Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Generale Synode (3) (Generale Synode 1968 IX)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale Synode (3) (Generale Synode 1968 IX)

(voortgezette vergadering)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

ADMA-kracht
In september had de synode bij de bespreking van het rapport van ADMA deputaten een nadere opdracht aan commissie IV gegeven nl. „het opstellen van een concept-instructie waaruit duidelijk moet blijken de noodzakelijkheid van de aanstelling en de taakomschrijving van deze diakonaal-sociaal deskundige kracht onder motivering waarom deze taak niet evengoed kan worden verricht door classicale correspondenten".
De commissie sprak nu in een aanvullend rapport over een aan te stellen „op sociaal en maatschappelijk terrein kundige kracht".
Tot zijn taak zou moeten behoren het bevorderen van de goede functionering van het diakonaat in het geheel van het christelijk-gereformeerd kerkelijk werk door middel van persoonlijke contacten, waarbij als eerste genoemd werd „met diakonieën door deze te bezoeken en zo te komen tot intensieve uitwisseling van diakonale gegevens, wensen en opvattingen". Vele andere taken werden genoemd b.v. het voorbereiden van een snelle beantwoording door deputaten van incidentele adviesaanvragen van diakonieën en overige correspondentie; ook het vergezellen van deputaten bij het door hen onderhouden van externe contacten voor zover deputaten dit nodig oordelen.
Uitgaande van de concept-instructie leek het de commissie onmogelijk dat de taak hierin omschreven ook wel door classicale correspondenten zou kunnen worden verricht. Wel werd de benoeming van classicale correspondenten noodzakelijk geacht, niet om het werk van een vrijgestelde over te nemen, maar wel om dit werk nog meer zinvol te doen zijn en tevens om de arbeid van deputaten ADMA op de juiste wijze in ons kerkelijk leven te integreren.
Bij de bespreking van deze zaak werd eerst het woord gevoerd door oud. v.d. Lee uit Alphen aan den Rijn, die namens de primus-afgevaardigde, ouderling van Leeuwen, die hij verving, zijn bezwaren tegen deze instructie kenbaar maakte. Reeds in de commissie had ouderling van Leeuwen opgemerkt dat hij vreesde dat aan bedoelde persoon teveel bevoegdheid in het plaatselijke diakonale werk zou worden verleend. Deze bezwaren werden nader uitgewerkt en opgenoemd in het betoog van br. v.d. Lee.
Ook ds. J.H. Velema maakte opmerkingen in dezelfde geest. Hij was niet tegen de aanstelling van een full-timer in dienst van deputaten. Maar hij vreesde wel dat hier op deze wijze hiërarchische gevaren dreigen. De kerkorde kent geen figuur, die het recht heeft zo maar een kerkeraads- of diakonale vergadering binnen te stappen. Wordt deze figuur een diakonaal inspecteur? En als de diakonieën hem niet willen ontvangen? Deze zaak moet z.i. anders geregeld worden. Deze persoon krijgt teveel bevoegdheid. Ds. op den Velde wees er namens prof. Hovius op dat op deze wijze de diakonie een zelfstandige plaats kan krijgen naast de kerkeraad.
De gemaakte opmerkingen van deze en andere broeders werden door ds. Brons als rapporteur beantwoord.
De secretaris van deputaten, drs. G. van Westrienen, ging in op de geopperde gevaren. De veronderstelde gevaren zullen met alle kracht worden tegengegaan. De voorzitter van deputaten, ds. A. Hilbers, verklaarde nog dat het bezoeken van diakonieën niet kan worden opgelegd.
Een uitvoerige bespreking volgde waarin enerzijds de kerkrechtelijke bezwaren werden genoemd en zoveel mogelijk ontzenuwd, terwijl anderzijds er de nadruk op gelegd werd: deputaten en de kerken hebben behoefte aan een figuur, die een dagtaak zal hebben aan de juiste diakonale voorlichting. Een dringend beroep werd op de vergadering gedaan een dergelijke kracht aan te stellen. Drs. Brienen meende dat de synode niet rijp was voor een beslissing. Hij wilde deputaten opdragen nader te onderzoeken hoe zij kunnen komen tot een goede functionering van het diakonaat in het geheel der kerken en tot verantwoorde voorlichting over sociale en maatschappelijke aangelegenheden en hierover aan de volgende synode te rapporteren. Prof. Oosterhoff vroeg: hoe denken de diakonieën over deze zaak? Dit kan in de komende drie jaar bekend worden als diakonieën speciale vergaderingen houden. Prof. Velema daarentegen zei: uit de enquête blijkt dat de diakonieën niet goed functioneren. We moeten de beslissing niet drie jaar uitstellen.
In de middagpauze zal de zaak nader worden bekeken. Aldus is geschied.
Bij het begin van de middagvergadering kon een gewijzigd voorstel worden aangenomen. In plaats van een deskundige kracht wordt de functionaris assistent genoemd.
Hij zal tot taak hebben deputaten bij te staan in het geven van voorlichting aan kerkeraden en meerdere vergaderingen inzake diakonale en maatschappelijke aangelegenheden. De overige punten van de instructie worden ongewijzigd aangenomen. De synode besloot nog deputaten te machtigen aan de kerken respect, diakonieën een bijdrage van ƒ 0,55 per lid te vragen.
De voorstellen werden aanvaard met slechts 2 stemmen tegen.
ADMA-deputaten krijgen dus een functionaris in de vorm van een diakonaalmaatschappelijk assistent. Na de administrateur van het kerkelijke bureau is hij dus de tweede full-timer, die de kerken zal dienen als gevolg van besluiten van deze synode.

