Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Comrie in herdruk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Comrie in herdruk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de N.V. Drukkerij ,,De Banier" te Utrecht verscheen in herdruk het bekende werk van Alexander Comrie, getiteld: „Verhandeling van eenige Eigenschappen des Zaligmakenden Geloofs". Reeds in 1930 werd dit werk ook door „De Banier" uitgegeven, maar was toen spoedig uitverkocht. Het is nu opnieuw uitgegeven en het ligt in de bedoeling dat nog andere werken van Comrie volgen. De nieuwe uitgave, die thans verscheen, ziet er in prachtband met goudtitel, gedrukt op prima houtvrij papier en 400 pagina's groot, keurig uit. De prijs a ƒ 17,50 lijkt mij dan ook niet te hoog.
Het voorwoord, dat ds G.H. Kersten indertijd schreef voor de vorige uitgave, is opnieuw opgenomen. Daarin geeft deze o.m. een levensbeschrijving van Comrie.
Deze was van Schotse afkomst en werd 16 december 1706 uit een aanzienlijk, godvruchtig geslacht geboren. Zijn eerste onderwijs ontving Comrie van de Erskines, met wie hij ook meer dan eens het Heilig Avondmaal vierde. Ook Thomas Boston, wiens werken niet onbekend zijn, behoorde tot zijn leraren.
In 1725 kwam Comrie naar Rotterdam om zich daar in de handel te bekwamen. Maar de wegen des Heeren waren anders. God riep hem tot het predikambt. Hij studeerde eerst in Groningen, daarna in Leiden. Op 1 mei 1735 werd hij te Woubrugge, in de buurt van Leiden gelegen, door Nicolaas Holtius in het ambt bevestigd. Comrie aanvaardde zijn ambt met een preek over Zach. 6:15.
Woubrugge bleef zijn enige gemeente. Bijna 38 jaar heeft hij daar gestaan. In 1770 werd hij door een ernstige ziekte aangetast, waarvan hij niet geheel herstelde. Hij zag zich genoodzaakt in november 1771 zijn emeritaat aan te vragen. Eerst op 4 april 1773 nam hij afscheid van zijn gemeente en vestigde zich te Gouda, op de Westhaven. Op 10 december van het volgend jaar ging hij de eeuwige rust in en werd met grote statie in de Janskerk begraven.
Comrie schreef vele geschriften over het geestelijke leven. Het thans in herdruk verschenen werk dateert uit 1743. Het zijn eigenlijk preken, die hij heeft uitgesproken in de jaren 1739 en '40. In een voorwoord draagt hij ze op aan zijn ,,waarde en geliefde gemeente". De toepassingen heeft hij wat verkort, ,,opdat het werk voor onvermogenden niet te groot mocht zijn". Maar ze zijn in de meeste gevallen nog uitvoerig genoeg. Aan de mensen, die klaagden dat hij zo weinig op huisbezoek kwam, schrijft hij dat ze nu kunnen zien dat hij zijn tijd niet onbesteed heeft doorgebracht. Hij ziet er meer nut in af en toe ,,een nuttig werkje" uit te geven dan veel bezoeken af te leggen.
Hij handelt over de eigenschappen van het ware, zaligmakende geloof. Hij geeft - zoals het titelblad aangeeft -- "een Verklaring en Toepassing van verscheidene uitgeknipte teksten des Ouden en Nieuwe Testaments, in welke de Zorgelozen en Tijd-gelovigen worden ontdekt, gewaarschuwd en uitgelokt om het leven buiten zich in een aangeboden Jezus te zoeken. De wegen en gevallen, in welke God Zijn volk brengt, worden voorgesteld en de oefening en kracht des geloofs daarin verklaard. De gemoedsgevallen en zwarigheden der Klein-gelovigen worden opgelost, en zij worden volgens de kenmerken vermaand hunnen staat vast te houden en naar vermeerdering des geloofs te staan".
