
De kerk moet steeds staan in de traditie van het Woord Gods. Zij moet tot het uiterste strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen is overgeleverd (Judas 3). Geloof is hier de geloofsinhoud, het rijke geloofsbezit, het evangelie van Christus, het Woord Gods, dat aan de heiligen is overgeleverd. Die heiligen zijn de kerk en dat rijke geloofsbezit gaat door de eeuwen heen met de kerk mee. Het is verbazingwekkend, dat datzelfde Woord Gods nog onder ons is en dat God nog door hetzelfde geloof in dat Woord Zich een kerk vormt en onderhoudt in onze tijd als in de dagen van de apostel Judas.
Paulus wijst op die traditie van het Woord Gods, als hij in 2 Thess 2:15 de broeders vermaant zich te houden aan de overleveringen, die zij door hem, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk geleerd hebben. Die overlevering is voor Paulus niets anders dan de waarheid Gods, die hij met de autoriteit, hem door de roeping Gods verleend, in prediking en brief verkondigd heeft. Zozeer is de apostel overtuigd van de goddelijke waarachtigheid van zijn boodschap, dat al zou een engel uit de hemel een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen hij verkondigd heeft, die vervloekt is (Gal. 1:18). Daarom beveelt hij de broeders van Thessalonika zich te onttrekken aan elke broeder, die zich gedraagt in strijd met de overlevering die zij van hem ontvangen hebben (2 Thess. 3:6). Die overlevering is geen menselijke opvatting of instelling, maar Gods Woord.
De eeuwen door moet door de kerk dat Woord worden overgeleverd. Het moet gaan van geslacht op geslacht.
Reeds in het O.T. wordt daarop gewezen. God zegt tegen Jozua: Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is (Joz. 1:8). Dat wetboek is heel het woord en de onderwijzing van God door Mozes aan Zijn volk. Dat volk is gestorven in de woestijn. Maar het Woord Gods gaat mee met het volgende geslacht en in zijn afscheidsrede geeft Jozua het op zijn beurt weer door aan het volgende geslacht (Joz. 23:6).
Christus draagt zijn discipelen op de volken tot zijn discipelen te maken, hen te dopen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en hen te leren onderhouden al wat Hij hen bevolen heeft (Matth. 28:19).
Dat bevel van Christus is voor alle eeuwen. Er is in de kerk een traditie van Woord en Sakrament. Aan die traditie is de kerk gebonden de eeuwen door. Daarnaast bestaat geen andere traditie van dezelfde waarde.
Onze Ned. Gel. Bel. zegt in art. 7, dat men geen menselijke geschriften, hoe heilig zij geweest zijn, mag gelijk stellen met de Goddelijke Schrifturen, noch de gewoonte met de waarheid Gods (want de waarheid is bovenal), noch de grote menigte, noch de oudheid, noch de suksessie van tijden of personen, noch de conciliën, dekreten of besluiten, ,,want alle mensen zijn uit zichzelven leugenaars en ijdeler dan de ijdelheid zelve". Alleen het Woord Gods is de waarheid.
Het is de Roomse Kerk, die naast de bijbelse traditie een menselijke traditie heeft geplaatst. Die traditie is de leer der kerk buiten de Schrift om. Zij wordt beschouwd als een aanvulling op wat ons in de Schrift gegeven is. Tot die traditie behoren de apostolische overlevering en de besluiten der kerk. In die traditie rust de verering van Maria, het zevental sakramenten, de leer van de mis, de onfeilbaarheid van de paus, om maar iets te noemen. Die kan men uit de Schrift niet verdedigen, maar dat is voor Rome geen bezwaar. De traditie is een even onfeilbare en goddelijke bron der openbaring als de Heilige Schrift.
Over deze twee ,,bronnen van de openbaring", Schrift en traditie, is op het laatste concilie van de Roomse Kerk heftig gediscussieerd. Het concilie van Trente sprak van gelijke eerbied van de kerk voor de H. Schrift en voor de traditie en het eerste Vatikaanse concilie onderstreepte dit. Op het laatste concilie werd tegen deze gelijkstelling protest aangetekend en we zullen afwachten welke invloed dit protest in de toekomst in de kerk van Rome zal gaan uitoefenen. Zal dat betekenen een eerbied voor de Schrift als de enige en onvergelijkelijke bron van de openbaring Gods? Niet allen delen echter het protest en het zal nog wel even duren voor de Heilige Schrift in de Roomse Kerk als de enige bron der waarheid wordt aanvaard. Want dat zal ook moeten inhouden een loslaten van al datgene dat wel door de traditie, maar niet door Gods Woord wordt gesteund.
Het is de betekenis van de Reformatie geweest, dat zij de kerk heeft teruggebracht tot de gehoorzaamheid aan het Woord Gods alleen. Zij sprak van de genoegzaamheid der Heilige Schrift zonder de traditie. Het verschil tussen Rome en Reformatie kan op deze wijze worden geformuleerd: Rome spreekt van Schrift en traditie (Karl Barth heeft er opgewezen dat het woordje en bij Rome dikwijls het verschil met de Reformatie uitmaakt. Rome zegt: Jezus én Maria, Schrift én traditie, genade én goede werken). De Reformatie spreekt van de Schrift alleen en zij kent slechts één traditie, nl. die is gegeven met en voortvloeit uit de Heilige Schrift.
De gelijkstelling van Schrift en traditie bij Rome heeft een degradatie van de Schrift ten gevolge. Al meer groeit de traditie en al meer wordt de Schrift teruggedrongen.
De Schrift zelf sluit alle menselijke traditie, hoe oud, gewichtig, vroom en kerkelijk ook, radikaal uit. Jesaja heeft al gewaarschuwd voor aangeleerde geboden van mensen (Jes. 29:13) en Christus sluit daarbij aan in zijn strijd tegen de schijngodsdienst der farizeeën (Matth. 15:9). De Joodse schriftgeleerden hebben allerlei overleveringen op één lijn gesteld met de geopenbaarde geboden van God. Reeds in de bergrede heeft Jezus laten zien, dat de overleveringen en de geboden Gods vaak zozeer met elkaar in tegenspraak zijn, dat zij de ware gehoorzaamheid aan de wet Gods in de weg staan. Van de liefde tot God en de naaste is geen sprake meer. De dienst van God wordt een zuiver formalistische. Jezus stelt deze formalistische godsdienst van de farizeeën steeds weer aan de kaak. Ook bij hen kwam de traditie langzamerhand te staan boven het Woord.