Geestelijke verzorging gehandicapten
Commissie IV had te oordelen over vier stukken, die alle betrekking hebben op de geestelijke verzorging van lichamelijk en geestelijk gehandicapten: twee instructies van de Part. Synode van het Zuiden, een van die van het Oosten en een schrijven van de Stichting Prot. Centrum voor de zorg aan geestelijk en lichamelijk gehandicapten. Het Zuiden doelde te komen tot een kerkrechtelijke basis voor de uitspraak van de Gen. Synode van 1965/ '66; tevens wilde deze P.S. een deputaatschap voor deze arbeid om zodoende de kerken te stimuleren en bij de uitvoering van dit werk te begeleiden. Het Oosten wees op de grote nood onder de gehandicapten, meende dat er aan die nood in het verleden te weinig aandacht is geschonken, wilde dat de dep. ADMA opdracht kregen de kerken nader te informeren en te instrueren aangaande hun verantwoordelijkheid tegenover deze leden van de kerk en een desbetreffende vraag toe te voegen aan het reglement voor de kerkvisitatie. Ook de brief van genoemde Stichting vroeg in het bijzonder de aandacht der kerken voor de speciale, diakonale, en pastorale taak, die zij als kerk hebben tegenover de gehandicapten.
Commissie IV had een uitvoerig rapport opgesteld waaruit bleek dat deze commissie veel begrip had voor deze materie en de instructies positief wilde waarderen. Dat bleek uit de omvangrijke voorstellen, die deze commissie de Synode deed toekomen.
Enkele broeders brachten bezwaren in. Is het verantwoord voor deze arbeid een speciaal deputaatschap in te stellen en full- of halftimers dienst te laten doen? Heeft de commissie haar werk niet sterk overtrokken? Anderen daarentegen vonden het commissie-rapport heel juist.
Ds. J. Brons beantwoordde bij ontstentenis van rapporteur ds. T. Harder de gemaakte opmerkingen en ging vooral in op de kerkrechtelijke positie van hen, die voor deze arbeid bijzondere bekwaamheid hebben. Ds. I. de Bruyne lichtte uit de praktijk van het dovenwerk verschillende zaken toe.
Met algemene stemmen konden tenslotte beslissingen vallen t.a.v. deze zaak.
Allereerst werd een bepaling bij art. 3 D.K.O. opgenomen, waarbij het mogelijk wordt gemaakt dat een broeder, die bekwaam is voor deze arbeid, ook in zijn classis, particuliere synode en eventueel in een andere particuliere synode, het recht verkrijgt voor het spreken van een stichtelijk woord ten behoeve van de gehandicapte leden der gemeente.
Verder besloot de Synode, overtuigd van de opdracht der kerk zich in de vervulling van de ambten ook te richten tot de lichamelijk en geestelijk gehandicapten, overwegend dat het hier gaat om een zeer gespecialiseerde arbeid, in het reglement kerkvisitatie een vraag op te nemen — 44b — over de zorg aan deze leden der gemeente en een deputaatschap in te stellen. Tot de taak van dit deputaatschap zal behoren het informeren, stimuleren en begeleiden van de kerken aangaande de ambtelijke dienst aan deze leden en het zoeken van wegen, waarlangs de interkerkelijke samenwerking op basis van Schrift en belijdenis in de uitvoering van dit werk kan worden gerealiseerd.

