De eeuwige strijd
Ik zet vijandschap . . . . Genesis 3:15
Sinds de kerkvader Irenéus wordt dit woord het protevangelium genoemd, d.w.z. het eerste evangelie. Het is de eerste boodschap van strijd, maar ook van overwinning en verlossing.
Men spreekt ook wel van de moederbelofte, d.w.z. de belofte, waarin alle latere heilsbeloften liggen opgesloten en als het ware uit geboren worden.
Het woord gewaagt van de eeuwige strijd tussen vrouwenzaad en slangenzaad. Die strijd is het gevolg van een vijandschap, die door God Zelf gezet is. Hij stelt die vijandschap in Zijn woord tot de slang: Ik zet vijandschap tussen u en deze vrouw, tussen uw zaad en haar zaad en dat zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen.
De vrouw is ten prooi gevallen aan de verleiding door de slang. Zij is daardoor in zijn macht gekomen. De vrouw schijnt te staan aan de kant van de slang en men zou kunnen denken, dat God verloren heeft.
Maar het laatste woord is niet aan de slang, maar aan God. Hij zet de vijandschap en de strijd. De strijd is niet ten einde, maar begint nu pas.
God zet de vijandschap van de slang tot de vrouw, wier verderf hij bedoelt. Maar ook van de vrouw tot de slang, uit wiens machten en listen zij zich zal trachten te ontrukken.
De gehoorzaamheid van de vrouw aan de slang is het laatste niet. Die gehoorzaamheid zal door God in verzet en vijandschap worden omgezet. God laat de mens niet los en geeft de slang de overwinning niet. In de strijd tegen de slang staat de vrouw weer principieel aan de kant van God.
En die strijd zal de strijd der eeuwen zijn. Als straks Eva er niet meer wezen zal en de slang zal zijn verdwenen, gaat de strijd toch door. Ze gaat door tussen het zaad van de slang en het zaad van de vrouw.
Men kan hier, zoals ook Calvijn doet, in eerste instantie denken aan de eeuwige vijandschap en strijd tussen slangen en mensen. De slang is een gevaarlijk dier en miljoenen mensen zijn in de loop der eeuwen aan een beet van de slang ten prooi gevallen.
De mens tracht de slang te doden door diens kop te vermorzelen. Dat is de enige manier om een slang dodelijk te treffen. En de slang probeert een mens te bijten in zijn hiel en dan zijn dodelijk gif daar in te spuiten. Dat is de taktiek van de slang en menig mens en dier is daar het slachtoffer van geworden (vgl. Gen. 49:17).
Maar het gaat om meer in onze tekst dan om de eeuwige strijd tussen slangen en mensen. De woorden in de tekst zijn daaraan wel ontleend. Maar ze hebben de meerwaarde van elk profetisch woord. Terecht zegt Böhl, dat het al te oppervlakkig is om bij een strijd tussen mensen en dieren staan te blijven. Het gaat daarom zelfs nauwelijks. Het gaat om de eeuwige strijd tussen duivel en mens, tussen de antigoddelijke machten, die de mens verleiden en opzetten tegen God, en de mens die zich daaraan te ontworstelen tracht.
We zagen reeds eerder, dat de slang in het paradijs meer is dan een gewoon dier. Hij is naar het woord van Christus de duivel, de mensenmoorder van den beginne en de vader der leugen (Joh. 8:44). Hij is de Satan, de verleider der mensheid (Openb. 20:2v). Hij is het, die de eeuwen door de mens zal trachten op te zetten tegen God. Het slangenzaad zijn de antigoddelijke machten, die de eeuwen door werkzaam zijn in de ongehoorzaamheid en de opstand van de mens tegenover God.
Maar God zet de vijandschap. Namelijk de vijandschap van de mens tegen de machten uit de afgrond. Dat betekent, dat de Godevijandige machten het laatste woord in deze wereld niet zullen hebben. God trekt de mens weer aan Zijn kant. Hij doet dat — om met woorden uit het N.T. te spreken — in de weg van wedergeboorte en vernieuwing door Zijn Geest.
Van nature geeft de mens zich gewonnen. Maar als God de strijd zet, gaat de mens in plaats van tegen God zich verzetten tegen de verleidingen van Satan (Ef. 6: 11vv). En als God de strijd zet is de overwinning zeker.
Er zijn exegeten, die beweren dat er in onze tekst alleen van strijd en niet van overwinning sprake is. Een uitzicht wordt niet geboden, zo wordt gezegd. De strijd zou onbeslist gelaten worden. Er zou alleen worden gezegd, dat het een strijd zal zijn op leven en op dood en er zullen vele slachtoffers vallen, maar aan wie de overwinning zijn zal, zou worden opengelaten.
