Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Assen 1926 opgeheven (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Assen 1926 opgeheven (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het standpunt van Geelkerken afgewezen
Het standpunt van dr. Geelkerken, dat we in het vorige artikel kort weergaven, is door de Asser synode van de Ger. Kerken in 1926 afgewezen. Uit de acta en rapporten van deze synode wordt duidelijk waartegen het bezwaar zich richtte. Dat bezwaar is eigenlijk tweeërlei.
Dr. Geelkerken meende dat het aanvaarden van een andere dan de traditioneel geworden, letterlijke verklaring van Gen. 2 en 3 slechts een kwestie van exegese is. Met nadruk verklaarde hij telkens ten volle in te stemmen met wat in art. 4 en 5 van de N.G.B, inzake het goddelijk gezag van de H. S. beleden wordt. En daartoe behoort ook Gen. 1-3. Ook die hoofdstukken zijn voor hem absoluut gezag hebbende openbaring Gods.
Maar hij vraagt zich af of de verklaring, die men van deze hoofdstukken heeft gegeven, wel juist is.
Zelf laat hij zich over de vraag of de boom der kennis des goeds en des kwaads en de boom des levens zintuigelijk waarneembare bomen in de hof zijn geweest en of de slang werkelijk gesproken heeft, niet uit. Naar zijn mening hebben we hier geen zekerheid. Maar hij wil ruimte laten voor een exegese, waarbij genoemde zaken niet letterlijk worden opgevat. Geelkerken brengt heel zijn controverse met de synode onder de noemer van de exegese. Er moet bij aanvaarding van het goddelijk gezag van de Schrift vrijheid van exegese zijn. De een kan bepaalde onderdelen van de Schrift anders verstaan dan de ander, terwijl toch beiden oprecht buigen onder het gezag van de Schrift.
Maar voor de synode was het standpunt van Geelkerken geen zaak van exegese slechts. Zij hield het standpunt van Geelkerken voor een rechtstreekse aantasting van het Schriftgezag. De synode meende dat dr. Geelkerken ingaat tegen het duidelijk spreken van de Schrift. Deze spreekt van werkelijke feiten. De hof is een echte hof geweest, gelegen op een bepaalde plaats hier op aarde. De boom der kennis des goeds en des kwaads en de boom des levens zijn evengoed als de andere bomen in de hof bomen in de eigenlijke zin des woordt en dus zintuiglijk waarneembare bomen geweest. Wie daaraan te kort doet, doet aan de Schrift zelf te kort.
De synode wil niet de vrijheid van de exegese aan banden leggen en er is in betrekking tot vele Schriftplaatsen verschil van mening. Maar wat de Schrift duidelijk zegt, mag door de uitlegging niet worden weg-geëxegetiseerd of onzeker gemaakt. En dat heeft volgens de synode Geelkerken gedaan.
De synode spreekt van ,,de klaarblijkelijke bedoeling van het Schriftverhaal" (Gen. 2 en 3) haar eigenlijke of letterlijke zin op te vatten en daarin wordt mededeling gedaan aangaande zaken en feiten, die behoren tot de wereld der zintuiglijk waarneembare werkelijkheid en dus kan de mening van Dr. Geelkerken alsof men deze zintuiglijk waarneembare werkelijkheid disputabel zou kunnen stellen zonder met het in art. 4 en 5 van de N.G.B, beleden gezag der H.S. in strijd te komen niet worden aanvaard.
Wat Dr. B. A. Knoppers schreef in zijn brochure ,,Pilaar en vastigheid der waarheid", bl. 63 v., was ook geheel het standpunt van de synode. Het citaat is misschien wel lang, maar wel duidelijk.
Dr. Knoppers schrijft aldus: ,,Wel wil Dr. Geelkerken 't telkens doen voorkomen, alsof de vragen, die hem werden voorgelegd, slechts van dogmatische en exegetischen aard zijn, immers betreffende den vorm der openbaring in de hoofdstukken 1-3 van het boek Genesis, en betreffende de uitlegging van allerlei bijzonderheden, welke ons in genoemde hoofdstukken worden medegedeeld", waartoe hij het recht aan de Classis ontzegt, wijl Art. 4 en 5 onzer Geloofsbelijdenis met geen enkel woord daarvan reppen. Maar zó staat de zaak niet. Het is de vraag, of wij als historische feiten hebben te erkennen, wat de Schrift in Gen. 2 en 3 ons meedeelt. En de beantwoording van die vraag kan niet van het resultaat van exegetisch onderzoek worden afhankelijk gesteld. De werkelijkheid van deze dingen staat voor wie Gereformeerd denkt en gelooft volkomen vast. Voor hem is het niet een ogenblik onzeker, of we hebben in Gen. 2 en 3 met historische werkelijkheid te doen, gelijk ook de Schrift zelve in 2 Cor. 11:3 en 1 Tim. 2:13 ons leert, waarom „het historisch karakter van het paradijsverhaal in de Christelijke Kerk" dan ook terecht „ten allen tijde werd vastgehouden".
