Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Generale Synode 1968 (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale Synode 1968 (VI)

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De laatste synodedag
Vrijdag 27 september was het de laatste synodedag. In de loop van de laatste week was het duidelijk geworden dat de synode op geen stukken na klaar zou komen met de afwerking van de agenda. Belangrijke zaken als het rapport van deputaten voor liturgische geschriften en voor de psalmberijming waren nog niet aan de orde geweest. De kwestie van het kiesrecht voor de vrouw was niet afgehandeld. Nog allerlei kleinere stukken waren blijven liggen. In de eerste week van januari hoopt de synode weer samen te komen. Er zal dan waarschijnlijk drie dagen vergaderd worden. Overigens bleek inzonderheid tijdens deze synode dat de synode tot een andere werkwijze zal moeten overgaan. Er moet een soort huishoudelijk reglement komen, waarin de rechten en plichten van synodeleden duidelijk geregeld worden; waarin precies staat aangegeven wanneer men het woord kan krijgen en wanneer niet. Er wordt teveel gepraat; en teveel over hetzelfde onderwerp gepraat en niet op de juiste tijd. Dat vertraagt de arbeid en maakt dat de behandeling van een zaak te veel kostbare synodetijd vraagt.
De behandeling van de zaken in de commissies laat ook te wensen over. Wanneer in een commissie een bepaald rapport of een bepaalde instructie niet van alle kanten is bekeken en er geen duidelijke conclusies zijn getrokken of concrete voorstellen worden geformuleerd, wordt dezelfde zaak in de synode overgedaan. Dat is nu juist de bedoeling niet. Het gaat er juist om dat de zaak in de commissies zo goed is behandeld dat de synode in feite alleen maar heeft te spreken over de conclusies. Men kan grote bezwaren hebben tegen het anglicaanse vergadersysteem — zoals we dat op de Geref. Oec. Synode hebben meegemaakt, — maar feit is dat dit systeem veel zakelijker is en in feite minder tijd vraagt, al vraagt het veel meer van de attentie van de afgevaardigden.
Op de laatste middag deed ds. op den Velde een voorstel om te komen tot een zakelijker wijze van vergaderen. Het moderamen zal zich op deze zaak bezinnen en in januari een voorstel doen.
Graag willen we nog vermelden voor we tot een verslag van de laatste zittingsdag overgaan dat de verzorging in Hilversum uitstekend is geweest. De vaste staf van medewerksters werd dan ook op de laatste synodedag uitgenodigd om mee te eten in Paviljoen Wilschut. Trouwens aan verzorging op andere wijze ontbreekt het ook niet. We noemden reeds verschillende tractaties en niet te vergeten de prachtige bloemen die de synodetafels sieren, verzorgd eerst door Aalsmeer en daarna door Rijnsburg, de laatste dank zij een Hilversumse vakman zeer deskundig, terwijl deze zending voorzien was van een bloemrijk schrijven. Het is een vreugde te weten dat er wordt meegeleefd met de arbeid van de synode en dat door al deze attenties, genoemd of ongenoemd, liefde wordt getoond tot het kerkelijke leven.

De G.O.S.
Op deze laatste synodedag is zeer uitvoerig gesproken over twee aspecten van het rapport van deputaten voor eenheid van de gereformeerde belijders en correspondentie met buitenlandse kerken: n.l. de G.O.S. en de I.C.C.C. Beide internationale organisaties vergaderden deze zomer. Aan genoemd deputaatschap was de afvaardiging opgedragen naar de G.O.S. en naar het I.C.C.C.-congres. De rapporten van de afgevaardigden kwamen in het kader van een supplement-rapport van deputaten aan de orde. De synode heeft zich intens met deze rapporten bezig gehouden en haar oordeel gegeven over deze arbeid.
Het rapport van de afgevaardigden naar de Gereformeerde Oecumenische Synode vermeldde eerst de afgevaardigden, daarna de werkwijze en vervolgens de besluiten over de vrouw in het ambt, de oecumeniciteit, de rassenverhoudingen, Israël, art. 36 N.G.B., Schrift en inspiratie.
In de conclusies stond o.a.: „De gehouden vergadering van de Geref. Oec. Synode heeft uw afgevaardigden overtuigd van de grote betekenis van de ontmoeting van en contacten met vertegenwoordigers van gereformeerde kerken over heel de wereld. Het trof deze broeders te ontdekken dat niet alle Nederlandse afgevaardigden gelijk denken en dat men bij de christelijke gereformeerde afgevaardigden meer geestelijke verwantschap bemerkte dan bij de andere afgevaardigden uit Nederland.
