Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De liefde vergaat nimmermeer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De liefde vergaat nimmermeer

11 minuten leestijd

Aansluitend op de beide vorige overgenomen artikelen uit „Opbouw" van Prof. Dr. H. J. Jager nemen we ook het vermoedelijk laatste artikel uit deze reeks over onder bovenstaande titel.

Dat is wel een tekst om in onze woonkamers te hangen. Beter is het nog om dit woord maar voortdurend in gedachtenis te houden. Het beste is, dat we al ons handelen maar door de liefde laten beheersen.
Het komt me voor dat woorden als deze niet in het middelpunt van onze belangstelling staan. Voor enkele jaren hield ik een toespraak over een bekend gezegde: „In noodzakelijke dingen eenheid, in niet-noodzakelijke dingen vrijheid, in alles de liefde". Best mogelijk, dat deze uitspraak uit een ketterse hoek kwam. Ik weet niet wie het gezegd heeft en wanneer het gezegd of geschreven is. Het interesseert mij ook niet. Want een ketter kan nog wel goede dingen zeggen. En goed verstaan, is bovengenoemde spreuk goed. In fundamentele zaken moeten we één zijn en moeten we het eens zijn. Maar in zaken, die de fundamenten niet raken zullen we elkaar veel vrijheid gunnen. En in alle verhoudingen en handelingen zullen we de liefde betrachten.
Naar mijn overtuiging was en is het nodig, dat we elkaar dit voorhouden. Ik meende, dat allen het hiermee wel eens konden zijn en dat wij allen moesten trachten er naar te leven. Maar tot mijn verbazing hoorde ik later dat door een hoorder gezegd was: „Wat schieten we daar nu mee op"!.
Natuurlijk schieten we met een toespraak hierover niet op, als we er niet naar handelen. We schieten met het Evangelie niet op als wij het niet geloven. We komen met Gods geboden niet verder als we ze niet onderhouden. We komen met „Here Here zeggen" niet vooruit als we de wil van de hemelse Vader niet doen. Maar als we één zijn in fundamentele dingen, vrij in niet-fundamentele en vol liefde in alle handelingen, dan hebben we een voorsmaak van de zaligheid, die volkomen zal zijn op een nieuwe aarde. Daar zal de liefde aller hart vervullen en alles doen beheersen. Want de liefde vergaat nimmermeer.
Letterlijk staat er: De liefde valt of vervalt nooit. Sommige vertalingen luiden: De liefde faalt nooit, bereikt altijd haar doel. Maar dat zal de bedoeling van Paulus wel niet kunnen zijn. Liefderijke pogingen een verloren zoon of dochter te redden mislukken soms. Haat is soms het antwoord op de liefde. De Here Jezus heeft moeten klagen: „Jeruzalem dat de profeten doodt en stenigt, die tot u zijn gezonden! Hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen verzamelen, zoals een kloek haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar gij hebt niet gewild".
Als Paulus schrijft, dat de liefde nimmermeer vergaat wil hij zeggen, dat ze altijd zal blijven bestaan. Dat ze nooit met haar werk zal ophouden. In deze eeuw niet, maar ook in de toekomende niet. Zolang als deze oude aarde zal bestaan zal de liefde werkzaam zijn. Maar ook op een nieuwe aarde, onder de volmaakte heerschappij van Gods genade, zal de liefde het leven beheersen. Zij zal blijven tot in der eeuwigheid.
Er staat in de Schrift, dat God alleen onsterfelijkheid heeft. Maar omdat God onsterfelijk is zal ook de liefde niet sterven. Want God is Liefde. We lezen in de brief aan de Hebreeën, dat Jezus Christus gisteren en heden dezelfde is en tot in der eeuwigheid. Daarom zal ook de liefde dezelfde zijn tot in „de eeuwen der eeuwen". Want in Hem is de liefde Gods geopenbaard. In Rom. 8:38 en 39 schrijft Paulus, dat geen schepsel in de hemel of op de aarde of in de hel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus onze Here. Daarom zal in de gelovigen, die bij Hem behoren, ja in Hem leven en zich bewegen, de liefde nooit uitsterven.
Er is veel gedacht en geredeneerd en geschreven over de vraag wat wij op een nieuwe aarde te doen zullen hebben. Gangbaar is de voorstelling, dat we daar eeuwig zullen zingen en met palmtakken zwaaien en spelen op citers en harpen. Waarbij men vergeet, dat dit beeldspraak is om aan te duiden het vreugdevolle van heel het bestaan. Zal een boer daar ploegen en een kunstenaar zijn kunst beoefenen en dit leven doorgaan, doch zonder zonde? En naar het woord van Jezus zonder „te huwen en uitgehuwelijkt te worden"?
