Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gezangen (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gezangen (III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet bij voorbaat suspect
De brochure noemt het suspect (verdacht), wanneer een kerk in zijn afglijden aan de psalmen niet genoeg heeft en daarom naar gezangen grijpt (bl. 26). „Het is bijna onvermijdelijk, dat dan ingevoerde gezangbundels de sporen vertonen van die gevoelens, die aan de psalmen niet meer genoeg deden hebben. Dwaalleraars en ketters kunnen met Schrift (in de liturgie dus: de psalmen) niet overweg en zijn daarom als vanzelf aangewezen op het vrije lied".
Dat is natuurlijk juist. Maar daarom mag men nog niet elke vraag naar een uitbreiding van het lied der gemeente in de eredienst buiten de psalmen als suspect kenmerken. De brochure spreekt van de kerk in haar afglijden en de geschiedenis heeft geleerd wat er dan tevoorschijn komt. Maar er kan ook een vraag zijn naar uitbreiding van de gemeentezang in volkomen gehoorzaamheid aan de Schrift.
Uit het feit dat de Hervormde Kerk in haar afglijden van de Schrift behoefte kreeg aan gezangen, mag men nog niet concluderen dat elke vraag naar gezangen een afglijden van de Schrift betekent.
Is het werkelijk zo onwettig, wanneer de kerk van het Nieuwe Testament behoefte gevoelt om voluit vanuit de vervulling van het N.T. te zingen? Is het zó vreemd, wanneer zij van haar Heiland en van Zijn verlossing begeert te zingen, niet maar in „verhulde aanduidingen", maar rechtstreeks? Het is toch begrijpelijk, dat zij niet alleen in de prediking wil horen van Zijn geboorte. Zijn lijden, Zijn opstanding. Zijn hemelvaart en wederkomst, maar daar dan ook van zingen wil, in duidelijke, volle taal. En zou daar iets op tegen zijn?
Er wordt tegen in gebracht, dat de psalmen daar voldoende gelegenheid toe geven. Maar dat is slechts ten dele waar. Zeker, de psalmen zingen van Christus. En we kunnen ze niet missen. De psalmen geven diepten en perspektieven, die een gezang niet geven kan. Maar van de vervulling zingen ze nog niet. Ze wijzen er slechts heen. Ze zingen ook van veel dat nu nog op vervulling wacht. Met de psalmen mag de gemeente ook nu nog leven in de hoop op de blijde vervulling die nog komt. Maar een aanvankelijke vervulling van het beloofde heil is reeds gekomen bij de komst en de overwinning van Christus in deze wereld.
Daar is het Nieuwe Testament vol van.
En natuurlijk is de gemeente in staat om „als het ware de Gekomene in de Beloofde terug te projecteren" en zij doet dat ook bij het zingen van de psalmen. Deze worden niet alleen vanuit de vervulling verklaard, maar ook gezongen. Toch betekent dat niet, dat de gemeente ook niet rechtstreeks en met duidelijke nieuwtestamentische woorden van de vervulling en van de gekomen Heiland zingen mag.
Wanneer we op Paasfeest Ps. 118 zingen: De steen, die door de tempelbouwers verachtelijk was een plaats ontzegd, is tot verbazing der beschouwers van God ten hoofd des hoeks gelegd, dan denken we allen aan de opstanding van Christus. Maar dat is geen verhindering om ook eens ronduit te zingen: Christus, onze Heer, verrees, Halleluja!
De gemeente kan er een gewettigde behoefte aan hebben in haar lied de naam van haar Heiland op de lippen te nemen, van Zijn verlossing te zingen, Hem te danken voor Zijn oneindige liefde met woorden aan het Nieuwe Testament ontleend. Dat behoeft nog niet dadelijk als „Jesulatrie", d.i. een verering van Jezus ten koste van de Vader en de Geest de worden gebrandmerkt. Het moet ook in het nieuw-testamentische lied gaan om de eer van de drieënige God. Maar daaraan wordt niet tekort gedaan, wanneer de Vader, de Zoon en de Heilige Geest soms afzonderlijk worden genoemd of aangesproken. In het N.T. geschiedt dat ook herhaaldelijk.