Op deze synode is duidelijk openbaar geworden dat er groeiende verschillen zijn tussen de Gereformeerde Kerken in Nederland en de gereformeerden in andere landen, uitgezonderd de Indonesische kerken, die gelijk dachten en stemden als de gereformeerde afgevaardigden. Dit kan consequenties hebben voor de ontwikkeling en invloed van de Gereformeerde Oecumenische Synode.
Deputaten vestigden op grond van dit rapport de aandacht van de synode op de volgende punten:
1. De G.O.S. droeg ook onze kerken op een onderzoek in te stellen naar de kerkscheuringen, die in Pakistan en Kameroen hebben plaats gehad en daarover aan de volgende G.O.S. te rapporteren.
2. De G.O.S. sprak de wenselijkheid uit, dat er regionale conferenties worden gehouden van kerken, die aangesloten zijn bij de G.O.S.
3. De G.O.S. voldeed aan het verzoek van de zijde van onze kerken om aandacht te besteden aan de roeping tot evangelieverkondiging onder Israël.
4. De G.O.S. riep haar aangesloten kerken, dus ook onze kerken, op studie te maken van het vraagstuk „Schrift en inspiratie”.
5. De kosten van de gehouden G.O.S. worden geschat op 20.000 dollar. 5% hiervan is 1000 dollar of ƒ 3.600,—; dit bedrag komt extra op de uitgavenpost naast de jaarlijkse bijdrage. (Na sluiting van de G.O.S. is ons percentage van 5% veranderd in 4%).
Het commissierapport sloot zich in grote lijnen bij het deputatenrapport aan.
Toen deze zaak in bespreking werd gegeven meldden zich verschillende afgevaardigden om hun vragen te stellen of hun visie te geven.
Allereerst ds. Jac.J. Rebel, die inhaakte op het voorstel van de commissie het deputaatschap voor de eenheid van de gereformeerde belijders en de correspondentie met buitenlandse kerken te belasten met het door de G.O.S. opgedragen onderzoek naar de kerkelijke gebeurtenissen in Pakistan en Kameroen. Hij vroeg of het wel juist was dit deputaatschap met dit onderzoek te belasten en wilde in ieder geval die deputaten van dit onderzoek uitsluiten, die bij de I.C.C.C. betrokken zijn.
Ds. H. v.d. Schaaf zou graag de besluiten van de G.O.S. zwart op wit voor zich hebben om beter te kunnen oordelen. Verder informeerde hij naar het standpunt van de afgevaardigden m.b.t. het besluit dat de G.O.S. nam t.a.v. de I.C.C.C. „Hoewel er veel is in de geloofsverklaring, die de basis vormt van de I.C.C.C., dat aanbeveling verdient, ontdekt de synode in de grondslag en de praktijk van dat orgaan toch trekken waarmee zij zich niet kan verenigen; daarom raadt zij op dit moment het lidmaatschap ervan niet aan, maar laat het aan het oordeel van de verschillende kerken over of zij lid zullen worden”. Hebben onze afgevaardigden hier ook voor gestemd, zoals zij ook voor het voorstel stemden advies te geven aan de aangesloten kerken zich niet bij de Wereldraad aan te sluiten?
Ds. Baan informeerde naar de houding van onze afgevaardigden inzake de bespreking van „de vrouw in het ambt”.
Ds. op den Velde vroeg een nadere verklaring over de opmerking in het rapport m.b.t. de rassenverhoudingen: „Uw afgevaardigden hebben zich laten leiden door de gedachte, dat het niet tot de taak van de kerk, laat staan tot die van de Geref. Oec. „Synode” behoort gedetailleerde uitspraken te doen over politieke en economische aangelegenheden; de G.O.S. zou dan „Wereldraad-allures” hebben aangenomen”.
Andere afgevaardigden stelden vragen op kleinere onderdelen: de arbeid van de vaste commissie voor de zending; de brief die Israël-deputaten zonden en de bevoegdheid van het deputaatschap correspondentie buitenlandse kerken m.b.t. stukken voor de G.O.S. Het was inzonderheid ds. K.J. Velema, die deze zaak aan de orde stelde.
Ds. J. de Jong informeerde behalve naar de uitspraken van de G.O.S. over de I.C.C.C. en Pakistan over de behandeling van de rassenkwestie. Is het juist dat in Zuid-Afrika de apartheidspolitiek niet als rassendiscriminatie wordt gezien? Als onze afgevaardigden in hun rapport opmerken dat de G.O.S. geen gedetailleerde uitspraken moet doen over politieke en economische aangelegenheden, geldt ditzelfde dan ook niet van de I.C.C.C., die toch in haar resoluties ook uitspraken doet over politieke en economische aangelegenheden.