Sluiting
Nadat in comité de begroting van de penningmeester van de synode was vastgesteld en verschillende benoemingen waren gedaan ging de praeses tot sluiting over nadat de Synode het voorstel van het moderamen had aanvaard Rotterdam- C. aan te wijzen als roepende kerk voor de Generale Synode van 1971.
De praeses sprak een slotwoord, waarin hij dank bracht aan de roepende kerk, haar praeses; br. Jac. Sikma, die leiding gaf aan de voorbereidingen; de brs. de Romph en Grijzen, die de administratie verzorgen; de staf van dames, die de synode- leden uitstekend verzorgden; de kerkeraden van Aalsmeer en Rijnsburg voor de bloemen, die zij zonden; br. van Lunteren, die menige fruit-tractatie verzorgde; en de koster. Vervolgens dankte hij allen, die zijn werk als praeses gemakkelijk hadden gemaakt, inzonderheid de leden van het moderamen en de hoogleraren.
De Synode is geen heilige synode en geen concilie; de oorsprong van de synode ligt in het pastorale vlak. Haar fundament is de band aan de belijdenis. Met alle divergenties, die er waren, zijn en zullen blijven, hebben we elkaar gevonden in de openlijke verklaring voor het aangezicht des Heeren bij het begin van de synode. Hij herinnerde aan de synode van 1869, toen onverwacht de hereniging tot stand kwam tussen de Afgescheidenen en de Kruisgezinden. Laten wij het beeld van de synode vasthouden en uitdragen in de gemeente. Onze dank gaat bovenal uit tot God, Die verwaardigde, riep en kracht gaf voor de arbeid.
De assessor dankte hierna de praeses voor de wijze, waarop hij de dienst verrichtte met de inzet van heel zijn persoonlijkheid.
Namens de prae-adviseurs sloot de rector prof. dr. W.H. Velema zich bij deze woorden aan. U wilde in de verscheidenheid de eenheid dienen, zoeken en bevorderen.
De praeses deelde tenslotte mee dat de kerkeraad van Hilversum-C. een enveloppe met inhoud krijgt te besteden voor een passend aandenken aan deze synode.
Hierna las de praeses het slot van 1 Korinthe 15. Na de kerk en haar arbeid aan de Heere te hebben opgedragen zongen we staande Ps. 90: 9.
Met hamerslag werd de Generale Synode hierna gesloten.
Na een kop koffie genuttigd hebben en van elkaar afscheid te hebben genomen reden de afgevaardigden weg in een dikke mist, dankbaar voor de samenbindende kracht, die ook van deze synode weer bleek te zijn uitgegaan.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1969

De Wekker | 8 Pagina's

Generale Synode (3) (Generale Synode 1968 IX)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1969

De Wekker | 8 Pagina's