We moeten er dunkt mij maar niet over piekeren. We zullen het wel zien. Op een conferentie kwam eens de tekst aan de orde van bespreking: „De koningen der aarde brengen hun heerlijkheid in het nieuwe Jeruzalem" (Openb. 21:24). Wat er precies gezegd werd weet ik niet meer. Wel herinner ik mij, dat de Gemene Gratie er ook nog aan te pas kwam. We kwamen er niet uit. Toen ontdekte iemand prof. van Gelderen in de achterhoede. Tot hem werd de vraag gericht, wat hij er van dacht. Zonder een moment te aarzelen antwoordde hij: „Afwachten, mijne Heren!" Een best antwoord dunkt mij. We weten van de toestand op de nieuwe aarde niet veel. En gissen doet missen. Een man als Calvijn was zeer sober in zijn spreken over de Voleinding.
Doch één ding kunnen we er wel van zeggen: Daar zal de liefde heersen. De liefde van God en de liefde van Jezus Christus. En de liefde, die hierdoor ontstoken wordt: de liefde tot de naaste. Wat er ook vergaan zal en hoe het er in die nieuwe wereld ook zal uitzien, met één werk zullen we altijd bezig blijven: het werk der liefde. En daarom zullen we ons daarin nu en hier oefenen. In een van de bekende psalmen staat de bekende zin: Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten. Daar is sprake van de dienst van God. Maar dat ontsluit ook de dienst aan de naasten. Wie z'n naaste niet liefheeft kan zich wel verbeelden God lief te hebben. Maar het is niet waar. Hoe zouden we God kunnen liefhebben zonder van zijn schepsel te houden? Het kan zijn, dat onze liefdedaden met ondank worden beloond. Het is mogelijk dat men ons er om haat. Dat is ook de Here Jezus overkomen. Zou het vreemd zijn als dit ook ons overkwam? Maar daarom zullen we er niet mee ophouden. Daartoe heeft God ons geschapen, dat we Hem zouden liefhebben met al wat in ons is en de naaste als ons zelf. Aan die bestemming te beantwoorden heeft nog nooit iemand verveeld. Niemand heeft nog ooit er spijt van gehad, dat hij met z'n naaste lankmoedig en vriendelijk en vergevend en vergetend en zonde-bedekkend en vertrouwend en hopend en verdragend omging. Het enige wat een mensenhart ten volle kan bevredigen is liefdedienst. Zij zal nimmer ophouden, maar doorgaan tot in der eeuwigheid.
In Corinthe hebben ze blijkbaar meer opgehad met profetieën en talen en kennis dan met de liefde. Van deze drie gaven zegt Paulus geen kwaad. Wie ze heeft mag er dankbaar gebruik van maken. En men mag er ook naar jagen. Al moet men bedenken dat deze gaven niet voor allen zijn. Maar één gave is wel voor allen en daarnaar moeten ze in de eerste plaats jagen. Die gave is ook onvergankelijk. Wat van de andere niet geldt.
Want de profetieën zullen te niet gaan. Ze zullen ophouden. Ze zullen er niet meer zijn. Ze zullen niet meer nodig zijn om het volk Gods te bouwen. Daarom zijn ze wel waardevol voor déze tijd. Maar ze zijn niet eeuwig.
Het is niet helemaal duidelijk wat we onder profetieën hebben te verstaan. Waarschijnlijk bedoelt Paulus er de gaven mee, die dienden om het licht van het Evangelie te laten schijnen over „elk terrein van het leven". De profeten in Corinthe waren geen voorspellers van de toekomst alleen, maar ze belichtten verleden, heden en toekomst met het Woord des Heren. We maken ons van deze gaven nogal gemakkelijk af door te zeggen: Ze waren er alleen in de apostolische tijd. Toen de Bijbel af was waren ze niet meer nodig.
We zijn wat bang voor profeten. We mogen het ook wel zijn. Namelijk voor profeten, die zichzelf opwerpen en zonder de gaven er voor te hebben allerlei dwaasheden uitkramen. Maar zouden we geen echte profeten mogen begeren die ons het Woord des HEREN brengen en dat Woord als een licht op ons pad laten schijnen? Zouden de profetieën alleen voor de apostolische tijd bestemd zijn geweest? Zou het gebrek aan profetie ook kunnen liggen aan ons ongeloof? Maar hoe dit ook zij, profetieën zullen vergaan. Ze zijn de hoogste en eeuwige gaven niet. De hoogste gave is de liefde. En de grootste in het Koninkrijk der hemelen is hij of zij, die liefheeft en dient.
