Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kiesrecht der gemeente

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kiesrecht der gemeente

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het spreekt vanzelf, dat ik niet ga schrijven over inhoud en strekking van het rapport, dat over dit onderwerp vóór 1 januari 1968 aan alle kerkeraden werd toegezonden. Het is de bedoeling, dat dit rapport op de a.s. generale synode van onze kerken aan de orde komt. En het is geen usance, dat rapporten, die op de synode zullen dienen, van te voren openlijk in de pers besproken worden. In de eerste plaats zijn ze daarvoor niet gegeven en in de tweede plaats zou het een zuivere diskussie op de synode in de weg kunnen staan, wanneer reeds van te voren vóór en tegen in de kerkelijke bladen zou zijn behandeld en reeds een bepaalde stemming gekweekt. Bovendien behoor ik zelf tot de samenstellers van dit rapport en dan zou een bespreking in dit artikel wel heel sterk op een éénzijdige beïnvloeding kunnen gaan lijken. Een bespreking van het rapport zelf is dus taboe.
Maar het gaat mij om iets anders.
Van de scriba van de commissie, die het rapport in opdracht van de vorige synode samenstelde en toezond aan de kerkeraden, vernam ik, dat er nog al vraag is naar dit rapport, vooral van kerkeraden, die meer dan de hun toegezonden exemplaren begeren, maar ook niet-kerkeraadsleden vragen er herhaaldelijk om, waaruit blijkt, dat er nog al belangstelling voor is.
Nu merk ik allereerst op, dat het rapport voor de kerkeraden is, ter bespreking op hun vergaderingen en die van de classes en partikuliere synodes. Het is niet voor elk gemeentelid bedoeld, al is belangstelling voor wat in de kerken aan de orde is of komt altijd verblijdend. De zaken, die in de synodale rapporten aan de orde komen, gelden niet alleen de kerkeraden, maar de hele kerk.
Toch gaat het mij daar nu niet voornamelijk om. Er is een andere zaak, waar voor ik aandacht vraag.
De scriba van genoemde commissie deelde mij tevens mee, dat steeds weer niet gevraagd wordt om het rapport kiesrecht der gemeente, maar de vrouw in het ambt. Men is blijkbaar, daar deze laatste kwestie in andere kerken aan de orde is, zozeer met dit onderwerp vervuld, dat men meent, dat het daar ook op onze a.s. generale synode over gaan zal.
Met genoemde scriba ben ik van mening, dat dit misverstand zo gauw mogelijk de wereld uit moet, om de zaken zuiver te houden.
Het gaat om iets heel anders. Dat behoort ieder te weten.
Kiesrecht der gemeente is iets anders dan de vrouw in het ambt. Die twee moeten goed uit elkaar gehouden worden.
De synode van Zwolle/Apeldoorn benoemde op 13 jan. 1966 een commissie, die tot taak kreeg de zaak van het kiesrecht der gemeente te bestuderen en het resultaat van haar arbeid vóór 1 jan. 1968 de kerken te doen toekomen.
De synode nam dit besluit naar aanleiding van een instructie van de Particuliere Synode van het Westen, waarin via de classis een uitspraak van de kerkeraad van Amsterdam-West aan haar werd doorgegeven.
De kerkeraad van Amsterdam-West had namelijk uit de gemeente een vraag ontvangen of men in de kerkorde onder gemeente nu eens de gehele gemeente, voor zover belijdend lid en niet gecensureerd, en dan weer een deel van de gemeente dient te verstaan.
Met name werd gedacht aan art. 4 en 22, resp. 24 van de kerkorde.
In art. 4 gaat het over de toelating tot het ambt van dienaar des Woords. Daartoe worden vier dingen vereist, nl. beroeping, examen, approbatie en openlijke bevestiging.
Van de beroeping wordt o.m. gezegd, dat zij zal geschieden onder aanroeping van de Naam des Heeren door de kerkeraad na verkiezing door de gemeente.
De praktijk is, dat slechts een deel van de gemeente aan de verkiezing mag deelnemen, namelijk uitsluitend de mannen. De vrouwen zijn daarbij uitgesloten.
Dit zelfde geldt ook bij de verkiezing van ouderlingen en diakenen door de gemeente (art. 22 en 24). Ook daaraan mogen de vrouwen geen deel nemen. Wel met hun meeleven en gebed, maar niet met hun daadwerkelijke stem.
In de praktijk is dus bij verkiezing of stemming de gemeente alleen de mannen.
Als echter in art. 4 van de approbatie van de leden der gemeente sprake is, wordt de gemeente met de vrouwen bedoeld. Want de vrouwen hebben wel het recht van approbatie, d.i. van goedkeuring. Vrouwen hebben ook het recht om bezwaren in te dienen tegen een eventuele bevestiging van een gekozen ambtsdrager.
Het blijkt dus dat in de praktijk van het kerkelijke leven onder gemeente nu eens heel de gemeente dan weer een deel van de gemeente wordt verstaan.