De rapporteur van de commissie, ds. G. Bilkes, behoefde niet veel te antwoorden, omdat de meeste vragen rechtstreeks aan de afgevaardigden waren gericht.
Drie afgevaardigden gaven volledige inlichtingen.
Allereerst prof. van Genderen, die enkele algemene beschouwingen gaf, uitlegde dat het zo kort na de sluiting van de G.O.S. niet mogelijk was de resoluties gedrukt aan de synode voor te leggen. Hij deelde mee dat de afgevaardigden voor het voorstel van de I.C.C.C. hadden gestemd, hoewel onze kerken zelf lid zijn van de I.C.C.C. Dit was gebeurd omdat men na het besluit t.a.v. de Wereldraad één lijn wilde volgen. De passage over de grondslag van de I.C.C.C. heeft betrekking op de kerk. Bovendien was deze beslissing in de lijn van de uitspraken van een vorige Geref. Oec. Synode. Men lette ook op de formulering: niet aanraden, hetgeen iets anders is dan afraden.
Ds. J.H. Velema ging uitvoerig in op de vragen t.a.v. de uitspraken m.b.t. de rassenverhoudingen. De opmerking over het zich onthouden van gedetailleerde uitspraken moet gezien worden tegen een bepaalde achtergrond. Hij citeerde diverse passages uit het minderheidsrapport, die wel zeer gespecificeerde aanwijzingen wilden geven.
De I.C.C.C. geeft inderdaad ook verschillende gedetailleerde uitspraken in haar resoluties. Over het algemeen hebben wij aan die resoluties geen behoefte. Ze hebben ook een andere waarde dan uitspraken van de G.O.S. Men moet ze zien in het licht van de Amerikaanse situatie, waar christelijke organisaties worden gemist en waar in christelijke kringen om deze reden veel meer behoefte is aan dergelijke resoluties.
Het grote gevaar van gespecificeerde uitspraken is dat de kerken zich gaan bewegen op een terrein dat het hare niet is. Er wordt een deskundigheid vereist, die de kerk als zodanig niet heeft en die de G.O.S. zich zeker niet aan kan meten. Had de G.O.S. deze uitspraken wel gedaan, dan zou zij zich net als de Wereldraad zeer op het politieke en economische vlak hebben bewogen. Het gevaar van horizontalisering lag op de loer. Overigens zullen de uitspraken over de rassenverhoudingen door elk van de aangesloten kerken moeten worden besproken. We hebben niet te maken met persoonlijke reacties van G.O.S.-afgevaardigden, maar we moeten de kerkelijke reacties afwachten. Op de volgende G.O.S. moeten de kerken rapporteren.
Prof. dr. W.H. Velema beantwoordde tenslotte de vraag over het standpunt van de afgevaardigden m.b.t. „de vrouw in het ambt”. Onze afgevaardigden hebben niet gestemd voor het voorstel waarin uitgesproken werd dat de ambten van ouderling en predikant niet voor de vrouw mogen worden opengesteld, zoals de G.O.S. in meerderheid uitsprak. Dit is gebeurd niet omdat de afgevaardigden het in wezen eens zouden zijn met de gereformeerde afgevaardigden, maar omdat eerst een voorstel was aangenomen om een commissie te benoemen, die deze hele problematiek zou bestuderen. Als men dit eerst uitspreekt dan is het niet juist om daarna toch een uitspraak te doen over een bepaald onderdeel. Alleen om deze reden stemden onze afgevaardigden tegen. Overigens is juist onzerzijds een voorstel ingediend en aangenomen, waarin de G.O.S. uitsprak dat de kerken voorzichtig moesten zijn in het gaan op de weg van openstelling van het ambt voor de vrouw.
Nog één zaak bleef over: de wijze van indiening van voorstellen bij de G.O.S. Commissie III, die over het rapport van Israël-deputaten had te oordelen, had reeds voorgesteld uit te spreken „dat de wijze van indiening van stukken voor de G.O.S. en de instruering van afgevaardigden zo geschiede dat er een goed vooroverleg plaats vindt tussen het deputaatschap, waaronder de zaken van de G.O.S. ressorteren en de deputaatschappen, die zich tot de G.O.S. willen wenden”.