Hij tekent in 14 hoofdstukken het geloof als een genade, die de ziel op het allernauwst met Christus verenigt; waardoor de ziel gerechtvaardigd en gereinigd wordt; die Jezus Christus op een zeer hoge prijs stelt; die de ziel inbrengt in de ware rust enz. In het laatste hoofdstuk spreekt hij over het leven des geloofs op de belofte.
Het geschrift draagt duidelijk de kenmerken van de tijd, waarin het werd geschreven: de wijdlopigheid van stijl, de minutieuze onderscheidingen, die worden aangebracht, het breedvoerig uitstallen van de kenmerken van het geloof. Zijn filosofische studiën spelen hem - dacht ik - nog al eens parten. Comrie was geen doktor in de theologie, maar in de filosofie. Zijn wijze van redeneren is niet vrij van intellektualisme. Het stempel van de scholastieke Engelse theologie is hem niet vreemd. Er is vaak meer eigen redenering dan werkelijk openen van de Schrift. Tot vermoeiens toe wordt de ziel tot zelfonderzoek opgeroepen. De vereenzelviging van verbond der genade en het verbond der verlossing, zoals Comrie die ook in andere van zijn werken voorstaat, komt ook hier uit. Zo lezen we op blz. 218 van het ,,Verbond der Genade, dat God met Zijn eigen Zoon als den tweeden Adam heeft ingegaan, waarin God al de zonden van een uitverkoren wereld, op Zijn Zoon, als op den Borg en Goël heeft overgedragen en opgelegd". Maar daar ga ik thans niet verder op in. De kwestie van de twee of drie verbonden is al oud. En er is thans evenals toen nog verschil van gevoelen over.
Men moet het werk van Comrie niet lezen als het einde van alle tegenspraak. Er wordt op de ,,oude schrijvers" wel eens een beroep gedaan alsof wat zij gezegd hebben met het Woord Gods zelf gelijk staat. Maar zo is het niet. Ook hun geschriften zijn menselijke geschriften, met menselijke tekortkomingen en eenzijdigheden, en moeten voortdurend aan de Schrift worden getoetst.
Maar dat neemt niet weg, dat het geschrift van Comrie - zoals de approbatie van de Leidse hoogleraren zegt - ,,met veel stichting kan gelezen worden". Er staan zelfs bijzonder mooie gedeelten in. De vrije genade Gods, het werk van de Heilige Geest, de zaligheid door Christus alleen, de ere, die God alleen toekomt, komen er duidelijk in uit.
Een bijzonder mooi hoofdstuk is dat handelt over het geloof als een genade, die Jezus Christus op hoge prijs stelt. Daarvoor zou ik voor mij wel andere hoofdstukken kunnen missen. Prachtig is zijn korte omschrijving van wat de gelovigen eigenlijk zijn: ,,die geloven zijn eigenlijk dezulken, die hun eigen gerechtigheid verlaten, zich onderwerpen aan de gerechtigheid van Jezus Christus, stellende het zegel op het aanbod van genade, dat God waarachtig is, en dus rustende op den Borg geheel en alleen om door Hem behouden te worden".
Ik zou dat hele hoofdstuk hier willen laten afdrukken. Want hier krijgt men Christus te zien in al zijn heerlijkheid en dierbaarheid. Maar men leze zelf.
Ik sprak reeds van het tot vermoeiens toe uitstallen van de kenmerken van het geloof. Comrie is bang voor tijdgeloof en dood geloof. En daarom moet het ware geloof in al zijn kenmerken worden opgenoemd. Maar het gevaar is dat de kenmerken grond worden van het geloof of dat men blijft hangen in onderzoek naar de echtheid van het geloof.