Het typische is echter dat dit in de kerkorde nergens met zoveel woorden wordt uitgesproken.
Wel treft men een geslachtelijke onderscheiding aan tussen de leden der gemeente in het „Reglement op het examen en de toelating tot het herder- en leerambt”, vastgesteld op de Generale Synode van de Afgescheiden kerk te Amsterdam 1836. Daar wordt in art. 9 bepaald, dat bij verkiezing de kerkeraad, met de gehele gemeente vergaderd zijnde, zal beginnen met den Heere aan te roepen, opdat de harten tot een goede keuze geneigd worden, „waarna de mansledematen der gemeente hunne stemmen zullen uitbrengen”. De bekende synode van Utrecht 1837 neemt dit over met een kleine toevoeging (die tot het Heilig Avondmaal worden toegelaten) en in dit voetspoor wordt art. 22 D.K.O. in dezelfde zin veranderd. Deze kerkorde heeft echter slechts tot 1840 geldigheid gehad, waarna men weer terugkeert tot de kerkorde van 1618/'19.
Ook in onze huidige kerkorde staat niet, dat alleen manslidmaten aan de verkiezing mogen deelnemen.
De onzekerheid, die bij enige leden in Amsterdam-W. leefde, is dus niet zo onbegrijpelijk.
De kerkeraad van Amsterdam-W. heeft zich daarna op deze kwestie bezonnen en zijn gedachten in een breed rapport geformuleerd en als zijn oordeel uitgesproken, dat — in geval een kerkeraad overtuigd is dat het naar Schrift, belijdenis en Kerkorde niet geoorloofd is in de artikelen 4 en 22, resp. 24, van de Kerkorde nu eens de gehele gemeente, voorzover belijdend lid en niet gecensureerd, dan weer een deel van de gemeente te verstaan — geen belijdend lid van de gemeente, tenzij staande onder censuur, mag worden uitgesloten van uitoefening van de in deze artikelen erkende rechten van de gemeente.
De kerkeraad van Amsterdam-W. drong er bij de generale synode op aan hetzelfde uit te spreken. Zoals gezegd kwam de uitspraak met het verzoek via classis en P.S. op de G.S.
Het is duidelijk, dat de uitspraak van Amsterdam inhoudt, dat niet alleen ongecensureerde belijdende manslidmaten aan de verkiezing der gemeente mogen deelnemen, maar ook dito vrouwen, indien men dit in overeenstemming acht met Schrift, belijdenis en kerkorde.
De synode benoemde een commissie, die haar ter vergadering zou adviseren. Deze commissie sprak als haar oordeel uit, dat de Schrift hier uitspraak moet doen. Maar wat zegt de Schrift en hebben we hen op dit punt wel altijd goed verstaan? Was onze kijk op de positie van de vrouw in de kerk schriftuurlijk of tijdgebonden? Niet alleen in Amsterdam-W., maar ook elders in de kerk leven deze vragen.
De commissie kwam niet met een afgerond oordeel. Ook andere vragen bleven liggen dan de reeds genoemde. Wat betekent het ambt aller gelovigen? Hoort het kiesrecht daartoe wezenlijk of niet? Wat is het onderscheid tussen het algemene en het bijzondere ambt? Maakt hef nog verschil of een vrouw gehuwd of ongehuwd is? enz.
Een nader bestudering van deze en andere vragen leek de commissie zeer gewenst.
In overeenstemming met dit advies benoemde de synode een nieuwe commissie, die tot taak kreeg deze aangelegenheid nader te bestuderen en het resultaat van haar arbeid vóór 1 jan. 1968 aan de kerken te doen komen.
Dat heeft de commissie gedaan.
Men moet dus goed begrijpen waar het om gaat.
Het kiesrecht der gemeente heeft niets met de vrouw in het ambt te maken. Men moet die twee ook niet aan elkaar verbinden. Dat vertroebelt de zaak.
Het kiesrecht behoort tot het ambt aller gelovigen. Zo is het steeds gesteld. De vraag waarom de gelovige vrouw daarvan uitgesloten is, is dus heel begrijpelijk. Volgens Hand. 2:17 en 18 bezitten ook de vrouwen het ambt der gelovigen. Volgens Hand. 1:23 werkt de hele schare van omtrent honderd twintig personen samen met de apostelen bij het opmaken van het dubbeltal voor het apostelschap. En daar waren ook vrouwen bij. Hoe moeten we dit zien?
Maar passief kiesrecht is iets anders. We mogen niet konkluderen, dat wie kiest ook kan gekozen worden. Voor het bijzondere ambt gelden regels, die voor het algemene ambt niet gelden.
Het gaat niet om de vrouw in het ambt. Dat is een totaal andere kwestie.
Het gaat om het kiesrecht der gemeente.
En men moet dat niet verwarren.
Ik wilde er slechts op wijzen, waar het in het bewuste rapport over gaat.
Het gaat straks op de synode niet over de vrouw in het ambt.
Maar over het kiesrecht der gemeente en om de vraag of in dat geval bij de gemeente ook de vrouwen moeten gerekend worden.
We moeten de zaak zuiver houden.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1968

De Wekker | 8 Pagina's

Kiesrecht der gemeente

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1968

De Wekker | 8 Pagina's