Er groeit in elke kerk een traditie rondom het Woord Gods in leer en leven, in denken en gevoelen, in gewoonten en gebruiken, in vormen en taal, in liturgie en kerkorde. Die traditie is het gevolg van de wijze waarop de kerk in bepaalde tijden het Woord Gods verstaat en beleeft, daaraan gestalte geeft in belijden en beleven. Die traditie is onmisbaar. Want niet ieder mens en ieder geslacht begint voor het eerst met de bijbel. We staan in een traditie van eeuwen. Zoals we geboren worden in de traditie van ons volksleven, zo worden we ook geboren in de traditie van de kerk. Maar die traditie mag nooit met het Woord Gods vereenzelvigd of daar zelfs boven worden gesteld. Elke traditie blijft onderworpen aan de traditie der Schrift. Anders krijgen we traditionalisme. Dat is de verheerlijking van de traditie ten koste van de gehoorzaamheid aan het Woord Gods. En dat traditionalisme is doodgevaarlijk. Het is de dood van de kerk, van de liefde, van de ware gehoorzaamheid. Het werkt eigengerechtigheid en geestelijke hoogmoed in de hand. Het maakt het kerk-zijn onmogelijk.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1966

De Wekker | 8 Pagina's

Wat is Kerk-zijn? (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1966

De Wekker | 8 Pagina's