Dat is niet de bedoeling van Comrie. Zo schrijft hij op blz. 231 vv.: ,,Wat zijn er niet, die in hun eigen werkelijkheid blijven, zonder ooit verder te komen, zij hebben begeerten, reikhalzen en uitzien, maar het blijft er bij; en schoon zij niets meer hebben, blijven zij rusten op de begeerten en werkzaamheden die zij hebben zonder Christus. Mijn geliefden, ik geloof, wel, dat begeren, hongeren en dorsten naar Jezus, de allereerste beginselen van het geloof zijn, maar daar deze in waarheid bevonden worden, de mens stelt ze niet tot een grond, om er op te rusten, maar hij wordt er hoe langer hoe armer door, en moet tot Jezus Zelf kunnen komen, en Hem omhelzen voor tijd en eeuwigheid".
Telkens richt Comrie weer het geloof op het Woord. Zo b.v: blz. 17: „Maar ik hoor eenige overtuigden zeggen: o, dit is het, waarnaar onze zielen verlangen, om met Jezus vereenigd te worden, maar de ene zegt: o, ik ben zulk een geringe nietige en onwaardige, dat ik niet durf. Maar daartoe is Hij gekomen om de allernietigsten bij zichzelven te zaligen en te verlossen. Een ander zegt: ik wil mij wel met Hem verenigen, maar ik twijfel of Hij mij wel in zulk een nauwe band met zich wil aannemen. O ja, ziele. Hij is duizendmaal gewilliger dan gij; daarvan verzekert Hij u door Zijn Woord: die tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen; door Zijn eedzweren en tranen, die Hij over uw onwilligheid stort".
Vooral in het laatste hoofdstuk spreekt hij uitvoerig over de beloften Gods. ,,God leidt zijn kinderen door beloften, opdat zij een vaster en zekerder grond zouden hebben dan zien en gevoelen hun verschaffen kan. Wij liggen zeer open van nature voor geestdrijverij. Vooral als een mens begint ernstig te denken aan zijn zaligheid en Goddelijke zaken; dan is men wegens de natuurlijke duisternis, die in ons is, waardoor wij de dingen die des Geestes zijn, niet kunnen begrijpen, geneigd om wonderlijke begrippen te maken van overtuiging, van het zien van den persoon van Jezus, van de oefening des geloofs in Hem, van den omgang met God enz." (blz. 374). De gelovigen moeten leven op de beloften Gods. ,,Daar wordt van Abraham getuigd, dat hij geloofde God, en dit werd hem tot rechtvaardigheid gerekend; en op Gods Woord door geloof levende, heeft hij aan de beloftenis Gods door ongeloof niet getwijfeld, maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer. Rom. IV:20, 21, 22" (blz. 367). Duidelijk is zijn definitie van belofte: „Een belofte is de dadelijke bekendmaking van den wil Gods in Zijn beschreven Woord aangaande al datgene, dat de Heere naar Zijn vrijmachtig welbehagen besloten heeft Zijn kinderen, uit loutere ontferming te schenken". De bron, waaruit al de beloften voortvloeien, is „Gods eeuwige, vrije en onverdiende goedheid en barmhartigheid tot arme ellendigen". De inhoud is ,,Zijn eeuwige voornemens". ,,Zij zijn niet onberaden dingen, maar het ontwerp van eeuwig beradene Goddelijke wijsheid".
„Elke belofte is een openbare proclamatie aan allen, die ze horen, in tegenwoordigheid van mensen en engelen", (blz. 377 v.).
Ik moet ophouden. Het artikel wordt te lang. Veel zou ik nog kunnen noemen. Ik heb ook nog wel enkele vragen in betrekking tot het laatste hoofdstuk. Maar er valt uit het boek van Comrie ook vandaag nog veel te leren. Het is geen gemakkelijke lektuur. Zij vereist van de lezer in onze tijd wel enige inspanning. Maar dan kan men over het geloof rijke dingen leren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1966

De Wekker | 8 Pagina's

Comrie in herdruk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1966

De Wekker | 8 Pagina's