Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerk in het Nieuwe Testament (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk in het Nieuwe Testament (V)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bijzondere Geestesgaven in de kerk vroeger en nu
Toen we de vorige keer dachten over de kerk als „de tempel van de Heilige Geest", zagen we, dat deze uitdrukking betekent, dat de Heilige Geest in de kerk zijn macht uitoefent in het openbaar maken van het Heere-zijn van Christus. We zagen, dat de Heilige Geest dit ook doet in de zogenaamde charismata of Geestesgaven. We zullen het „bijzondere" niet mogen reserveren als behorend tot de Geestesgaven bij uitstek. Uitvoerig stonden we de vorige keer stil bij de gedachte, dat de Geestesgaven betekenen het in beslag nemen van onze individualiteit door de Geest. Dit keer willen we zien, dat we evenmin het „bijzondere" uit de Geestesgaven mogen elimineren.
Bij „bijzondere" Geestesgaven denken we aan gaven als de gave van de genezing en de gave van de tongentaal. Daarbij moet het ons opvallen, dat Paulus de gave van de genezing allerminst schrapt, wanneer hij in 1 Cor. 12 daarover spreekt. En al stelt hij de gave van de tongentaal in 1 Cor. 12 op de laatste plaats, hij acht haar niet overbodig. Integendeel, hij bezit haar ook zelf en dankt God voor die gave (1 Cor. 14: 18). Wanneer de Heilige Geest destijds het Heere-zijn van Christus in zijn kerk, ook wilde doen uitkomen in gaven van genezing en tongentaal, is het een gevaarlijk iets om te zeggen, dat dat vandaag niet meer nodig is. Met name in de gave van de genezing komt in de vorm van een teken het Heere-zijn van Christus op een rijke wijze openbaar.
Het gemis aan „bijzondere" gaven van de Heilige Geest in de kerk van onze dagen is moeilijk weg te praten. Velen menen, dat de „bijzondere" gaven van de Heilige Geest uitdrukkelijk verbonden waren aan het apostelschap en dan ook moesten verdwijnen in de tijd na het apostelschap. Dat lijkt een heel moeilijk houdbare gedachte, omdat in het Nieuwe Testament de „bijzondere" gaven van de Heilige Geest zeker niet alleen aan het apostelschap verbonden waren. In Marc. 16:17, 18 lezen we: „Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitwerpen, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden". In dit verband mogen we ook denken aan Hebr. 2: 4, waar de schrijver, na gesproken te hebben over de apostolische prediking, zegt: „ ... terwijl ook God getuigenis daarvan geeft (dus niet slechts „gaf", n.l. in de tijd van die prediking zelf) door tekenen en wonderen en velerlei krachten..."

Daarnaast heeft men het ook doen voorkomen, alsof de „bijzondere" gaven van de Heilige Geest alleen voorkwamen bij bijzondere centrale knooppunten in de geschiedenis van de jonge kerk en dat in de brieven van Paulus zelf al een duidelijke teruggang in de waardering van deze gaven te merken zou zijn. Men wijst er dan op, dat de gave van de tongentaal, waarover in de brief aan de gemeente van Corinthe nog zo veel gesproken wordt in de (iets) latere brief aan de gemeente van Rome niet meer voorkomt.
Ook dat lijkt een weinig houdbare positie. Het zwijgen over de „bijzondere" gaven van de Heilige Geest b.v. in de brief aan de Romeinen kan heel andere oorzaken hebben dan een gebrek aan belangstelling van Paulus voor deze zaak. In de brief aan de Romeinen was er eenvoudigweg geen aanleiding om over deze dingen te spreken.
Bovendien is deze konstruktie volkomen in strijd met de feiten uit de oude kerkgeschiedenis. Justinus Martyr, die omstreeks 110 in Palestina werd geboren en omstreeks 165 in Rome overleed, schreef: „Want bij ons en tot nu toe zijn er profetische gaven". Verder zei hij, dat van hen die zich tot de naam van Christus bekeerden, een ieder charismata ontving. Daarbij noemde hij naast de gave van de godsvrucht en de kennis, ook de gave om zieken te genezen en de gave van de voorzegging. Ook werd door hem gesproken over het uitwerpen van demonen.
Irenaeus, die in 178 voorganger werd van de kerk van Lyon, in Frankrijk, schreef: „Van vele broeders horen wij, die in de gemeente profetische gaven hebben en in allerlei tongen door de Geest spreken en het verborgene van de mens aan de dag brengen, tot welzijn van allen en de geheimenissen Gods verkondigen". Op een andere plaats zei hij: „Zover staan zij (n.l. de ketters) van het opwekken van doden af — zoals de Heere opwekte en de apostelen door gebed en in de broederschap herhaaldelijk, als in de nood de ganse gemeente van een plaats met veel vasten en smeken bad, de geest van de gestorvene terugkwam en de mens op het gebied der heiligen werd geschonken — dat zij niet eens geloven, dat dit zelfs maar gebeuren kan". Iets verder schreef hij, dat de ware discipelen van Christus de gave (n.l. de Heilige Geest) hebben ontvangen, en dan volgt: „Want sommigen drijven werkelijk en waarachtig demonen uit, zodat dikwijls juist zij, die van de boze geesten zijn gereinigd, ook gelovigen in de gemeente zijn; anderen echter hebben ook voorkennis van de toekomende dingen en gezichten en profetische uitspraken; weer anderen genezen de zieken door oplegging der handen en maken hen weer gezond, ja, zoals we zeiden, zijn ook doden opgewekt en bij ons verscheidene jaren gebleven. Maar hoe? Het is onmogelijk het getal van de charismata te noemen, die de kerk in de ganse wereld van God ontvangend, in de naam van Jezus Christus, de onder Pontius Pilatus gekruisigde, dagelijks tot heil der volkeren uitoefent, noch iemand bedriegend, noch geld daaruit winnend: want zoals zij om niet van God heeft ontvangen, deelt zij ook om niet uit". Irenaeus vergat ook niet „het voornaamste geschenk van de liefde", die hij „kostbaarder dan kennis, roemrijker dan profetie, uitstekend boven alle overige charismata" noemde.
Ook van andere voorgangers uit de oude kerk, als Clemens Alexandrinus, Eusebius, Tertullianus, Cyprianus en Origenes zijn ons soortgelijke getuigenissen bekend.
Met het oog op 1 Cor. 12-14 zegt ds G. Boer, Ned. Herv. predikant te Katwijk aan Zee terecht („De Waarheidsvriend" van 18 febr. j.l): ,,Maar onze onkunde inzake deze Geestesgaven is verbijsterend. Daarin hebben de mensen van de Pinkstergroepen grotendeels gelijk. Wij lezen en herlezen 1 Cor. 12 en 14 aan tafel, maar wie komt tot de smartelijke ontdekking: Waar is dit alles gebleven? Wanneer wordt er uit deze hoofdstukken gepreekt? Wij belijden de Bijbel als Gods Woord en dat is waar. Maar functioneren deze en andere hoofdstukken mee in ons geestelijk leven? Met welk smaldeel van de Heilige Schrift stellen wij ons vaak tevreden? Gehele stukken van de Schrift blijven soms gesloten. Dat klaagt ons aan. Dat drijve ons ook tot het gebed om deze hoofdstukken te mogen verstaan!"

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1966

De Wekker | 8 Pagina's

De Kerk in het Nieuwe Testament (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1966

De Wekker | 8 Pagina's