Dit voorstel was aangehouden tot de behandeling van het rapport over de G.O.S.-zaken. Er werden diverse opmerkingen over dit onderwerp gemaakt. Uiteindelijk werd het voorstel-Brienen aanvaard deputaten voor correspondentie met buitenlandse kerken op te dragen een regeling te ontwerpen voor de wijze van indiening van stukken bij de G.O.S. en zo mogelijk aan deze synode hierover te rapporteren.
Een voorstel deputaten op te dragen om te komen met een suggestie tot wijziging van de naam van de Geref. Oec. Synode werd op advies van prof. van Genderen niet in behandeling genomen. Een dergelijke naamswijziging zou in de huidige situatie de positie van de G.O.S. verzwakken.
Verder kregen deze deputaten opdracht om verschillende aspecten van de verhouding Schrift en inspiratie te bestuderen.
De hele morgenvergadering werd aan deze zaak besteed.

I.C.C.C.
's Middags kwam het rapport van de afgevaardigden naar het 7e plenaire congres van de I.C.C.C. aan de orde. Ook deze broeders hadden een overzichtelijke indruk gegeven van het gehouden congres: samenstelling, programma, toespraken, Pakistan, resoluties, benoemingen, algemene indruk. Wat het laatste betreft merkten zij op: „Het congres is reeds vergeleken met een toogdag of schooldag. Die vergelijking is juist. Het congres is geen synode. De uitspraken, daar gedaan, hebben dan ook niet het gewicht van synode-uitspraken en niemand bedoelt er dit gewicht aan te geven.
Dat kerken, ook als zij in congres bijeen zijn, toch altijd het Woord Gods hebben te spreken, met alle zorgvuldigheid van dien, wordt niet altijd voldoende verstaan.
Te gemakkelijk maken velen in de congres-kring een tegenstelling tussen eenvoudig geloof en theologie, tussen „lezen wat er staat” en het verstaan van de Schrift.
Intellectualisme is een dodelijk gevaar, maar anti-intellectualisme ook. Maar ondanks dit, is het wereldverband van de I.C.C.C. nodig. Onze kerken hebben daar hun plaats in te nemen, naar de opdracht van Christus en naar de belijdenis, dat niemand op zich zelf mag blijven staan”.
Onder het hoofd „Toespraken” hadden de afgevaardigden opgemerkt: „Als Chr. Geref. Kerken zullen wij in deze kring iets hebben te geven, ook iets hebben te verdragen, en ook iets kunnen ontvangen. Maar uw afgevaardigden geloven, dat wij in die kring behoren. Zowel vanwege de gemeenschap in het geloof, als vanwege de gemeenschappelijke strijd in deze wereld”.
T.a.v. de gebeurtenissen in Pakistan kwamen de afgevaardigden tot de opmerking: „De ontmoeting met de Pakistaanse afgevaardigden gaf uw afgevaardigden de indruk, dat deze mannen tenvolle wisten wat zij deden. Hier was geen kerkelijk spelletje aan de gang. Als kinderen der Scheiding van 1834 konden wij hen verstaan in heel hun handel en wandel”.
Met betrekking tot de resoluties merkte men in het rapport o.a. op: „Uitdrukkelijk hebben uw afgevaardigden zich gedistancieerd van de resolutie over het rooms-katholicisme. De onwaardige kretenslakerij in dit stuk, waarin niet over de dwaling van Rome, en alleen over de bedreiging door Rome wordt gesproken, werd door ons als „nonsens” gekwalificeerd. Het baatte echter niet. Een voorstel van dr. Hedegard het concept ter volledige herziening terug te zenden aan de commissie, werd verworpen. Met 10 stemmen tegen werd de resolutie aanvaard”.
M.b.t. de tot standkoming van de resoluties raporteerden de afgevaardigden: De concepten voor de resoluties werden aan het begin van de morgensamenkomst uitgereikt, werden voorgelezen en onmiddellijk daarna in bespreking gegeven. Al is deze methode een verbetering in vergelijking met het vorige congres, ook nu bleef de mogelijkheid dat uitspraken werden vastgesteld, die bij nauwkeuriger toezien beter anders hadden kunnen zijn.
De commissie „Kerk en kerken” sloot zich bij het rapport van de afgevaardigden aan. „Hier kunnen onze kerken dienen op het wereldfront in de vertolking van het getuigenis der Schriften en in de strijd tegen het modernisme. Dit is de kern, waarom het gaat bij het werk van de I.C.C.C.”.
Het rapport over de I.C.C.C. ontlokte een brede bespreking, waarin diverse kritische vragen werden gesteld.