Het resultaat is immers bij de mens en bij de slang precies hetzelfde. Het vrouwenzaad vermorzelt de slang de kop en dat betekent zijn dood. En het slangenzaad vermorzelt de mens de hiel.
Het woord „vermorzelen” is in het laatste geval misschien wat vreemd. We kunnen wel spreken van het vermorzelen d.w.z. het verbrijzelen van de kop van een slang. Maar een slangenbeet verbrijzelt niet de hiel. Bedoeld wordt dat de slang daar zijn vergif inspuit dat dodelijk voor de mens zal zijn. In het Hebreeuws staat in beide gevallen hetzelfde woord. Dat kan in het Hebreeuws waarschijnlijk wel. We moeten zeggen „waarschijnlijk”, omdat het Hebreeuwse werkwoord in de bijbel maar een enkele maal voorkomt. Wij moeten misschien vertalen, dat het slangenzaad de hiel van het vrouwenzaad dodelijk zal treffen. Zowel van de slag van de mens als van de beet van de slang zal de dood het gevolg zijn.
Dat wijst op de felheid van de strijd en we mogen, dacht ik, die felheid niet verzwakken door te beweren zoals Aalders en Schelhaas doen, dat een slag op de kop van een slang wel altijd dodelijk, maar een beet van de slang in de hiel niet altijd dodelijk is en zo de slang zwakker zou zijn dan de mens.
Aan beide kanten wordt de strijd met dezelfde felheid gestreden. En daar ligt dan ook geen overwinning in.
De overwinning ligt hierin, dat God de strijd gezet heeft. En dat wordt door sommige exegeten te veel vergeten. De overwinning wordt niet toegeschreven aan enige kracht van de mens. God zet de strijd in en dat doet Hij met het oog op de overwinning, die Hij bewerken zal.
In zoverre kan men hier spreken van het eerste evangelie en de moeder van alle heilsbeloften.
Exegeten hebben gestreden over de vraag of het zaad der vrouw collectief of individueel moet worden opgevat. M.a.w. of we moeten denken aan het mensengeslacht in haar geheel of aan één mens, die uit het menselijk geslacht geboren wordt en de strijd zal aangaan en de overwinning brengen zal.
Ik geloof, dat dit getwist volkomen ijdel is. Het onderscheid dat wij maken tussen collectiviteit en individu bestaat in het bijbels denken zó niet. De ene mens is deel van het geheel. In de ene mens manifesteert zich het geheel en het geheel in de ene mens. Gedacht wordt aan de eeuwige strijd tussen de demonische machten en de mens in het algemeen, wat nog niet hetzelfde is als ieder mens. Ook Calvijn laat het woord „zaad” slaan op de gehele nakomelingschap van de vrouw.
Maar dat verhindert ons niet om Jezus Christus te zien als de exponent van de mensheid, die de grote strijd zal aangaan om de slang de kop te vermorzelen en eeuwig de verleider te overwinnen. Hij, de eeuwige Zoon van God wordt mens, één uit ons menselijk geslacht, opdat Hij de werken van de duivel zal verbreken (1 Joh. 3:8). Hij is het vrouwenzaad bij uitstek, in wie Genesis 3:15 zijn vervulling vindt.
Op Hem spitst de strijd zich toe. Reeds vanaf Zijn geboorte legt de duivel het op Zijn ondergang toe.
We lezen in Openb. 12, dat de draak klaar stond voor de vrouw, die op het punt stond om te baren, om zodra zij haar kind gebaard had, dat te verslinden. Maar vóór de draak zich aan het kind vergrijpen kon, werd het weggevoerd naar God en Zijn troon. Dat betekent, dat de overwinning reeds van het begin af zeker was. Maar het ging wel door een machtige strijd heen. De slang heeft niet nagelaten Christus dodelijk in de hiel te bijten. Hij stierf aan het kruis op Golgotha. Maar die dood was het laatste niet. Die dood was de doodsteek voor de duivel en het begin van Zijn eeuwige overwinning.
En al de Zijnen worden met Hem in de strijd betrokken. Het is de strijd tegen de duivel en al zijn listen en verleidingen. Ook de strijd tegen de ongehoorzaamheid en opstand tegen God.
Daarom brengt Calvijn Genesis 3:15 terecht in verband met Christus en met allen, die als Zijn leden één met hem zijn.
Zij worden in de strijd gezet. Maar in Christus ligt hun overwinning vast.
Daarom mag al het volk van God de troost ontvangen uit het woord van Paulus: De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden (Rom. 16:10).
God heeft een eeuwige strijd gezet. De strijd tussen vrouwenzaad en slangenzaad. Maar het is een strijd met een overwinning. Omdat Christus overwonnen heeft.
Oosterhoff
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1968
De Wekker | 8 Pagina's