Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dordtse leerregels (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dordtse leerregels (V)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eeuwige verkiezing
Het eerste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels begint niet bij de raad Gods, maar bij de zonde van de mens. God zou niemand onrecht hebben gedaan, als Hij het gehele menselijke geslacht in de zonde en de vervloeking had willen laten.
Maar Hij heeft Zijn liefde geopenbaard in de zending van Zijn Zoon. Wie in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben. Deze zeer blijde boodschap laat God verkondigen aan wie Hij wil en wanneer Hij wil.
De prediking van het evangelie heeft niet altijd dezelfde uitwerking. Niet allen komen tot het geloof. De oorzaak of schuld van het ongeloof is bij de mens zelf te zoeken. Het geloof is echter gave van Gods genade.
Zo spreekt dit belijdenisgeschrift over de situatie van de gevallen mens, over het evangelie en de verschillende reactie daarop, en dan eerst over de predestinatie: Dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voort van Zijn eeuwig besluit (Hoofdst. I, 6).
Er was geen onderscheid, want allen bevonden zich in dezelfde staat. God maakte in Zijn barmhartigheid en rechtvaardigheid onderscheid door te verkiezen en te verwerpen.
Dan wordt de verkiezing omschreven als een onveranderlijk voornemen Gods, door hetwelk Hij vóór de grondlegging der wereld een zekere menigte van mensen, niet beter of waardiger zijnde dan anderen, maar in de gemene ellende met anderen liggende, uit het gehele menselijk geslacht, van de eerste rechtheid door hun eigen schuld vervallen in de zonde en het verderf, naar het vrije welbehagen van Zijn wil, tot de zaligheid, uit louter genade, uitverkoren heeft in Christus, Die Hij ook van eeuwigheid tot een Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen en tot een fundament der zaligheid gesteld heeft (7).
De verkiezing is verkiezing in Christus.
Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld (Ef. 1: 4). God heeft verloren mensen in Jezus Christus verkoren. Hij is de Middelaar en het Hoofd van alle uitverkorenen. God besloot hen aan Christus te geven opdat Hij hun Zaligmaker zou zijn.
Er is geen verkiezing buiten Christus om. Daarom zullen wij de zekerheid van onze verkiezing ook alleen in Hem vinden. Wij zouden kunnen denken aan het bekende woord van Calvijn: Christus is dus de spiegel, waarin wij onze verkiezing behoren te aanschouwen en dat ook zonder bedrog mogen doen.
Als verkiezing in Christus is Gods verkiezing geen verkiezing op grond van iets in de mens zelf, zijn geloof, zijn gehoorzaamheid, zijn heiligheid of wat dan ook.
Het is een verkiezing tot het geloof. God heeft de Zijnen niet verkoren omdat zij heilig waren, maar opdat zij heilig en onberispelijk voor Hem zouden zijn in de liefde. Ook hier verwijzen de Leerregels naar de woorden van Paulus. Gods eeuwig welbehagen is de enige oorzaak van de uitverkiezing.
De verkiezing is verkiezing van eeuwigheid. De verkiezing vóór de grondlegging der wereld is het bewijs van Gods eeuwige liefde voor de Zijnen. Voordat wij er waren, was Zijn liefde er.
Wij zullen op grond van Gods Woord niet alleen moeten spreken van een verkiezend handelen van God in de tijd, maar ook van het eeuwig besluit van de uitverkiezing. Dat wil allerminst zeggen, dat al wat er in de tijd gebeurt onbelangrijk wordt. Gods eeuwig besluit heft de verantwoordelijkheid van de mens niet op.

Verkiezing en verwerping
De verkiezing is een verkiezing van bepaalde mensen, die niet beter zijn dan anderen.
De Leerregels zeggen: De Heilige Schrift getuigt, dat niet alle mensen zijn verkoren, maar sommigen niet verkoren of in Gods eeuwige verkiezing voorbijgegaan. God heeft naar Zijn gans vrij, rechtvaardig, onberispelijk en onveranderlijk welbehagen besloten hen te laten in de gemene ellende, waarin zij zichzelf door hun eigen schuld hebben gestort (15).
In wezen wordt het in art. 16 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis niet anders gezegd.
Tegen deze leer van de dubbele predestinatie zijn voor en na ernstige bezwaren ingebracht.
Dr. J.G. Woelderink schreef: „In de D.L. zijn verkiezing en verwerping niet meer de kanalen, waardoor de stroom van Gods deugden zich een weg baant, maar zij zijn bronnen geworden, waaruit heil en verderf voortkomen". Woelderink wijst erop, dat de verkiezing de bron van alle zaligmakend goed wordt genoemd. Hij kan echter geen plaats aangeven, waar de verwerping als bron of oorzaak van het kwaad wordt 'beschouwd. Daar is geen sprake van.
Het is van belang om in verband hiermee te letten op een passage uit het Besluit van de Dordtse Leerregels, waarin wij lezen dat de kerken de gedachte verfoeien en verwerpen, dat de verwerping op dezelfde wijze (eodem modo) de oorzaak van de ongelovigheid en goddeloosheid is als de verkiezing de fontein en oorzaak is van het geloof en de goede werken.
Men kan de verkiezing wel de bron van het geloof noemen. Maar er is bij God geen andere bron, waaruit op de een of andere wijze het ongeloof zou voortkomen.
Bij de Remonstranten troffen wij de redenering aan: Wanneer het geloof uit de verkiezing voortvloeit, moet het ongeloof uit de verwerping voortvloeien. Voor deze „logica" zijn de gereformeerde theologen niet gezwicht. Verkiezing en verwerping worden niet op één lijn gesteld. De verwerping is niet het spiegelbeeld van de verkiezing.
Wel erkennen wij dat het niet buiten Gods raad omgaat, dat sommige mensen geloven en anderen niet geloven. In de Leerregels wordt Ef. 1: 11 geciteerd: God werkt alle dingen naar de raad van Zijn wil.
Er blijven bij deze predestinatieleer vragen over. Het zijn vooral vragen met betrekking tot de verhouding van Gods raad en de zonde. Daar is al eeuwenlang diep over nagedacht en niemand zal er het laatste woord over kunnen zeggen.
In de Leerregels wordt gewaarschuwd tegen het nieuwsgierig (curieus) onderzoeken van de wegen van de Allerhoogste (14). Eén van de Schriftwoorden, die dan meespreken, is Rom. 11:33, 34. Gods beschikkingen zijn ondoorgrondelijk. Zijn wegen onnaspeurlijk.
Het is geen wonder dat er minder Schriftplaatsen aangehaald worden bij de leer van de verwerping dan bij de leer van de verkiezing. Er wordt ook veel uitvoeriger over de verkiezing gesproken.
Maar het wordt een dwaling genoemd om te leren, dat God niemand besloot te verwerpen (Hoofdst. I, Verw. 8). God ontfermt Zich over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil (Rom. 9: 18).
De wetenschap dat er een verwerping is, moet ons ertoe brengen ons des te meer te verwonderen over de verkiezing, Gods soevereine genade maakt ootmoedig.
God, Die ons door het evangelie tot het geloof roept en Zelf het geloof in ons hart werkt, was dat niet aan ons verplicht. Hij had ons kunnen voorbijgaan. Maar in Christus bewijst Hij Zijn barmhartigheid „tot prijs van de rijkdommen Zijner heerlijke genade".

Van Genderen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1969

De Wekker | 8 Pagina's

Dordtse leerregels (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1969

De Wekker | 8 Pagina's