Wie daaraan tornt, raakt in strijd met Art. 5 van onze Geloofsbelijdenis, want hij „gelooft niet zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is"; neen, veel meer, hij tast het aanzien en de autoriteit der H. Schrift aan.
Hij erkent niet als historische feiten, die de Schrift duidelijk als zodanig mededeelt. Of dit historische feiten zijn, is volstrekt geen kwestie van exegese, maar raakt de waarheid en betrouwbaarheid der Schrift, 't Gaat hier wel degelijk om het gezag van Gods Woord.
En wat het disputabel stellen van de feiten in Genesis 2 en 3 met zich meebrengt, zal aanstonds worden ingezien. Wat wij belijden omtrent den staat der rechtheid, het geschapen zijn van den mensch naar Gods beeld, het werkverbond, het proefgebod, de verleiding door de slang, den val van Adam en ons gevallen zijn in hem, komt op losse schroeven te staan. Maar ook wordt zóó een filosofisch element in verband met de kenleer, ten opzichte van de H. Schrift ingedragen, dat beslist moet worden afgewezen.
Ieder zal toch aanstonds gevoelen, dat, wanneer men dergelijke beschouwingen toelaat over Genesis 2 en 3, hetzelfde ook moet worden toegestaan bij andere Schriftgedeelten. De waarheid, de realiteit er van, wordt disputabel gesteld, maar — men moet den zin er van trachten te vatten. Zeker, alles ,,getrouwe en autoritatieve onthulling van den Raad Gods", waarnaar ,,eerbiedig moet worden geluisterd"; maar de realiteit ervan kan men disputabel stellen, om dan ,,onbevangen den zin er van te mogen verstaan". En zo wordt het tenslotte zelfs de vraag, of de Vleeswording des Woords en de kribbe van Bethlehem en het kruis van Golgotha en de opstanding van Christus en Zijn opvaren in onze natuur ten hemel wel historische werkelijkheid zijn. Zeker — men houdt het u wel voor: 't is alles „werkelijkheid, zelfs de hoogst denkbare werkelijkheid", maar — historische werkelijkheid? zie, dat is de vraag; en al zijn het geen historische feiten, zo we er den zin maar van vatten!
En nu zeggen we allerminst, dat Dr. Geelkerken zó over deze hooge heilswaarheden denkt, maar wie eenmaal den voet zet op dezen weg, betreedt een hellend pad, waarvan het einde niet is te voorzien.
Bij zulk een Schriftbeschouwing als hij, zo we ons niet vergissen, ten opzichte van Genesis 2 en 3 schijnt in te nemen, komt alles op losse schroeven te staan. Wij raken de vastigheden van Gods Woord geheel en al kwijt; de Belijdenis wordt aangerand; als Gereformeerde kerken zijn wij weg. Daarom is het nodig, dat er klaarheid kome, en niet de minste twijfel dienaangaande overblijve".
Dr. K. Schilder zegt het in zijn brochure ,,Een hoornstoot tegen Assen" (1929) aldus: „Toen Dr. Geelkerken zijn zaak voor de synode eenmaal had gebracht gezien ging het niet meer om de vraag van dat incidentele ding, een sprekende slang en een boom, maar om het openbaringsvraagstuk, gelijk het een toepassing zocht. Was Dr. Geelkerkens incidentele opvatting aanvaard, officieel, met zijn toelichting, dan had ieder een dergelijke openbaringsopvatting kunnen „toepassen" op elk ander bepaald punt" (bl. 58).
Uit wat in deze citaten gezegd wordt blijkt duidelijk, waar het de synode in 1926 om ging. Geelkerken bracht de hele zaak terug tot een kwestie van exegese en daarin moet vrijheid bestaan. De synode zag het gezag van Gods Woord aangerand en de deur opengezet voor onschriftuurlijke leer.
De synode had nog een bezwaar. Daarover de volgende maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1967

De Wekker | 8 Pagina's

Assen 1926 opgeheven (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1967

De Wekker | 8 Pagina's