Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dordtse leerregels (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dordtse leerregels (II)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het conflict over de leer
De aanleiding tot het opstellen van een aantal leerregels was de strijd tussen Remonstranten en Contraremonstranten, die begon met het conflict tussen Arminius en Gomarus.
In 1604 verdedigde de hoogleraar Jacobus Arminius in een disputatie aan de Leidse universiteit de opvatting, dat de verkiezing een verkiezing van de gelovigen is en de verwerping van de ongelovigen. Zijn collega Franciscus Gomarus diende hem van repliek.
De Staten van Holland en West-Friesland bemoeiden zich met de zaak en drongen op verzoening aan. Zij gaven Arminius gelegenheid om zich in een van hun vergaderingen te verantwoorden. Hij verklaarde toen ronduit, dat er in de kerk een groot verschil bestond over de leer der predestinatie. Scherp bestreed hij de leer van Gomarus.
In een van zijn brieven staat: Men zegt dat ik in mijn rede voor de Staten niet alleen het schild maar ook het zwaard heb gehanteerd en dat op onmatige wijze. De zaak eiste, dat ik het zwaard zou gebruiken!
De voorstelling, dat Arminius en zijn geestverwanten het slachtoffer zijn geworden van een ketterjacht van de partij van Gomarus, is niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Arminius deed een weloverwogen poging om de onhoudbaarheid van de gereformeerde leer van de uitverkiezing aan te tonen. De reactie bleef niet uit.
Volgens Gomarus ontkende Arminius, dat God bepaalde personen heeft verkoren tot zaligheid en dat het geloof een vrucht van de verkiezing is. Hij leerde dat de erfzonde geen zonde in de eigenlijke zin van het woord is en dat ook gelovigen kunnen afvallen.
In elk geval kan men uit de ontwikkeling van het conflict de conclusie trekken, dat de strijd niet beperkt bleef tot de leer der predestinatie. Het ging ook over de algemene verzoening, over erfzonde en vrije wil en over de volharding der heiligen.
Het is duidelijk, dat dit geen academische kwesties waren. De kerk was erbij betrokken. Over en weer koos men positie.
De belangrijkste stukken zijn de Remonstrantie en de Contra-Remonstrantie.
Onder leiding van Johannes Wtenbogaert — Arminius was in 1609 overleden — werd een vergadering gehouden, waarin een verklaring werd opgesteld, die meer dan veertig personen, meest predikanten, ondertekenden. Deze „Remonstrantie" werd in 1610 bij de Staten van Holland ingediend.
In vijf stellingen of artikelen wordt het standpunt van de „remonstranten" samengevat en dat van hun tegenpartij eveneens.
Wie de Remonstrantie oppervlakkig leest, zal moeite hebben om te ontdekken waar het eigenlijk om gaat. Er wordt zelfs in gezegd, dat de mens het zaligmakend geloof niet van zichzelf heeft. Maar in het eerste artikel is sprake van een verkiezing van mensen, die zullen geloven en volharden, en niet van een verkiezing, waaraan ook het geloof zelf te danken is; in het tweede artikel wordt de genade niet onwederstandelijk genoemd en in het vijfde wordt de mogelijkheid van een afval der heiligen opengelaten.
De vijf artikelen van de Remonstrantie zijn wel enigszins diplomatiek geformuleerd, maar de beoordeling van het gevoelen van de tegenstanders verraadt genoeg: zeer onstichtelijk en schadelijk en aan de schapen van Christus niet als een gezonde spijze der ziel voor te zetten.
Van remonstrantse zijde is van het stuk gezegd, dat het de banier was, waaromheen zich al de vrijzinnig godsdienstigen van die dagen en de kerkelijk en politiek verdraagzamen schaarden. Een gereformeerd theoloog noemde het een publieke oorlogsverklaring.
De Remonstrantie werd in 1611 beantwoord met een Contra-Remonstrantie, waarin zes predikanten er ernstig bezwaar tegen maakten, dat men deed alsof de predestinatie in de kerk op de voorgrond werd geplaatst. Er pleegt voorzichtig over gesproken te worden naar de regel van Gods Woord „alleen tot voorstant van Godes onverdiende genade ende wechneminghe van alle menschelijcke verdiensten en de waerdicheyt, als oock tot versterckinge van den vasten troost der geloovigen".
Omdat de Remonstranten de gereformeerde leer zo onaannemelijk mogelijk voorstelden, geeft de Contra-Remonstrantie een korte uiteenzetting van wat er in de kerk geleerd wordt. Het geloof en de godzaligheid zijn vruchten der verkiezing. De opvatting van de Remonstranten is in strijd met Gods eer en de enige troost van de mens in leven en sterven.

De Haagse Conferentie
De Contra-Remonstrantie was bestemd voor een conferentie, die door de Staten van Holland in 1611 werd bijeengeroepen.
De documenten van deze conferentie zijn opgenomen in het werk: „Schriftelicke Conferentie, gehouden in 's-Gravenhaghe inden Jare 1611 tusschen sommighe Kercken-dienaren" (1612). Het is een belangrijke bron voor de kennis van de beide standpunten.
Volgens de zienswijze van de Remonstranten is het geloof geen vrucht van de verkiezing, want als het geloof uit de verkiezing zou voortvloeien, zou het ongeloof uit de verwerping voortvloeien. Dat laatste is echter absurd. Dus is ook het eerste onaanvaardbaar. Het geloof is geen vrucht van de verkiezing!
Met dergelijke redeneringen meenden zij sterk te staan. Een theologie, die deze logica niet aanvaardde, heette mank en kreupel.
Op de Haagse Conferentie kwam ook naar voren, dat de Remonstranten ten aanzien van de afval der heiligen verder gingen dan in de Remonstrantie zelf. Nu zeiden zij dat ware gelovigen hun geloof kunnen verliezen, sommigen voor een tijd, anderen voor altijd.
Volgens de Contraremonstranten is de genade de enige werkende oorzaak van geloof en bekering, terwijl er volgens de Remonstranten nog iets bij moet komen: de medewerking van de wil van de mens als tweede oorzaak. Dat is de onzekere factor!
Er werd op de Haagse Conferentie in het minst geen overeenstemming bereikt. Evenmin op de Delftse Conferentie van 1613.
Het conflict spitste zich toe en het kerkelijk leven geraakte hoe langer hoe meer in de crisis. De Remonstranten vreesden voor een eventuele synodale uitspraak en vooral Holland, waar zij de meeste invloed hadden, trachtte te beletten dat er een synode kwam.
Na allerlei politieke verwikkelingen besloten de Staten-Generaal eindelijk — met vier tegen drie stemmen — dat er een nationale synode gehouden zou worden. Dordrecht, de oudste stad van Holland, zou de plaats van samenkomst zijn.

Van Genderen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1969

De Wekker | 8 Pagina's

Dordtse leerregels (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1969

De Wekker | 8 Pagina's