Ds. M.W. Nieuwenhuijze was de eerste, die kritiek uitte op de resoluties van de I.C.C.C. Als de afgevaardigden zelf zeggen dat zij zich van een bepaalde resolutie hebben gedistancieerd en de zaak toch doorging, moeten we dan concluderen dat wij zo weinig invloed hebben? Is het dan wel verantwoord lid te blijven terwijl de kosten hoog zijn? Ds. Tanis drong er op aan dat nogmaals verzocht moest worden de concepten voor de resoluties eerder beschikbaar te stellen. Hij informeerde naar de resolutie over het Rooms Katholicisme. Was het oordeel van de afgevaardigden juist?
Ds. K.J. Velema riep op tot bezinning over de I.C.C.C. Wat gebeurt er nu eigenlijk? Belangstellend was hij naar de resolutie over de G.O.S. Deze afgevaardigde uitte scherpe kritiek en sprak er zelfs van zich te schamen dat onze kerken lid zijn van deze organisatie.
De taak van de rapporteur, ds. G. Bilkes, was gemakkelijk omdat de meeste vragen de afgevaardigden raakten. Hij merkte op dat de betekenis van de resoluties in geding is. Drs. J.P. Versteeg beantwoordde als afgevaardigde de verschillende vragen, die waren gesteld. De resolutie over de G.O.S. is niet in behandeling gekomen omdat onze afgevaardigden er met klem op wezen dat de beslissing van de G.O.S. t.a.v. de I.C.C.C. nog niet bekend was. Breedvoerige inlichtingen gaf hij over de resolutie m.b.t. het Rooms-Katholicisme waartegen onze afgevaardigden grote bezwaren hadden omdat deze resolutie een vertekend beeld gaf van de R.K. Kerk en afgestemd was op een andere situatie terwijl geen rekening werd gehouden met de gang van zaken op het Tweede Vaticaanse Concilie. Sterk drong ds. Versteeg er op aan alle factoren in rekening te brengen bij de beoordeling van de I.C.C.C. Er zijn inderdaad vragen; in onze Nederlandse situatie zijn we gewoon verschillende dingen anders te bekijken en te beoordelen dan in de Amerikaanse situatie het geval is. Maar de positieve kracht van de I.C.C.C. is onmiskenbaar. Het is een zegen dat deze organisatie er in deze tijd is.
In de tweede ronde werden verschillende bezwaren nog eens extra onderstreept. Ds. J. de Jong kwam zelfs met het voorstel uit te spreken dat een blijvend lidmaatschap van de I.C.C.C. bedenkingen oproept. Maar dit voorstel werd niet ondersteund en kwam niet in stemming.
Tenslotte kwamen de voorstellen in stemming, zoals die gedaan waren door de commissie.
De synode droeg deputaten voor eenheid en correspondentie op zelfstandig of in overleg met de Reformed Churches of New Zealand, een onderzoek in te stellen naar de kerkscheuringen, die in Pakistan en Kameroen hebben plaats gehad en daarover aan de Gen. Synode van 1971 te rapporteren. De suggesties door sommige afgevaardigden gedaan om bepaalde deputaten van dit onderzoek uit te sluiten werden van de hand gewezen. In feite zou dit betekenen dat de overige deputaten geen zelfstandigheid genoeg bezitten om objectief te oordelen.

Slot
De rest van de laatste middagvergadering werd besteed aan besluitvorming t.a.v. de Raad van Kerken en het kerkelijke bureau, welke besluiten reeds vermeld zijn.
In comité-vergadering werden verschillende benoemingen gedaan voor de deputaatschappen, wier rapport reeds gediend had op de synode-vergaderingen.
In „Wijzigingen Jaarboek 1968” wordt het resultaat van deze benoemingen vermeld.
Nadat ds. op den Velde een voorstel had ingediend m.b.t. de orde van vergaderen — zie begin van dit artikel — ging de praeses om ongeveer 5 uur de vergadering sluiten. Een kort woord sprak hij t.a.v. de verrichte arbeid. Dinsdag 7 januari 1969 om 10 uur komt de generale synode D.V. weer in Hilversum bijeen.
We luisterden naar Psalm 121. Prof. Oosterhoff ging op verzoek van de praeses voor in gebed. Handen werden gedrukt, groeten meegegeven, sterkte gewenst, een hartelijk „tot ziens” werd tientallen keren herhaald.
Het duurde niet lang of de afgevaardigden, velen gemotoriseerd, haastten zich naar huis en gemeente, waar veel werk was blijven liggen, dankbaar voor het synodale werk dat kon afgehandeld worden.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1968

De Wekker | 8 Pagina's

Generale Synode 1968 (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1968

De Wekker | 8 Pagina's