Ook de talen of tongen zullen verstommen. Ik las een verklaring, die beweerde dat de spraakverwarring, bij Babel ontstaan, zou opgeheven worden. Op een nieuwe aarde zou één hemeltaal gesproken worden. De taal van het Paradijs. Ik las ook de bewering, dat die taal wel Hebreeuws zou zijn.
Paulus heeft gedacht aan de tongentaal, die in Corinthe werd gesproken door sommige gemeenteleden. Ik heb daarvan geen duidelijke voorstelling. Vrij algemeen denkt men aan een spreken in extase, een toestand van buiten-zichzelf-zijn, onder drijving van de Heilige Geest. De betrokkenen uitten dan klanken, die God verheerlijkten en de spreker wel stichtten, maar de gemeente niet opbouwden. Tenzij iemand de klanken in begrijpelijke woorden overzette. Paulus veroordeelde dit niet — zelf had hij die gave ook — maar hij sprak liever vijf woorden in verstaanbare taal om anderen te onderrichten dan duizend in de tongentaal.
We horen soms van terugkeer van dit verschijnsel. Wat ik er van las en hoorde doet mij niet naar deze „gave" verlangen. In elk geval rekent de apostel die tongen of talen onder de gaven, die er eens niet meer zullen zijn. We moeten er dunkt mij niet weer of niet meer naar verlangen. En laten we met oratische gaven en spreektalenten ook maar niet weglopen. Als de tongentaal in dienst gesteld wordt van het Evangelie is het een kostelijke zaak. Maar hoe vaak lopen de mensen niet weg met sprekers en prekers, die prachtig oreren, maar waarvan men geen woord kan navertellen? En waarvan men soms ook niets begrijpt? Begeerlijker dan gaven van tong en taal en spraak is de hemelse gave der liefde, die nimmermeer vergaat.
Ook de kennis zal een einde nemen. Paulus zal bedoelen de zogenaamde kennis van goddelijke mysteriën, waarnaar de Corinthiërs hunkerden. We weten daar niet alles van, maar waarschijnlijk stond men onder invloed van de heidense of joodse omgeving, die buiten het Evangelie en buiten Christus om de geheimen van Gods wezen en van de oorsprong van de mens trachtte te kennen.
Paulus waarschuwt daartegen en schrijft: Die kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht. Hoe dit ook zij, de hier bedoelde kennis zal eindigen. Want eens zullen we kennen „van aangezicht tot aangezicht". Het geloof zal overgaan in aanschouwen. We zullen God kennen, want Hem te kennen is immers het eeuwige leven. Maar het zal zulk een kennen zijn, dat alle kennis in deze bedeling er bij in het niet valt. Maar de liefde zal blijven tot in der eeuwigheid.
Kerken wedijveren vaak met elkaar in zuiverheid der leer. De ijver en volharding, op dit gebied betoond, staan omgekeerd evenredig met de lust om elkaar te overtroeven in betoning van liefde. Tegen de gezonde leer kan niemand bezwaar maken. Paulus spreekt er ook van. Al moeten wij voorzichtig zijn met ónze leer te vereenzelvigen met de „gezonde leer". Maar hoe belangrijk het ook mag zijn om de goede leer vast te houden, wèl zo belangrijk is het jagen naar de liefde. Als die ontbreekt ontbreekt alles. Dan zijn we niets. Dan baat ons geen enkele aktiviteit. Wie dit wat kras vindt leze nog maar eens I Cor. 13:1-3. Daar is geen woord Frans bij.
Prachtig als van een gemeente kan gezegd worden: Daar woont de liefde. Daar verdraagt men elkaar, daar vergeeft men elkaar, daar vertrouwt men elkaar, daar is men vriendelijk tegen elkaar, daar wast men elkaar niet de oren, maar de voeten. Daar ziet men om naar weduwe en wees. Daar bezoekt men gevangenen en zoekt men het verlorene. Daar denkt men niet aan eigen belangen of aan partij-voordelen, maar aan het heil van allen. Ja daar strekt zich de liefde uit tot de wereld, met de begeerte om haar te redden. In elke kerk, ook in „onze" kerken zou het anders gaan als daar alleen de liefde woonde. Waar liefde woont is een stukje van de hemel om zo te zeggen. Waar ze ontbreekt wordt het leven een voorportaal van de hel.

Werd zo de liefde overal betracht!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1966

De Wekker | 8 Pagina's

De liefde vergaat nimmermeer

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1966

De Wekker | 8 Pagina's