Niet wijzer zijn dan God
De brochure zegt, dat we niet wijzer mogen zijn dan God. God heeft ons wel een liederenbundel gegeven in het O.T., maar heeft kennelijk een nieuw-testamentische bundel voor ons niet nodig gekeurd. En daarom, wie naast de psalmen in de kerk gezangen wil zingen, vindt, zich beroepend op de wens van Christus te zingen, toch eigenlijk dat de Heere in Zijn bijzondere zorg voor ons en onze zaligheid wel wat te kort geschoten is. Dat kan toch niemand, die de Schrift voluit als Gods Woord respecteert, voor zijn rekening willen nemen. En daarom zal men zich in het zingen der psalmen schikken, ook al vindt men het jammer dat in het boek der Psalmen Christus niet zo „openlijk" wordt genoemd als dit in gezangen het geval kan zijn, in het besef, dat de Heere ons wel een oud-testamentische psalmbundel, maar geen nieuw-testamentische gezangenbundel heeft gegeven.
Ik heb het gevoel, dat dit voor de schrijver van de brochure nog al een sterk argument is.
Maar dat is het toch niet.
In de eerste plaats betekent het feit, dat in één boek 150 psalmen bij elkaar staan niet, dat alleen die psalmen in de kerk zouden mogen gezongen worden. Er staan buiten de 150 psalmen ook nog andere psalmen in het O.T. en waarom zou de kerk die niet mogen zingen? De oude christelijke kerk heeft dat gedaan. Zij zong het lied van Mozes bij de Rode Zee (Ex. 15), zijn afscheidslied (Deut. 32), het gebed van Hanna (1 Sam. 2) e.a.
In de bundel Gezangen van Beza stonden o.a. Habakuk 3, Jes. 5, 12 en 26. En er zouden nog vele andere stukken uit het O.T. te noemen zijn, die de kerk van het N.T. met vreugde en tot haar troost zou kunnen zingen. We moeten niet denken dat God in het O.T. 150 psalmen bij elkaar heeft laten zetten met de bedoeling dat de kerk van alle eeuwen die alleen zou mogen zingen.
In het N.T. hebben we geen aparte zangbundel. Maar dat houdt niet in, dat de kerk van het N.T., aangegrepen door de blijde boodschap van het N.T. die boodschap ook niet met woorden aan het N.T. ontleend zou mogen uitzingen in haar eredienst. Dat behoort tot de vrijheid van de kerk van het N.T. Natuurlijk een vrijheid, gebonden aan het Woord.
Daarom moet elk gezang, dat niet overeenkomstig het Woord is en daaruit niet genomen is, worden afgewezen.
Vandaar dat de oude kerk en de kerk der reformatie zich het liefst hield aan berijmde Schriftgedeelten. Die sluiten het dichtst bij de tekst van de bijbel aan.
Ir. Smit ziet echter ook daarin een discriminatie t.a.v. de psalmen en een miskenning van de bijzondere zorg van God die alleen het Boek der Psalmen schonk als liederenbundel voor Zijn kerk.
Ik wees er reeds op, dat dit een misverstand is.

Berijmde Schriftgedeelten
Principieel is hiertegen geen enkel bezwaar. Men behoeft het ook niet als een afglijding te zien, wanneer de kerk vraagt naar een uitbreiding van haar liederental en ook rechtstreeks vanuit de volheid van de vervulling in het N.T. begeert te zingen. Men kan ook niet zeggen dat dit een afwijken is van de lijn der vaderen.
Wel zullen zulke - berijmingen evenals die van de psalmen in overeenstemming met de Schrift moeten zijn. Ze mogen niets anders vertolken dan de woorden en de bedoeling van de Schrift. Ze zullen ook moeten zijn gesteld in eenvoudige taal en mogen toch niet kinderachtig zijn. Ze moeten kerkliederen zijn in de volle zin van het woord. Dat zijn liederen, waarin de kerk in haar erediensten zich kan uitspreken en uitzingen telkens weer. Het moeten liederen zijn, waarnaar zij gaarne grijpt; waarin zij haar leed en verwachting, haar strijd en overwinning, haar belijdenis en lofprijzing steeds weer kan uitzingen. Dit stelt ook aan de muzikale toonzetting van het lied bijzondere eisen.
Vele berijmde Schriftgedeelten beantwoorden aan dit gestelde doel niet.
Onder de 102 Gezangen van de Herv. Kerk zijn 19 berijmde Schriftgedeelten opgenomen. Met Ir. Smit ben ik van mening dat de keuze en de berijming niet gelukkig is.
Het zal in de praktijk nog niet zo eenvoudig zijn een aantal geschikte berijmde Schriftgedeelten, voor de eredienst der kerk te vinden of te maken. Maar dat mag ons bij voorbaat niet weerhouden.
De laatste synode van onze kerken benoemde een deputaatschap en gaf haar opdracht om te zien naar berijmde Schriftgedeelten om deze in de eredienst te zingen.
Men kan het verlangen daartoe en dit besluit onmogelijk onschriftuurlijk of ongereformeerd noemen. Het werd dan ook met algemene stemmen aangenomen.
Jammer dat de Gereformeerde Bond tot een andere conclusie kwam, Anders was hier misschien iets om gemeenschappelijk te doen.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1969

De Wekker | 8 Pagina's

Gezangen (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1969

De Wekker | 8 Pagina's